ECLI:NL:RBROT:2015:8156

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
C/10/458175 / HA ZA 14-887
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goederenrechtelijk geschil over buurweg en onrechtmatige daad bij plaatsing van schutting

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een goederenrechtelijk geschil tussen buren over een buurweg. De eisers, beiden wonende te [woonplaats], hebben de gedaagden, ook beiden wonende te [woonplaats], aangeklaagd omdat de gedaagden een nieuwe schutting hebben geplaatst die de breedte van de buurweg heeft versmald. De eisers vorderen dat de gedaagden worden veroordeeld tot het verplaatsen van de schutting zodat de buurweg weer 1,51 meter breed is. De eisers stellen dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door zonder hun toestemming de schutting te verplaatsen, wat in strijd is met artikel 719 van het Burgerlijk Wetboek (oud). De gedaagden hebben erkend dat de nieuwe schutting 10 à 12 cm verder naar buiten is geplaatst dan de oude schutting, maar betwisten dat zij verplicht waren om de oorspronkelijke breedte van de buurweg te handhaven.

De rechtbank oordeelt dat het pad tussen de tuinen van partijen een buurweg is, zoals bedoeld in artikel 719 BW (oud), en dat de gedaagden zonder toestemming van de eisers onrechtmatig hebben gehandeld door de schutting te verplaatsen. De rechtbank wijst de vordering van de eisers toe en veroordeelt de gedaagden om de schutting binnen veertien dagen te verplaatsen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast worden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn begroot op € 1.283,74. Dit vonnis is uitgesproken op 11 november 2015 door mr. A. Eerdhuijzen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/458175 / HA ZA 14-887
Vonnis van 11 november 2015
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. K. Azghay,
tegen

1.[gedaagde] ,

2.
[gedaagde],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. P.M.D. Weijers.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 maart 2015 en de daarin genoemde processtukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2015 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] en [gedaagden] zijn buren van elkaar. Tussen de achtertuinen van hun woningen ligt een buurweg. Zij zijn gezamenlijk eigenaar van het tussen hun tuinen liggende gedeelte van die buurweg.
2.2.
Zowel in de akte waarbij [eisers] de eigendom van zijn woonhuis heeft verkregen als in de akte waarbij [gedaagden] de eigendom van zijn woonhuis heeft verkregen, wordt verwezen naar danwel staat letterlijk aangehaald de volgende clausule:
“18.Buurweg
De op vorenbedoelde kaart met arcering aangegeven stroken grond moeten worden aangemerkt als buurpad in de zin van artikel 719 van het Burgerlijk Wetboek en mogen uitsluitend worden gebruikt om te voet met of zonder aan de hand gevoerde kinderwagens, kruiwagens, rijwielen of andere kleine voertuigen te komen en te gaan van en naar de openbare weg.
De eigenaren van de van voormelde uitpaden gebruik makende percelen zijn verplicht deze uitpaden voor hun rekening te onderhouden, ieder voor een gelijk gedeelte.”
2.3.
[gedaagden] heeft de oude schutting die onder meer diende als afscheiding tussen zijn tuin en de buurweg vervangen door een nieuwe schutting.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagden] tot het verplaatsen van de schutting zodat de buurweg 1,51 meter breed is gemeten vanaf de schutting van [eisers] , zulks op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagden] jegens hem een onrechmatige daad heeft gepleegd door zijn nieuwe schutting zodanig te plaatsen dat de gemeenschappelijke buurweg is versmald waardoor [eisers] hinder ondervindt.
3.3.
[gedaagden] heeft erkend dat de nieuw geplaatste schutting ten opzichte van de oorspronkelijke, oude plaats van de schutting 10 à 12 cm naar buiten is gekomen. [gedaagden] betwist dat er een verplichting op hem rustte om de oorspronkelijke breedte van de buurweg te handhaven.

4.De beoordeling

4.1.
Het pad dat tussen de tuinen van partijen ligt, betreft blijkens de hiervoor aangehaalde akte een pad dat bestemd is tot buurweg. Ingevolge het overgangsrecht, onder het nieuwe burenrecht na 1 januari 1992, is het pad een buurweg gebleven als bedoeld in artikel 719 BW (oud). In dit artikel is bepaald dat voetpaden, dreven of wegen aan verscheidene geburen gemeen, en welke hun tot eenen uitweg dienen, niet dan met gemeene toestemming kunnen worden verlegd, vernietigd of tot een ander gebruik gebezigd, dan waartoe dezelve zijn bestemd geweest.
4.2.
[gedaagden] heeft erkend en derhalve staat vast dat hij zonder toestemming van [eisers] een deel van de buurweg bij zijn tuin heeft getrokken toen hij de nieuwe schutting plaatste (zijn eerdere stellingname dat de buurweg juist breder was geworden alsmede dat [eisers] had ingestemd met de plaatsing van de nieuwe schutting, heeft [gedaagden] ter zitting niet gehandhaafd). Daar die toestemming op grond van artikel 719 BW (oud) wel nodig was heeft [gedaagden] gehandeld in strijd met een wettelijke bepaling en heeft hij dus onrechtmatig jegens [eisers] gehandeld.
4.3.
Het was dan ook niet nodig om, zoals [gedaagden] aanvoert, in de notariële akte op te nemen wat de oorspronkelijke breedte van de buurweg was en dat die oorspronkelijke breedte gehandhaafd diende te worden. Immers, die handhaving volgt reeds uit artikel 719 BW (oud). Daar kan slechts van worden afgeweken bij “gemeene” toestemming.
4.4.
De redenen waarom [gedaagden] een deel van de buurweg bij zijn tuin heeft getrokken - het had te maken met de (maat van de) schuttingdelen in combinatie met de putdeksel en de buurweg was eerder feitelijk smaller als gevolg van de tegen de oude schutting geplante ligusterhaag - maken het vorenstaande niet anders. Ook de verklaring van andere buren dat het pad bij de huidige maatvoering voldoet, doet hier niet aan af.
4.5.
[gedaagden] heeft niet weersproken dat de buurweg - voordat hij de schutting verplaatste - van de schutting van [eisers] tot zijn schutting 1.51 meter breed was. Daarmee staat de maatvoering van de buurweg vast.
De weerlegging van [gedaagden] van de door [eisers] ter onderbouwing overgelegde kadastrale veldkaart en de discussie over de ligusterhaag en de foto’s is derhalve niet meer relevant. Het standpunt van [eisers] wordt voorts onderbouwd met de stelling dat de kadastrale grens tussen beide percelen is gesitueerd in het midden van de grote grijze tegels die in het pad liggen. Die tegels liggen er al vanaf het begin, aldus [eisers] Dit laatste wordt niet door [gedaagden] betwist, zoals blijkt uit (alinea 33 van) de conclusie van antwoord. Daar staat immers “de stoeptegels lagen al in het pad”.
4.6.
De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd als na te melden.
4.7.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op
verschotten € 97,74
griffierecht € 282,00
advocaatkosten
€ 904,00
€ 1.283,74

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot het verplaatsen van de schutting zodat de buurweg 1.51 meter breed is gemeten vanaf de schutting van [eisers] , zulks op straffe van een dwangsom van € 250 per dag, althans een deel van een dag, dat [gedaagden] nalaat gehoor te geven aan dit vonnis, met een maximum van € 25.000;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] begroot op € 1.283,74, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten indien niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot betaling is overgegaan;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2015. [1]

Voetnoten

1.2294/2457