In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, [eiser], de opheffing van conservatoir beslag dat op zijn eigendommen is gelegd door Focwa Schadeherstel. Eiser was werkzaam als secretaris voor Focwa Schadeherstel en werd op 15 april 2015 op staande voet ontslagen. Eiser stelt dat het ontslag onterecht was en dat hij recht heeft op zijn salaris en andere vergoedingen. Focwa Schadeherstel heeft in reconventie een vordering ingesteld tot betaling van een bedrag van € 24.207,64, vermeerderd met rente, en stelt dat eiser onterecht betalingen heeft ontvangen na zijn ontslag.
De voorzieningenrechter heeft de procedure in twee delen beoordeeld: de conventie en de reconventie. In de conventie heeft de rechter geoordeeld dat het beslag onder ABN AMRO Bank N.V. moet worden opgeheven, omdat dit beslag onevenredig zwaar weegt voor eiser. De overige vorderingen van eiser zijn afgewezen, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vorderingen van Focwa Schadeherstel ondeugdelijk zijn. In de reconventie heeft de rechter geoordeeld dat de vordering van Focwa Schadeherstel tot betaling van het bedrag van € 24.207,64 niet toewijsbaar is, omdat er onvoldoende bewijs is dat het ontslag van eiser onregelmatig was.
De rechter heeft beide partijen in de proceskosten veroordeeld, waarbij eiser in de proceskosten van Focwa Schadeherstel is veroordeeld en vice versa. Dit vonnis is uitgesproken op 23 november 2015 door mr. P. de Bruin.