In deze zaak vorderde eiseres, die letsel had opgelopen tijdens een bezoek aan Plaswijckpark, een verklaring voor recht dat het attractiepark aansprakelijk was voor de schade die zij had geleden. Het ongeval vond plaats op 20 juli 2013, toen eiseres haar zoontje op het springkussen wilde opvangen en daarbij viel. Eiseres stelde dat er een gevaarlijke situatie was ontstaan door een onzichtbare afwateringsgeul rondom het springkussen, wat leidde tot haar letsel. Plaswijckpark en Achmea, de aansprakelijkheidsverzekeraar, betwistten de aansprakelijkheid en stelden dat er geen sprake was van een gebrekkige opstal. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor de aanwezigheid van de geul en dat het springkussen niet als gebrekkig kon worden aangemerkt. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs bij het stellen van aansprakelijkheid op basis van artikel 6:174 BW.