In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een goederenrechtelijk geschil tussen buren over een buurweg. De eisers, beiden wonende te [woonplaats], hebben de gedaagden, ook beiden wonende te [woonplaats], aangeklaagd omdat de gedaagden een nieuwe schutting hebben geplaatst die de breedte van de buurweg heeft versmald. De eisers vorderen dat de gedaagden worden veroordeeld tot het verplaatsen van de schutting zodat de buurweg weer 1,51 meter breed is. De eisers stellen dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door zonder hun toestemming de schutting te verplaatsen, wat in strijd is met artikel 719 van het Burgerlijk Wetboek (oud). De gedaagden hebben erkend dat de nieuwe schutting 10 à 12 cm verder naar buiten is geplaatst dan de oude schutting, maar betwisten dat zij verplicht waren om de oorspronkelijke breedte van de buurweg te handhaven.
De rechtbank oordeelt dat het pad tussen de tuinen van partijen een buurweg is, zoals bedoeld in artikel 719 BW (oud), en dat de gedaagden zonder toestemming van de eisers onrechtmatig hebben gehandeld door de schutting te verplaatsen. De rechtbank wijst de vordering van de eisers toe en veroordeelt de gedaagden om de schutting binnen veertien dagen te verplaatsen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast worden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn begroot op € 1.283,74. Dit vonnis is uitgesproken op 11 november 2015 door mr. A. Eerdhuijzen.