In deze zaak heeft Orfeo Holding B.V. een kort geding aangespannen tegen de Coöperatieve Rabobank Rotterdam U.A. met als doel de blokkade van haar zakelijke bankrekening op te heffen. De voorzieningenrechter heeft op 8 december 2015 uitspraak gedaan. Orfeo Holding, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.A. Krol, vorderde dat Rabobank per direct de blokkade op haar rekening zou opheffen, die was ingesteld naar aanleiding van een door Rabobank gepretendeerde vordering van € 334.781,12. Orfeo Holding stelde dat de blokkade onterecht was, omdat deze niet in verhouding stond tot de vordering van Rabobank en dat de bankrekening essentieel was voor haar bedrijfsvoering, waaronder het betalen van huur en salarissen.
Rabobank, vertegenwoordigd door advocaat mr. Chr. Groenewoud, voerde verweer en stelde dat Orfeo Holding aansprakelijk was voor de schuld van VA Fabrication C.V., een onderneming die eerder krediet had ontvangen van Rabobank. De voorzieningenrechter oordeelde dat Rabobank voldoende aannemelijk had gemaakt dat Orfeo Holding betrokken was bij de bedrijfsvoering van VA Fabrication C.V. en dat de blokkade van de rekening gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat de vorderingen van Orfeo Holding moesten worden afgewezen, omdat de belangenafweging in het voordeel van Rabobank uitviel. Orfeo Holding werd veroordeeld in de proceskosten van Rabobank, die op € 1.429,00 werden begroot.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een belangenafweging in kort geding procedures en de rol van bestuurders in de aansprakelijkheid van vennootschappen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Orfeo Holding afgewezen en de proceskosten aan haar opgelegd.