ECLI:NL:RBROT:2015:9231

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
C/10/488755 / KG ZA 15-1244
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van demontage en transport van paviljoen in kort geding

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap gespecialiseerd in flexibel bouwen, een verbod voor de gedaagde, Stichting World Expo Milaan 2015 (SWEM), om een in Milaan opgebouwd paviljoen met bijbehorend terras te demonteren, transporteren of anderszins te wijzigen. De eiseres had een overeenkomst gesloten met een derde partij, [bedrijf1], die niet langer aan zijn betalingsverplichtingen voldeed. Eiseres stelde dat SWEM de verplichtingen van [bedrijf1] diende over te nemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen eiseres en SWEM, waarbij SWEM zich verplichtte om de demontage en transport van het paviljoen te faciliteren. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiseres toe, omdat er een spoedeisend belang was, gezien de planning van SWEM om de demontage te laten uitvoeren. De rechter oordeelde dat SWEM niet had aangetoond dat er geen overeenkomst was en dat de vordering tot verbod van demontage en betaling van huurpenningen en demontagekosten toewijsbaar was. SWEM werd veroordeeld tot betaling van € 1.185,00 per week aan huurpenningen en € 80.081,00 voor demontage- en transportkosten, vermeerderd met rente. Tevens werd SWEM in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/488755 / KG ZA 15-1244
Vonnis in kort geding van 20 november 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te Montfoort,
eiseres,
advocaat mr. F.F. Pels Rijcken te Arnhem,
tegen
de stichting
STICHTING WORLD EXPO MILAAN 2015,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M. Lafarre te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en SWEM genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties van [eiseres]
  • de producties van SWEM
  • de mondelinge behandeling op 18 november 2015
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van SWEM.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een onderneming gespecialiseerd in flexibel bouwen. Zij is onder meer verhuurder van paviljoens en semi-permanente huisvesting.
2.2.
SWEM is een stichting die is opgericht in verband met de wereldtentoonstelling 2015 in Milaan, Italië, (hierna: de World Expo 2015).
2.3.
[eiseres] heeft op 10 februari 2015 een overeenkomst gesloten met [bedrijf1] (hierna: [bedrijf1] ). De bijbehorende opdrachtbevestiging luidt, voor zover van belang als volgt:
(…)
OPDRACHTBEVESTIGING
1.
HUUR
Productomschrijving Aantal Huurbedrag per week
-
Gebouw World Expo 2015 inclusief terras 11.185,00
Totaal verhuur gebouw € 1.185,00
2.
BIJKOMENDE KOSTEN
Bij aanvang project Bedrag
  • Bijkomende kosten t/m oplevering gebouw 203.539,00
  • Bijkomende kosten terras t/m oplevering60.385,00
Totaal bij aanvang project 263.924,00
Bij verwijdering
  • Transport retour & demontage gebouw excl. Terras 66.461,00
  • Retourkosten van het terras13.620,00
Totaal bij verwijdering 80.081,00
(…)
2.4.
Op enig moment is [bedrijf1] gestopt de wekelijkse huurbedragen voor het paviljoen inclusief terras (hierna: het paviljoen) te betalen. [eiseres] heeft daarop contact opgenomen met SWEM.
Op 1 oktober 2015 zond [eiseres] een mail aan SWEM die, voor zover van belang, luidde:
“(…),
Na aanleiding van het gesprek van zojuist het volgende:
Wij hebben een contract met [bedrijf1] .
De kosten houden we gelijk aan het contract, dit betekend de demontage kosten €80.081,00 excl. btw voor de units en terrasdelen.
Dit is met een minimale huur t/m week 44 van 2015, de huur vanaf 03-08-2015 is nog niet betaald, er staat dus t/m week 44 nog €17.206,20 excl. btw open aan huur.
De huur die niet meer betaald wordt door [bedrijf1] (€ 17.206,20 ) + de huurperiode na week 44 van 2015 dienen door jullie te worden overgenomen / te worden voldaan tot aan gereed demontage voor een huurprijs van € 1.185,00 excl. btw per week.
Doorhuur van eventueel nog 2 units, installatiekosten en later ophalen zijn kosten nader te bepalen.
Exclusief.
• Kraankosten: minimaal een 70 tons telekraan voor minimaal 2 dagen ( als je op de naastgelegen weg kan staan).
• Kosten van 2 hoogwerkers minimaal 2 dagen.
• Extra veiligheidsvoorzieningen, steigers enz.
• Herstelkosten van de units.
• Extra uren voor het aanmelden van personen en vrachtauto’s
• Extra uren los slijpen van de units onderling en van de fundering.
• Extra uren demontage i.v.m. strenge veiligheidseisen.
• Verzekering van de units in Italië.
q.a. planning op locatie zijn wij c.a. 4 a 5 dagen bezig.
We gaan er dan vanuit dat de kas weg is, alle inventaris en later aangebrachte onderdelen / installaties uit de units zijn en we rondom het gebouw kunnen komen met een hoogwerker.
Voorbereidingstijd i.v.m. vergunning voor transport c.a. 6 weken na definitieve planning.
Al met al betekend dat jullie alle verplichtingen die [bedrijf1] had aan ons over moeten nemen.
Alvorens de units worden gedemonteerd wordt er eerst gezamenlijk een opname op locatie gemaakt van de schade / herstelkosten, hiervoor dienen de units leeg te zijn net zoals wij de units hebben opgeleverd aan [bedrijf1] . Dit wordt dan voor akkoord getekend.
Mogen wij jullie bedrijfsgegevens ontvangen? (…)”
2.5.
Bij brief van 8 oktober 2015 heeft [eiseres] aan SWEM een brief, met als bijlage haar algemene voorwaarden, verzonden, die, voor zover van belang, luidt:
In aansluiting op uw gesprek met onze heet Michael Blom hebben wij hierbij het genoegen u geheel vrijblijvend onze aanbieding te doen toekomen
Uitgangspunt hierbij is dat het huidige contract tussen [eiseres] en [bedrijf1] pas wordt ontbonden als de volledige te betalen restsom (inclusief eventuele schade- en herstelkosten) is voldaan door Stichting World Expo Milaan 2015.
Hiertoe verlangt [eiseres] een bankgarantie van Stichting World Expo Milaan 2015 voor het volledige te betalen bedrag.
Alle werkzaamheden worden uitgevoerd onder VCA** en ISO 9001-certificering.
Wij vertrouwen erop u hiermee een passende aanbieding te hebben gedaan en wij wachten met belangstelling op uw reactie.
(…)
Prijzenoverzicht; resterende kosten inzake de geleverde zaken in Milaan gedurende de EXPO 2015
1. Resterende kosten
• Nog niet betaalde huurpenningen 28-09-2015 t/m 01-11-2015
(5 weken, € 1.185,00 per week) € 5.925,00• Demontage en retourtransport gebouw (excl. terras) € 66.461,00
• Demontage en retourtransport terras€ 13.620,00
Totale resterende kosten € 86.006,00
2. Uitsluitingen
• Alle bedragen zijn exclusief de verschuldigde BTW.
• Eventuele huurpenningen voor het gebruik van het gehuurde NA 01-11-2015 € 7.185,00 per week. Een eventuele verlengingsperiode dient vooraf besproken te worden met [eiseres] en dient ook vooraf betaald te worden.
• Kraankosten: minimaal een 70T telekraan gedurende de demontage (mits de naastgelegen
weg bereikbaar is)
• Kosten van 2 hoogwerkers gedurende de demontage
• Extra veiligheidsvoorzieningen zoals bijvoorbeeld steigers etc.
• Extra uren voor het aanmelden van personeel en vrachtwagens
• Extra uren los slijpen van de units onderling en van de fundering
• Extra uren demontage i.v.m. strenge veiligheidseisen
• Kosten voortkomend uit coördineren werkzaamheden met World Expo Milaan
Facturering: 100% bij opdracht, te voldoen voor aanvang werkzaamheden
(…)
2.6.
Op 17 oktober 2015 heeft [persoon1] , directeur van SWEM, aan [eiseres] gemaild als volgt:
“Akkoord met offerte. Ik stuur komende week nog een getekend exemplaar.
Zoals al gezegd wil ik zsm betalen; geen garanties.
De planning is nu de week voor de kerst; details volgen zsm.
Alle rekeningen van voor 1 november zijn voor [bedrijf1] . Als dar problemen mee zijn dan hoor ik dat graag.”
2.7.
Op 21 oktober 2015 zond [eiseres] een opdrachtbevestiging aan SWEM, voor zover van belang, luidende”
“Bedankt voor uw opdracht! Bijgaand treft u de officiële bevestiging aan conform onze aanbieding.
Mocht er iets niet helemaal duidelijk zijn, of wilt u extra informatie, dan kunt u ons natuurlijk altijd even bellen.”
(…)
1. Resterende kosten
• Nog niet betaalde huurpenningen 01-11-2015 t/m 31-12-2015
(bij een eventuele kortere huurperiode volgt een creditnota) € 10.326,43• Demontage en retourtransport gebouw (excl. terras) € 66.461,00
• Demontage en retourtransport terras€ 13.620,00
Totaal per ommegaande te voldoen € 90.407,43
FACTURERING Betalingscondities
100% PER OMGAANDE TE BETALEN na ondertekening contract
(…)
2.8.
Op 2 november 2015 heeft SWEM per mail aan [eiseres] bericht, voor zover van belang:
(…)
Hierbij deel ik je mede af te zien van jullie bedrijf voor de afbouw en afvoer van de containers.
Ik heb tegen-offertes aangevraagd die schrikbarend lager liggen.
Ik zal mij tevens beraden om bij de twee ministeries te vragen om een onderzoek over jullie pricing.
Daarnaast bevalt de garantie-stelling ed mij helemaal niet; ik vind dat tamelijk arrogant.
Kunnen jullie me laten weten waar de containers heen moeten.
(…)

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I.SWEM te verbieden om het in Milaan opgebouwde paviljoen, met bijbehorend terras, te (laten) demonteren, transporteren, of anderszins te (laten) wijzigen of verplaatsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
II.SWEM te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 1.185,00 per week (huurpenningen) met ingang van 1 november 2015, binnen drie dagen na het vonnis, en voor toekomstige termijnen wekelijks, te vermeerderen met 1,5% rente per maand,
III.SWEM te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 80.081,00 vanaf 22 oktober 2015 te vermeerderen met 1,5 % rente
3.2.
SWEM voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
SWEM heeft verweer gevoerd ten aanzien van de spoedeisendheid van de vordering. Dit verweer wordt verworpen. Het vereiste spoedeisend belang ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende besloten in de, door SWEM niet weersproken, stelling van [eiseres] , dat SWEM voornemens is een derde op maandag
23 november 2015 te laten aanvangen met het demonteren en vervoeren van het paviljoen dat eigendom is van [eiseres] . De voorzieningenrechter zal derhalve overgaan tot het beoordelen van het gevorderde.
4.2.
Een vordering in kort geding, waar slechts het treffen van een voorlopige voorziening aan de orde is, is alleen toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter, later oordelend, tot het oordeel zal komen dat de vordering dient te worden toegewezen.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een overeenkomst tot stand komt na aanbod en aanvaarding daarvan. Daarbij heeft te gelden dat het aanbod alle essentiële elementen van de te sluiten overeenkomst dient te bevatten om als aanbod te kunnen worden aangemerkt, terwijl ook de aanvaarding dient te zien op die essentialia.
4.4.
De voorzieningenrechter is gelet op de door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, voorshands van oordeel dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.5.
Duidelijk is dat [eiseres] aan SWEM een aanbod heeft gedaan in de mail van 1 oktober 2015, welk aanbod vervolgens is uitgewerkt in een op 8 oktober 2015 gedagtekende offerte. Tussen partijen is niet in geschil dat in die periode (telefonisch) contact heeft plaatsgevonden, waarin [eiseres] heeft toegelicht dat, omdat [bedrijf1] haar overeenkomst met [eiseres] niet langer nakwam, [eiseres] wilde weten of SWEM die overeenkomst wilde overnemen.
Op 17 oktober 2015 heeft SWEM vervolgens aan [eiseres] bericht “
Akkoord met offerte. Ik stuur komende week nog een getekend exemplaar. Zoals al gezegd wil ik zsm betalen; geen garanties.”
[eiseres] heeft gesteld dat zij de mail van 17 oktober 2015 als aanvaarding van het aanbod mocht zien en dat zij de bepaling over de betaling mocht begrijpen als toezegging dat per ommegaande zou worden betaald. Een garantie, die (ook) voor het volledige bedrag had moeten worden gesteld, was in dat geval niet nodig. En voor zover hierover anders zou moeten worden geoordeeld, en sprake is van een aanvaarding die van het aanbod afwijkt, stelt [eiseres] dat zij dat aanbod heeft aanvaard met haar opdrachtbevestiging waarin de wensen van SWEM – geen bankgarantie en pas huurbetalingen vanaf 1 november 2015 verschuldigd – zijn opgenomen.
SWEM stelt dat de mededeling ‘geen garantie, zsm betalen’ maakte dat sprake was van een geclausuleerde aanvaarding, en dat de voorbehouden die zij maakte zagen op essentiële aspecten van de overeenkomsten. Zij wilde geen bankgarantie verstrekken en was niet akkoord met betaling van 100% vooraf bij opdrachtbevestiging, hoewel zij bereid was zo spoedig mogelijk te betalen. Aan die voorwaarden of voorbehouden is [eiseres] haar blijkens de opdrachtbevestiging, waarin wordt bepaald dat het genoemde bedrag per ommegaande moest worden voldaan, niet in tegemoet gekomen, zodat geen overeenkomst tot stand is gekomen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hier sprake is geweest van een aanbod van SWEM dat [eiseres] middels haar offerte van 21 oktober 2015 heeft aanvaard. Op het punt van de bankgarantie – waarmee kosten gemoeid zijn en die daarmee duurder is dan een gewone betaling – en de overeenkomst aangaande huurpenningen is immers sprake van andere afspraken dan in de offerte opgenomen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat SWEM, dat eerder vrijwel direct op berichten van [eiseres] reageerde, zoals blijkt uit door partijen overgelegde maar voor de beslissing verder niet direct relevante e-mails, niet heeft geprotesteerd tegen de betalingsvoorwaarde, ook niet in de e-mail van 2 november 2015 waarin wordt meegedeeld dat zij er van af wil zien. Tevens wordt in aanmerking genomen dat SWEM in de contacten tussen partijen nergens een uitleg geeft aan of een toelichting geeft op de passage zsm betalen en ook niet stelt dat en waarom (en hoeveel) tijd er zou zitten tussen per omgaande na ondertekening contract en zsm. Als die betalingsvoorwaarde niet acceptabel zou zijn geweest dan had het op de weg van SWEM gelegen om dat expliciet en met zoveel woorden aan [eiseres] kenbaar te maken. De enkele zin
“Zoals al gezegd wil ik zsm betalen; geen garanties.”was, naar voorlopig oordeel, daarvoor niet voldoende, gelet op de door partijen aangevoerde omstandigheden en gelet op de zin die aan voornoemde zin voorafging: ‘
Akkoord met offerte. Ik stuur komende week nog een getekend exemplaar’.
4.6.
Op grond van het voorstaande staat voldoende vast dat partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] (zelf) zou zorgen voor demontage van het paviljoen en het vervoer naar Nederland. Dat stond letterlijk genoemd in de aanbieding, waarvan de inhoud op zichzelf tussen partijen niet in geschil is. Voor zover de algemene voorwaarden de mogelijkheid zouden open laten dat de opdrachtgever de demontage voor haar rekening neemt, zoals SWEM ter zitting heeft aangevoerd, moet het ervoor worden gehouden dat partijen ervoor hebben gekozen uitdrukkelijk af te wijken van die bepaling in de algemene voorwaarden. Geheel ten overvloede zij nog overwogen dat ook krachtens de overeenkomst met [bedrijf1] [eiseres] zou demonteren en afvoeren.
4.7.
SWEM heeft nog aangevoerd dat uit de verzending van de opdrachtbevestiging door [eiseres] blijkt dat tot dat moment nog geen overeenkomst tot stand was gekomen. Dat standpunt is onjuist. Zoals hiervoor reeds vooropgesteld is van doorslaggevend belang of aanbod en aanvaarding heeft plaatsgevonden, in beginsel niet of en wanneer een opdrachtbevestiging is verzonden. Voor zover SWEM stelt dat de ‘betaling per ommegaande’ in de opdrachtbevestiging niet overeenkomt met ‘betaling zsm’, geldt dat dit niet kan leiden dat het oordeel dat aannemelijk is dat geen overeenkomst tot stand is gekomen.
4.8.
SWEM heeft zich er verder nog op beroepen dat [eiseres] nog steeds een overeenkomst heeft met [bedrijf1] . Zoals hiervoor al is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] met SWEM een overeenkomst heeft gesloten, en SWEM heeft daarin zelfstandig, en zonder enig voorbehoud ten aanzien van de relatie tussen [eiseres] en [bedrijf1] , verplichtingen op zich genomen. Daar doet niet aan af dat [eiseres] in correspondentie met SWEM meermaals heeft aangegeven dat zij het contract met [bedrijf1] pas zouden ontbinden als zij met SWEM overeenstemming zouden bereiken over geoffreerde kosten en voorwaarden. Die overeenstemming was immers bereikt terwijl die voorwaarde (van [eiseres] ) blijkens de opdrachtbevestiging van 21 oktober 2015 blijkbaar is vervallen. Daar komt bij dat het voor beide partijen duidelijk moet zijn geweest dat de overeenkomst met SWEM juist bedoeld was om te zorgen dat [eiseres] , linksom of rechtsom, betaald zou krijgen voor de door haar geleverde en nog te leveren diensten, althans duidelijk zou krijgen wie zij daartoe (voor de periode vanaf 1 november 2015) zou kunnen aanspreken.
4.9.
Op grond van het voorgaande is de onder I geformuleerde vordering, strekkende tot een verbod tot demonteren, transporteren etc., toewijsbaar. In dit oordeel ligt besloten een belangenafweging ten aanzien van de termijn waarbinnen SWEM tot demontage wenst over te gaan. [eiseres] heeft ter zitting aangegeven dat de planning van SWEM, althans van de Expo, voor haar haalbaar is, mits SWEM tijdig meewerkt en betaalt. Het belang van SWEM dat het terrein te Milaan al op 3 december 2015 moet zijn ontruimd, staat niet aan toewijzing van de vordering in de weg. De voorzieningenrechter overweegt op dat punt dat van [eiseres] , zeker nu er tussen haar planning en die van SWEM/de Expo maar enkele dagen lijkt te zitten, verwacht mag worden dat zij er alles aan doet om de door SWEM overgelegde planning (bij benadering) te halen.
4.10.
SWEM heeft aangegeven vrijwillig aan het vonnis te zullen voldoen. De daarvoor genoemde argumenten zijn door [eiseres] niet betwist. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de gevorderde dwangsomveroordeling af te wijzen.
4.11.
Onder II en II vordert [eiseres] de betaling van een geldsom. Een geldvordering kan in kort geding worden toegewezen indien:
  • het bestaan van die vordering voldoende aannemelijk is;
  • sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening wordt getroffen;
  • bij afweging van de belangen van partijen het restitutierisico onder ogen is gezien.
4.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van harde vorderingen die kunnen worden toegewezen. Het verweer van SWEM ziet met name op het bestaan van de overeenkomst. Nu zoals hiervoor is overwogen van het bestaan van die overeenkomst moet worden uitgegaan, staat de omvang van de vordering voorshands voldoende vast. In dat oordeel ligt besloten dat, gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de overeenkomst is overeengekomen, voldoende aannemelijk is dat betaling kort na retourontvangst van de op 21 oktober 2015 gedateerde opdrachtbevestiging zou plaatsvinden, zodat sprake is van een opeisbare vordering.
[eiseres] heeft voorts gesteld dat zij voorafgaand aan de demontage de betaling van het gevorderde nodig heeft om de kosten die zij moet maken (onder meer maar niet uitsluitend voor het huren van tien vrachtwagens) te kunnen dragen. SWEM heeft dat niet betwist. Het spoedeisend belang is hiermee voldoende gegeven. Het mogelijke restitutierisico is in de beoordeling van de vorderingen meegewogen en staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan toewijzing van de vordering in de weg. De gevorderde contractuele rente zal, voor wat betreft het bedrag van de demontage- en transportkosten, worden toegewezen met ingang van het moment van verschuldigdheid krachtens dit vonnis. Weliswaar is door SWEM op het punt van de ingangsdatum van de verschuldigdheid van rente geen verweer gevoerd, maar aangenomen mag worden dat [eiseres] , in afwachting van de uitkomst van deze procedure in dit kader ook nog geen of nauwelijks kosten heeft gemaakt zodat het voorshands niet redelijk voorkomt om al vanaf 22 oktober 2015 rente verschuldigd te laten zijn.
4.13.
SWEM zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 82,63
- griffierecht 1.909,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.807,63
Voor een zelfstandige veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten (€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat SWEM niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak) een executoriale titel oplevert. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na aanzegging van dit vonnis.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt SWEM om het door [eiseres] in Milaan uit containers opgebouwde paviljoen, met bijbehorend terras, te (laten) demonteren, transporteren, of anderszins te (laten) wijzigen of verplaatsen,
5.2.
veroordeelt SWEM tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 1.185,00 (zegge: eenduizend honderd en vijfentachtig Euro) per week (huurpenningen) met ingang van 1 november 2015 binnen drie kalenderdagen na dit vonnis, en voor de toekomstige termijnen uiterlijk op elke maandag, tot aan het moment dat de huurovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd, vermeerderd met de overeengekomen rente ad 1,5 % per maand indien tijdige betaling uitblijft;
5.3.
veroordeelt SWEM tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 80.081,00 (zegge: tachtig duizend en eenentachtig Euro) (demontage- en transportkosten) binnen drie kalenderdagen na dit vonnis, vanaf drie dagen na betekening van dit vonnis bij niet (tijdige) betaling te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 1,5 % per maand;
5.4.
veroordeelt SWEM in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 2.807,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 20 november.
1634/2009