ECLI:NL:RBROT:2015:9963

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
4567562 HA VERZ 15-226
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en billijke vergoeding bij verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 11 december 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Securelink Nederland B.V. en [verweerder]. Securelink, vertegenwoordigd door mr. W.M. Blom, verzocht om ontbinding op grond van andere omstandigheden en een verstoorde arbeidsverhouding. [verweerder], vertegenwoordigd door mr. W.M. Hes, verzocht primair om afwijzing van het verzoek en subsidiair om een billijke vergoeding van € 100.000,-- bruto. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, maar dat deze niet duurzaam was. De rechter oordeelde dat Securelink tekortgeschoten was in haar verplichtingen als werkgever door [verweerder] geen reële kans te bieden om zijn functioneren te verbeteren. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 februari 2016, en [verweerder] kreeg een billijke vergoeding van € 10.000,-- bruto toegekend. Tevens werd het relatie- en concurrentiebeding vernietigd. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaak-/rolnummer: 4567562 HA VERZ 15-226
uitspraak: 11 december 2015

beschikking van de kantonrechter, zittinghoudende te Dordrecht,

inzake het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Securelink Nederland B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
verzoekster,
gemachtigde mr. W.M. Blom,
tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met

[verweerder],

wonende te Haarlem,
verweerder,
gemachtigde mr. W.M. Hes.
Partijen worden hierna aangeduid als Securelink en [verweerder].

Verloop van de procedure

De kantonrechter beslist op de volgende processtukken:
1. het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 2 november 2015;
2. het verweerschrift;
3. de overgelegde producties.
De behandeling van het verzoekschrift is bepaald op 27 november 2015.
Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.
De gemachtigden van partijen hebben gepersisteerd bij het in het verzoekschrift en
verweerschrift gestelde en hebben hun standpunten nog mondeling nader toegelicht. De gemachtigde van Securelink heeft pleitaantekeningen overgelegd.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken staat het volgende tussen partijen vast.
1.1
[verweerder] is per 1 juni 2015 bij Securelink in dienst getreden in de functie van Manager Professional Services tegen een salaris van € 7.500,-- bruto per maand.
1.2
De brief van 28 augustus 2015 van [R.] (hierna [R.]) van Securelink aan [verweerder] vermeldt – voor zover van belang – het volgende:
‘(…) Ik heb je laten weten dat Securelink de arbeidsrelatie met jou wil beëindigen. De match tussen Securelink en jou is kwalitatief dermate onvoldoende, dat wij geen vertrouwen hebben dat deze zich in de komende maanden zal gaan ontwikkelen en op het door ons gewenste peil kan komen.
Wij stellen je daarom per direct op non-actief. (…)
Wij zullen jou uiterlijk 15 september een voorstel voorleggen voor de beëindiging van onze arbeidsrelatie. (…)’
1.3
Op 15 dan wel 16 september 2015 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2015 is overeengekomen.
1.4
De brief d.d. 29 september 2015 van de gemachtigde van [verweerder] aan [R.] vermeldt – voor zover van belang – het volgende:
‘(…) Bij deze ontbind ik namens de heer [verweerder] de vaststellingsovereenkomst. Dit brengt met zich mee dat de arbeidsovereenkomst tussen u en de heer [verweerder] ook na initieel overeengekomen beëindigingsdatum van 1 december 2015 nog steeds bestaat.
1.5
De brief d.d. 7 oktober 2015 van [R.] aan [verweerder] vermeldt – voor zover van belang – het volgende:
‘(…) Jij en wij hebben onderkend dat dit geen basis biedt voor vruchtbare samenwerking. Jij kwam met ons tot de conclusie dat jouw dienstverband met Securelink diende te eindigen. (…)
Bovendien heb jij inmiddels ook de nodige stappen ondernomen om nieuw werk te vinden, zo hebben we begrepen. Je hebt ook in de aanloop naar je ontslag aangegeven bij concurrenten gemakkelijk aan een nieuwe baan te kunnen komen omdat je daar goede contacten hebt. (…)’
1.6
De mail van 9 oktober 2015 van [verweerder] aan [R.] vermeldt – voor zover van belang – het volgende:
‘(…) ik heb inmiddels van mijn advocaat, mr. Hes, begrepen dat hij naar aanleiding van zijn brief aan jou door jullie advocaat was gebeld en daar tot een uitwisseling van gedachten is gekomen. Mijn advocaat heeft toen aangegeven dat hij van mening is dat de arbeidsovereenkomst onder het huidige recht (ik geloof dat hij dat WWZ heeft genoemd) er geen einde aan de arbeidsovereenkomst kan komen en dat hij mij dat heeft geadviseerd. De eerste jurist die ik had geraadpleegd heeft mij daar niet op gewezen en alleen aangegeven dat ik zonder risico op een WW-uitkering de vaststellingsovereenkomst kon tekenen. Mijn advocaat heeft verder aangegeven dat hij mij zou adviseren om met 12 maanden vergoeding (dat wil zeggen opzegtermijn en aanvullende betaling van in totaal 12 maanden) wel akkoord te gaan om moddergooien en langdurige procedures te voorkomen.
Ik merk over de feiten die je opsomt alleen maar op dat die naar mijn gevoel echt anders zijn. Kennelijk proberen jullie nu alsnog een reden te bewerkstelligen om afscheid van mij te kunnen nemen, terwijl dat (juridisch) gewoon niet kan.
Het lijkt me het beste als jullie advocaat jullie adviseert en dan het gesprek met mijn advocaat voortzet als jullie nog steeds van mij af willen en geen procedure willen ingaan. Mochten jullie niet inzien dat er geen reden is om afscheid van mij te nemen, maar wel dat willen blijven nastreven, dan ben ik alleen bereid om daarmee in te stemmen als ik gecompenseerd wordt voor de schade die ik dan ontegenzeggelijk zal lijden. Anders moet de rechter het maar bepalen. (…)’
2. Het verzoek
2.1
Securelink verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst tussen partijen op een zo kort mogelijke termijn te ontbinden op grond van andere omstandigheden in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub h BW en/of op grond van een verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub g BW.
2.2
Securelink stelt daartoe – samengevat en voor zover van belang – het volgende.
De arbeidsovereenkomst met [verweerder] moet worden beëindigd wegens andere omstandigheden in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub h BW. Deze omstandigheden zijn gelegen in verschillen van inzicht over het te voeren beleid binnen Securelink tussen [verweerder], het senior management en het MT met wie hij moet samenwerken. Het beleid van Securelink is primair gericht op de klant. [verweerder] richt zich echter volledig op de producten van Securelink in plaats van op de wens van de klant en neemt hierdoor een starre houding aan. Zijn out-put valt tegen en het werkproces binnen de onderneming wordt ernstig verstoord en vertraagd. De werkwijze van [verweerder] heeft gezorgd voor veel onrust binnen zijn team. Bovendien heeft [verweerder] binnen Securelink een centrale rol in het uitbreiden van klantenrelaties en maakt hij deel uit van het MT. Doordat [verweerder] weigert zijn focus te verleggen van het product naar de klant en geen flexibele houding aanneemt, loopt de gehele dienstverlening naar de klanten van Securelink gevaar.
Ook de verstoorde arbeidsverhouding is een redelijke grond voor ontbinding ex artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Dit komt onder andere tot uiting in het verschil van visie over het beleid binnen Securelink. Ook wil [verweerder] de CEO niet meer onder ogen komen. Bovendien heeft [verweerder] de arbeidsrelatie nog verder verstoord door de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst te misbruiken om een twaalf maal hogere vergoeding te eisen. Securelink heeft geen vertrouwen meer in [verweerder]. De arbeidsrelatie is ernstig en duurzaam verstoord.
3. Het verweer en tegenverzoek
3.1
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek van Securelink en subsidiair voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen van € 100.000,-- bruto, daarbij rekening houdende met de voor [verweerder] geldende opzegtermijn van één maand alsmede vernietiging van het tussen Securelink en [verweerder] geldende relatie- en concurrentiebeding, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
Daarnaast vordert [verweerder] – kort weergegeven – op de voet van het bepaalde in artikel 7:686a BW juncto artikel 223 Rv een voorlopige voorziening waarbij voor de duur van de onderhavige procedure wedertewerkstelling wordt gevorderd.
3.2
[verweerder] voert daartoe – samengevat en voor zover van belang – het volgende aan.
Er bestaat geen enkele redelijke grond om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te kunnen ontbinden. Er is geen sprake van een verschil van inzicht over het te voeren beleid dat zou leiden tot een verstoring van het werkproces. Met [verweerder] is nimmer gesproken over het door Securelink gestelde verschil van inzicht. Het had op de weg van Securelink gelegen om hierover tijdig met [verweerder] in gesprek te gaan in plaats van dat Securelink hem een maand na zijn proeftijd op non-actief stelt en hem buiten de organisatie plaatst.
Omdat [verweerder] in eerste instantie onvolledig dan wel onjuist is geïnformeerd dan wel is geadviseerd, heeft hij om die reden een second opinion gevraagd. Nu er geen objectieve reden door Securelink was gegeven om het dienstverband met hem met wederzijds goedvinden te beëindigen en hij juist heel graag wilde blijven werken bij Securelink, heeft hij gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om de beëindigingsovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Er zijn geen feiten en omstandigheden die zodanig zijn, dat het van Securelink niet langer gevergd zou kunnen worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verweerder] is nog steeds bereid en beschikbaar de overeengekomen werkzaamheden voor Securelink te verrichten, maar wordt daartoe door Securelink niet in de gelegenheid gesteld.

Beoordeling van het geschil

4. Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [verweerder] een billijke vergoeding dient te worden toegekend. Eveneens dient in geval van ontbinding te worden beoordeeld of het tussen partijen geldende relatie- en concurrentiebeding dient te worden vernietigd.
5. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod ex artikel 7:670 BW. Daarvan is niet gebleken.
6. Voorop wordt gesteld dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. De door Securelink ter zake primair (artikel 7:669 aanhef en onder h) aangevoerde grond luidt:
een andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.De h-grond geldt als een vangnetbepaling voor omstandigheden die niet vallen onder de andere ontslaggronden maar wel van dien aard zijn dat van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. In de memorie van toelichting bij de WWZ worden detentie, illegaliteit van de werknemer en het niet hebben van een tewerkstellingsvergunning genoemd als voorbeelden. Securelink heeft aangevoerd dat sprake is van verschil van inzicht over het te voeren beleid binnen Securelink tussen haar en [verweerder] en voorts dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Dit betreft echter gronden die juist wel onder de andere ontslaggronden van artikel 7:669 lid 3 vallen. Nu Securelink geen andere omstandigheden heeft gesteld, kan het verzoek op de primair verzochte h-grond niet worden toegewezen.
7. Subsidiair verzoekt Securelink de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding op grond van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW. Deze g-grond luidt
‘een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.Volgens de wetsgeschiedenis is voornoemde g-grond pas vervuld als sprake is van een
ernstigen
duurzaamverstoorde arbeidsverhouding die van dien aard is, dat van de werkgever in redelijkheid niet langer te vergen is dat hij het dienstverband continueert. In de memorie van toelichting is hierover opgemerkt dat beide criteria tot uitdrukking komen in de formulering ‘zodanig dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De criteria gelden ‘in beginsel’ allebei. Ter toelichting wordt daarbij opgemerkt dat ‘ook bij een minder duurzaam verstoorde arbeidsverhouding de arbeidsovereenkomst opgezegd moet kunnen worden als de ernst daarvan zodanig is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33818, nr. 3, p. 46).’
8. Ook voor het vervullen van deze grond voert Securelink aan dat er een verschil van inzicht bestaat over het te voeren beleid binnen Securelink tussen haar en [verweerder], dat heeft geleid tot een verstoring van het werkproces waarbij voor wat betreft de g-grond de spreekwoordelijke druppel volgens Securelink is gelegen in het feit dat [verweerder] de tussen partijen in september 2015 gesloten vaststellingsovereenkomst heeft ontbonden.
De kantonrechter is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat tussen partijen sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding ex artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW. [verweerder] heeft dit betwist, doch voldoende is gebleken dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt door de discussie over het te voeren beleid, meer in het bijzonder dat de werkwijze van [verweerder] voor de nodige onrust heeft gezorgd binnen Securelink. Securelink heeft daarbij betoogd dat dit geheel aan [verweerder] te wijten is maar daarvan is onvoldoende gebleken. Uit de overgelegde emailcorrespondentie dienaangaande wordt afgeleid dat zowel aan de zijde van Securelink als bij [verweerder] op enig moment de spreekwoordelijke ‘hakken in het zand zijn gezet’ waardoor de onderlinge verhouding op scherp kwam te staan. Deze verstoring is versterkt door de mededeling van Securelink op 28 augustus 2015 dat zij de arbeidsovereenkomst wenste te beëindigen en daarop vooruitlopend [verweerder] met onmiddellijke ingang heeft vrijgesteld van zijn werkzaamheden. Dat [verweerder] na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst gebruik gemaakt heeft van de wettelijke mogelijkheid om deze overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden (artikel 7:670 BW), maakt niet dat sprake is van misbruik van de aan hem toekomende wettelijke bedenktijd. Hoewel door [verweerder] is betoogd dat hij bij Securelink wil blijven werken, is dit onvoldoende gebleken. In de email van 9 oktober 2015 (zie onder 1.6) wijst [verweerder] op de (niet) mogelijke juridische consequenties van het ontslag maar dat hij weer aan het werk wil gaan bij Securelink, blijkt hier niet, althans onvoldoende uit. Gelet hierop acht de kantonrechter de verstoring van de arbeidsverhouding voldoende ernstig.
9. Niet gezegd kan worden dat deze verstoring van de arbeidsverhouding duurzaam is. Daarvoor wordt de tijdspanne tussen de aanvang van voornoemd traject (eind augustus 2015) en de indiening van het verzoekschrift (begin november 2015) te kort geacht. Gelet evenwel op de hiervoor aangehaalde wetsgeschiedenis, alsmede de aard van het bedrijf is de kantonrechter van oordeel dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van Securelink kan worden gevergd. Herplaatsing ligt om diezelfde reden niet in de rede. De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden met ingang van 1 februari 2016. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd (artikel 7:671b lid 8 onderdeel a BW).
10. Voor het geval de ontbinding wordt uitgesproken heeft [verweerder] aanspraak gemaakt op een billijke vergoeding van € 100.000,00 bruto. Gelet op artikel 7:671b lid 8 onderdeel c BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Daartoe wordt het volgende overwogen.
11. [verweerder] is op 1 juni 2015 bij Securelink in dienst getreden. Bij brief van 28 augustus 2015 deelt Securelink aan [verweerder] mede zij de arbeidsovereenkomst met [verweerder] gaat beëindigen en hem daarop vooruitlopend met onmiddellijke ingang op non-actief stelt. Volgens Securelink is
‘de match tussen Securelink en jou kwalitatief dermate onvoldoende, dat wij geen vertrouwen hebben dat deze zich in de komende maanden zal gaan ontwikkelen en op het door ons gewenste peil kan komen.’(zie onder 1.2). Niet gebleken is dat Securelink [verweerder] een reële kans heeft geboden om het functioneren te verbeteren dan wel dat zij inspanningen heeft verricht om de relatie te herstellen. Het had op de weg van Securelink gelegen om met [verweerder] in gesprek te gaan om te trachten het functioneren te verbeteren dan wel de relatie te herstellen. Zeker op managementniveau moet het mogelijk zijn over en weer kritiek te leveren zonder dat direct wordt ingezet op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zoals door Securelink is gedaan. Die kans kan ook niet meer geboden worden omdat de arbeidsverhouding dusdanig beschadigd is dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Als om die reden tot beëindiging zou worden overgegaan, neemt de werkgever het risico een billijke vergoeding te moeten betalen wegens ontslag dat het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, een risico dat hij zal incalculeren. Dat risico verwezenlijkt zich voor Securelink, nu haar handelswijze, door [verweerder] geen reële kans (meer) te bieden om het functioneren te verbeteren, kan worden gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Securelink.
12. De hoogte van de billijke vergoeding staat blijkens de wetsgeschiedenis – naar haar aard – in relatie tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van het ontslag. Als het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. In de billijke vergoeding kan niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat dit al is verdisconteerd in de transitievergoeding. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 10.000,00 bruto. Zoals reeds onder 11 is overwogen is niet gebleken dat Securelink [verweerder] een reële kans heeft geboden om het functioneren te verbeteren dan wel dat zij inspanningen heeft verricht om de relatie te herstellen. Voor zover er sprake zou zijn van onvoldoende functioneren heeft Securelink [verweerder] geen (zichtbaar) verbetertraject gegund en geen coaching aangeboden, maar doelbewust aangestuurd op onherstelbare beschadiging van de arbeidsverhouding. Hierdoor is Securelink tekortgeschoten in haar verplichtingen als werkgever.
13. Nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden, zal Securelink gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
14. Omdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden en Securelink geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vordering van [verweerder] tot vernietiging van het relatie- en concurrentiebeding, zal deze worden toegewezen.
15. Gelet op het voorgaande zal de door [verweerder] gevorderde voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv tot wedertewerkstelling worden afgewezen.
16. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt, behoudens voor het geval Securelink het verzoek intrekt, in welk geval zij met de proceskosten zal worden belast.

Beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat Securelink het verzoek tot en met 18 december 2015 kan intrekken, door schriftelijke mededeling aan de griffier onder toezending van een kopie daarvan aan de [verweerder];
In het geval Securelink van deze bevoegdheid gebruik maakt:
veroordeelt Securelink in de proceskosten, in deze procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen, welke kosten tot op deze beslissing zijn bepaald op € 400,00 aan salaris gemachtigde;
In het geval Securelink van deze bevoegdheid geen gebruik maakt:
ontbindt de overeenkomst van partijen met ingang van 1 februari 2016;
kent aan [verweerder] ten laste van Securelink een bedrag toe van € 10.000,00 bruto als billijke vergoeding;
vernietigt het tussen partijen overeengekomen relatie- en concurrentiebeding;
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
335