4.2.2.Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Bij de meldkamer van de politie Rotterdam zijn op 3 februari 2015 omstreeks 23.56 uur meerdere meldingen binnengekomen, inhoudende dat de melders een drietal schoten hoorden in de [naam straat 1] waarna zij een man zagen instappen in een rode personenauto die stond op de kruising van de [naam straat 1] en de [naam straat 2]. De auto reed vervolgens hard weg over de [naam straat 2] en reed richting de [naam straat 3]. Kort hierop waren politieambtenaren ter plaatse. Zij troffen in de voortuin van een woning gelegen aan de [naam straat 4] [huisnummer] een slachtoffer aan met een schotwond in het lichaam. Op de [naam straat 1] troffen zij twee hulzen aan. Het slachtoffer is vervoerd naar het ziekenhuis alwaar hij op 4 februari om 01.08 uur is overleden. Blijkens sectie door de patholoog is het slachtoffer overleden ten gevolge van een doorschot door de rug en borst. Het slachtoffer bleek [slachtoffer] te zijn.
De vraag die de rechtbank moet beoordelen, is of de verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft dood geschoten.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Blijkens de verklaringen van [getuige 1] woonde zij samen met de verdachte in zijn flatwoning aan de [naam straat 5] te [plaats]. [Getuige 1] ging in de avond van
3 februari 2015 met het slachtoffer met haar auto naar de woning van de verdachte om daar haar oorbellen op te halen. [Getuige 1] had de verdachte kort daarvoor met de telefoon van het slachtoffer ingelicht over haar komst. Bij aankomst bleef het slachtoffer in de auto achter en ging [getuige 1] naar de woning van de verdachte. [Getuige 2] deed voor [getuige 1] de portiekdeur open en de verdachte liet [getuige 1] binnen in zijn woning.
Omdat [getuige 1] volgens de verdachte ten onrechte een kussen van hem had meegenomen toen zij eerder die avond met haar spullen bij hem was vertrokken, liep [getuige 1] terug naar haar auto om dat kussen te halen. Bij terugkomst bij haar auto zag [getuige 1] dat het slachtoffer niet meer in haar auto zat. Toen [getuige 1] vervolgens met het kussen weer naar boven liep naar de woning van de verdachte zag zij de verdachte in een zwarte jas naar beneden lopen, in zijn auto (een bordeaux rode [personenauto] met kenteken [kenteken 1] (naar de rechtbank begrijpt heeft zij bedoeld kenteken [kenteken])) stappen, de autosleutels uit haar auto halen en vervolgens hard wegrijden. De verdachte sloeg met zijn auto rechtsaf richting de [naam straat 2]. [Getuige 1] hoorde minder dan een minuut daarna klappen.
De verklaringen van [getuige 1] zijn gedetailleerd en consistent en vinden bovendien steun in de historische gegevens van de telefoon van het slachtoffer, de verklaring van getuige [getuige 5] van de [naam organisatie] die, zoals [getuige 1] ook heeft verklaard, later op die avond kwam omdat zij geen sleutels van haar auto meer had, en de verklaring van [getuige 2]. [Getuige 2], verklaart immers dat er op 3 februari 2015 omstreeks 23.00-24.00 uur een meisje aanbelde bij haar woning aan de [naam straat 5] [nummer] te [plaats] die haar vroeg of zij de portiekdeur open wilde doen en met haar mee wilde lopen, dat het meisje aanbelde bij een woning ergens in het midden van de galerij, dat er werd opengedaan door een jongen, dat zij het meisje iets hoorde zeggen over oorbellen, dat het meisje op een gegeven moment weer naar buiten kwam en dat, toen zij en het meisje beneden bij de portiekdeur waren, de verdachte langs hen heen rende en met grote snelheid wegreed in een rode auto richting de [naam straat 4] en dat zij kort hierop drie knallen hoorde.
De rechtbank acht de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] geloofwaardig en betrouwbaar en zal deze dan ook voor het bewijs gebruiken.
De getuigen [getuige 6], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 7], bewoners van een flatgebouw aan de [naam straat 1] te [plaats], hebben verklaard dat zij op 3 februari 2015 vlak voor middernacht drie schoten hoorden. Zij zagen kort hierna op de [naam straat 1] en/of vanuit de richting van de [naam straat 4] een man met donker haar en een zwarte jas rennen naar een op de kruising van de [naam straat 1] met de [naam straat 2] geparkeerd staande rode personenauto met geopend bestuurdersportier. Deze man stapte als bestuurder in waarna die auto hard wegreed over de [naam straat 2] richting de [naam straat 3].
Deze verklaringen zijn ieder afzonderlijk zeer specifiek met betrekking tot de bovenstaande waarnemingen en op de belangrijke onderdelen gelijkluidend. De rechtbank acht deze verklaringen dan ook geloofwaardig en heeft geen redenen om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Dat er enkele verschillen zijn in de verklaringen, zoals is aangevoerd door de verdediging, en dat deze waarnemingen in het donker zijn geschied, tast de kern van die verklaringen niet aan. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar en zal deze eveneens voor het bewijs gebruiken.
Blijkens camerabeelden reed op 3 februari 2015 om 23.56:06 uur een auto met hoge snelheid komend uit de richting van de [naam straat 1] richting [naam straat 6] en om 23.56:36 uur reed een bordeaux rode auto met zwarte velgen gelijkend op een [personenauto] op de [naam straat 6] komend vanuit de richting van de [naam straat 2] rijdend richting de [naam straat 7].
Dezelfde auto reed vervolgens met hoge snelheid richting [naam straat 8] en sloeg deze straat in bij een doodlopend stuk om 23.59:18 uur. Op de [naam straat 8] wonen de moeder en de broer van de verdachte. Op 5 februari 2015 werd in de [naam straat 9] te [plaats] door de politie een rode [personenauto] met kenteken [kenteken] in beslag genomen.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bijna dagelijks in de [personenauto] met kenteken [kenteken] rijdt. Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat de verdachte altijd reed in de rode [personenauto] en dat niemand anders en zelfs zijn broer hierin niet mocht rijden.
Getuige [getuige 9], collega van de verdachte bij de [werk van de verdachte], heeft verklaard dat de verdachte altijd met een bordeauxrode auto met zwarte velgen op zijn werk kwam, ook op 3 februari 2015. Voorts volgt uit het dossier dat de verdachte op 4 februari 2015 de verzekeringspremie heeft betaald voor de rode [personenauto] met kenteken [kenteken].
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachte zo hij al niet de enige gebruiker van de auto was, hij in ieder geval de hoofdgebruiker hiervan was, ook al stond de auto niet op zijn naam. Dit gegeven in combinatie met hetgeen hiervoor reeds is overwogen, leidt tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die op 3 februari 2015 kort voor middernacht in de [personenauto] met kenteken [kenteken] heeft gereden.
Tussenconclusie:
De verdachte is kort voor het schietincident in de rode [personenauto] met kenteken [kenteken] gestapt en is in de richting gereden van de plaats waar het slachtoffer enkele ogenblikken later is neergeschoten. De verdachte is kort na de schoten uit de richting van de plaats waar het slachtoffer is gevonden, komen lopen en is vervolgens (weer) in de rode [personenauto] gestapt en met hoge snelheid weggereden via de [naam straat 2] naar de [naam straat 8], waar onder andere zijn moeder woont.
De twee op de [naam straat 1] aangetroffen hulzen, de jas van het slachtoffer en het stuur, de versnellingspook en de handrem van de [personenauto] met kenteken [kenteken] zijn bemonsterd op schotresten. Het door het NFI naar die bemonsteringen verrichte schotrestenonderzoek heeft een vrijwel zekere relatie aangetoond tussen de bemonsterde delen van de [personenauto] en een schietproces, alsmede een vrijwel zekere relatie tussen de bemonsterde delen van de jas van het slachtoffer en een schietproces. De bevindingen van het door het NFI verrichtte aanvullend schotrestenonderzoek zijn dat het waarschijnlijker is dat de hypothese dat de deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de auto, de hulzen en de beschadiging in de jas van het slachtoffer dezelfde herkomst hebben juist is, dan dat de hypothese dat deze deeltjes verschillende bronnen van herkomst hebben juist is.
Het bovengenoemde schotrestenonderzoek is uitgevoerd door een deskundige van het NFI die tot voornoemde conclusies gekomen is op grond van de beschikbare literatuur met betrekking tot dit onderwerp, diens beschouwingen en ervaring als deskundige. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige methodisch te werk is gegaan en dat zijn conclusies worden gedragen door de bevindingen. Hetgeen de raadsvrouw daartegen in heeft gebracht, is van onvoldoende gewicht om aan de conclusies van de deskundige te twijfelen.
Tussenconclusie:
De in de [personenauto] met kenteken [kenteken] aangetroffen schotresten zijn afkomstig van het schietincident als gevolg waarvan het slachtoffer het leven heeft gelaten.
Conclusie:
De verdachte heeft op 3 februari 2015 rond het tijdstip van het tenlastegelegde schietincident als enige gebruik gemaakt van de [personenauto] met kenteken [kenteken] en de in die [personenauto] aangetroffen schotresten zijn afkomstig van dat schietincident. Aldus is wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die het slachtoffer heeft doodgeschoten.