Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
4 [gedaagde4],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 juli 2014;
- de akte van[gedaagden] d.d. 21 oktober 2014;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overlegging producties in conventie;
- het faxbericht van mr. Klaassen d.d. 4 november 2014, waarin hij aangeeft dat[gedaagde1] op 15 juli 2014 en [gedaagde2]. op 16 september 2014 in staat van faillissement zijn gesteld;
- het bericht van de rechtbank d.d. 4 november 2014 dat de procedure in conventie tegen[gedaagde1] en [gedaagde2]. op grond van het bepaalde in art. 29 van de Faillissements-wet van rechtswege is geschorst;
- de brief van de curator mr.[curator] d.d. 5 november 2014, waarin staat dat hij de procedure niet overneemt;
- het proces-verbaal van comparitie van 6 november 2014;
- de brief van mr. [vennoot2] van 24 november 2014, waarin zij enkele opmerkingen maakt over het proces-verbaal van de comparitie.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
- [eiser] heeft als gevolg daarvan schade geleden ten bedrage van € 194.431,13;
- als enig (indirect) bestuurder en aandeelhouder zijn [gedaagde3] en [gedaagde4] op grond van artikel 2:11 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de tekortkomingen van[gedaagde1];
- [gedaagde4] is in naam van[gedaagde1] verplichtingen aangegaan terwijl hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg van de niet-nakoming door [eiser] te lijden schade;
- bovendien treffen [gedaagde4] als feitelijk verantwoordelijk bestuurder dusdanig ernstige verwijten dat hij uit hoofde van onrechtmatige daad eveneens in persoon aansprakelijk is voor de schade van [eiser]; immers, hij heeft willens en wetens onjuiste informatie en mededelingen aan [eiser] verstrekt of laten verstrekken waardoor [eiser] een te hoge koopprijs heeft betaald.
- ondanks de uitspraak van de kantonrechter voert [eiser] nog steeds de naam[gedaagden] als handelsnaam; een handelsnaam bestaat niet alleen uit de naam zelf maar ook uit de daaraan verbonden logo`s, afbeeldingen en afkortingen in de logostijl alsmede uit mail-adressen en websites met de naam[gedaagden];
- vanaf 1 januari 2012 – de datum waarop de evaluatie van het gebruik van de handelsnaam plaats zou hebben – is [eiser] van die naam gebruik blijven maken en menen[gedaagden] aanspraak te kunnen maken op betaling van de vergoeding die voor het eerste jaar overeengekomen was, te weten € 2.000,- per kwartaal;
- tot aan de conclusie van eis in reconventie zijn 10 kwartalen verstreken, zodat[gedaagden] menen aanspraak te kunnen maken op € 20.000,- plus € 2.000,- voor ieder verder kwartaal.
4.De beoordeling in conventie
bestuurdersaansprakelijkheid I
uit de wet voortvloeiende aansprakelijkheiden dus niet op contractuele aansprakelijkheid. Dit is ook bevestigd in een passage in de Memorie van Antwoord (Kamerstukken I
,16 631, nr. 27b, p. 22).
onrechtmatigjegens [eiser] hebben gehandeld. [eiser] stelt in dit verband dat door [gedaagde4] onjuiste mededelingen zijn verstrekt ten aanzien van:
wistdat zijn personeel nog betaald moest krijgen. [bedrijfleidster], de toenmalige bedrijfsleider van[gedaagde1] te Zwolle, verklaarde hierover dat op het kantoor te Rotterdam schema`s lagen met daarop wel en niet opgenomen vakantiedagen en dat [gedaagde4] kon beschikken over die schema`s en hij de verschuldigdheid van vakantiegelden e.d. dus toen al
had kunnen weten. Op grond hiervan kan echter niet worden aangenomen dat [gedaagde4] in dit opzicht
bewustonjuiste informatie heeft verstrekt. Bij gebreke van een voldoende concreet en gespecificeerd bewijsaanbod faalt dit onderdeel van de vordering.
digitaalklantenbestand, geen sprake is geweest. Daaraan doet niet af dat er in het eerste halfjaar na de overname problemen met het systeem ontstonden en dat [gedaagde4] de programmeurs beweerdelijk niet betaald zou hebben.
Ten bewijze van de onjuistheid van de genoemde ongeveer 800 klantadressen heeft [eiser] gewezen op het feit dat de curator in het faillissement van[gedaagde1] in zijn informatiememo--randum van 24 juli 2014 als te verkopen activa noemt: “het klantenbestand bestaande uit 70 - 80 klanten inclusief contactpersonen en directe telefoonnummers”. Op grond van deze informatie van meer dan 3,5 jaar na de onderhandelingen acht de rechtbank niet aangetoond dat [gedaagde4] destijds over het aantal klanten van[gedaagde1] heeft gelogen. Bij gebreke van een op dit punt voldoende gespecificeerd bewijsaanbod falen de hierboven onder b. en h. aange-duide onderdelen van de vordering.
niet langernaleefde. Van onrechtmatig handelen op dit onderdeel is derhalve niet gebleken..
op 11 november 2010gehouden bespreking (productie 15) volgt echter dat [gedaagde4] ook toen nog aan [vennoot2] aangaf te verwachten dat de eerder door hem afgegeven omzet-verwachting voor 2010 gehaald zou worden.