ECLI:NL:RBROT:2015:9997

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
C/10/477731 / HA ZA 15-646
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in zeevervoer met forumkeuze in sea waybill

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een bevoegdheidsincident, heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen MUND & FESTER GMBH & CO KG en AFRIKANISCHE FRUCHT-COMPAGNIE GMBH als eiseressen, en SEATRADE GROUP N.V. en WIND SHIPPING CORPORATION als gedaagden. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of zij bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen van de eiseressen, die voortvloeien uit een zeevervoerovereenkomst. De eiseressen stelden dat de rechtbank bevoegd was op basis van een forumkeuze die was opgenomen in de sea waybill, terwijl de gedaagden betwistten dat er een geldige overeenkomst tot stand was gekomen.

De rechtbank oordeelde dat het transport onder de sea waybill kwalificeert als een zelfstandige vervoerovereenkomst. De eiseressen, M&F en AFC, hadden hun instemming met de voorwaarden van de sea waybill kenbaar gemaakt door de lading te ontvangen en als geadresseerde op de sea waybill te worden vermeld. De rechtbank concludeerde dat de forumkeuze in de sea waybill geldig was en dat de rechtbank Rotterdam bevoegd was om van de vordering kennis te nemen. De vordering van de gedaagden tot onbevoegdverklaring werd afgewezen.

De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eiseressen toegewezen, omdat de gedaagden in het ongelijk zijn gesteld. De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C. Sikkel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/477731 / HA ZA 15-646
Vonnis van 23 december 2015
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar Duits recht
MUND & FESTER GMBH & CO KG,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
2. de rechtspersoon naar Duits recht
AFRIKANISCHE FRUCHT-COMPAGNIE GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. R.P.M. van Leeuwen te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van Curaçao
SEATRADE GROUP N.V.,
gevestigd te Willemstad, Curaçao,
2. de rechtspersoon naar het recht van de Marshalleilanden
WIND SHIPPING CORPORATION,
gevestigd te Ajeltake Island, Majuro, Marshalleilanden,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. J.F. van der Stelt te Rotterdam.
Eiseressen zullen hierna worden aangeduid met M&F en AFC. Gedaagden zullen worden aangeduid met Seatrade en WSC.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de incidentele conclusie houdende eis tot onbevoegdverklaring;
  • de incidentele conclusie van antwoord;
  • de brief namens Seatrade en WSC van 3 november 2015 met productie 12;
  • het proces-verbaal van het op 5 november 2015 gehouden pleidooi;
  • de overgelegde pleitnotities;
  • de brief namens Seatrade en WSC van 26 november 2015 met een aanvulling op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
M&F en AFC vorderen in de hoofdzaak – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Seatrade en WSC hoofdelijk, subsidiair Seatrade respectievelijk WSC, veroordeelt tot betaling aan M&F, subsidiair aan AFC, van
€ 71.269,81, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 januari 2014, althans vanaf de dag van dagvaarding, met veroordeling van Seatrade in de proceskosten.
2.2.
Aan deze vordering leggen M&F en AFC – samengevat – de volgende stellingen ten grondslag:
  • op 10 januari 2014 heeft Seatrade, te Puerto Bolivar, Ecuador, ten vervoer over zee onder schoon cognossement naar Hamburg in het aan WSC in eigendom toebehorende m.s. ‘Summer Wind’ een zending bananen (hierna: de lading) overgenomen;
  • in het cognossement is AFC als geconsigneerde vermeld;
  • naar Duits recht dient Seatrade als vervoerder onder het cognossement te worden aangemerkt, zulks niettegenstaande een in het cognossement opgenomen ‘Identity of Carrier’ clausule onder gelding waarvan de eigenaar van het schip als vervoerder zou moeten worden aangemerkt;
  • ter destinatie is op 31 januari 2014 vastgesteld dat een deel van de lading (4.466 dozen) was beschadigd (bederf) als gevolg van onvoldoende koeling en ventilatie, althans door oorzaken gelegen aan boord van het schip tijdens het zeevervoer;
  • de schade beliep € 49.903,08; AFC heeft verder kosten moeten maken ter beperking van de schade ad € 20.117,23. De expertisekosten bedroegen € 1.249,50; zodat de ladingvordering in totaal € 71.269,81 beloopt;
  • Seatrade is in haar hoedanigheid van vervoerder onder cognossement tegenover AFC aansprakelijk voor de genoemde schade en kosten;
  • AFC heeft haar rechten in verband met de ladingvordering op 7 mei 2014 gecedeerd aan M&F;
  • de rechtbank Rotterdam is bevoegd van de ladingvordering kennis te nemen uit hoofde van een forumkeuzebeding opgenomen in het cognossement.

3.De vordering en het verweer in het incident

3.1.
Seatrade en WSC vorderen in het incident dat de rechtbank zich bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, onbevoegd verklaart om van de vordering van M&F en AFC kennis te nemen, met veroordeling van M&F en AFC in de proceskosten.
3.2.
Seatrade en WSC stellen daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende.
  • Er is geen overeenkomst tot stand gekomen tussen Seatrade en AFC. AFC is per abuis op de ‘sea waybill’ vermeld als geadresseerde. Dit had AFC Shipping & Trading GmbH (hierna: AFC S&T) moeten zijn met wie Seatrade op 20 november 2013 een ‘contract of affreightment’ heeft gesloten.
  • Voor zover vast mocht komen te staan dat AFC is toegetreden tot de vervoerovereenkomst is de in de ‘sea waybill’ opgenomen forumkeuze in strijd met de in artikel 14 van het ‘contract of affreightment’ opgenomen arbitrageclausule zodat deze arbitrageclausule op grond van artikel 11 van het ‘contract of affreightment’ de forumkeuze opzij zet.
  • De forumkeuze in de ‘sea waybill’ voldoet niet aan de vereisten van artikel 25 EEX-II-Vo. Er is geen sprake van wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting is gekomen.
3.3.
M&F en AFC voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de incidentele eis, althans Seatrade en WSC niet-ontvankelijk te verklaren in hun incidentele eis, met veroordeling van Seatrade en WSC in de kosten van het incident.
3.4.
M&F en AFC voeren daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aan.
AFC is geconsigneerde onder de ‘sea waybill’. Van een abuis is geen sprake. Er zijn onder het ‘contract of affreightment’ tussen AFC S&T en Seatrade 52 afvaarten geweest waarbij AFC steeds geconsigneerde is geweest onder de ‘sea waybill’. Het forumkeuzebeding voldoet aan de vormvereisten van artikel 25 EEX II-Vo.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in het incident

4.1.
Seatrade en WSC hebben in hun eerste processtuk, derhalve tijdig, een beroep gedaan op onbevoegdheid van de rechtbank. Seatrade en WSC betwisten dat tussen partijen een forumkeuze geldt voor de rechtbank Rotterdam.
4.2.
Er is sprake van een internationaal geval. M&F en AFC zijn in Duitsland gevestigd, Seatrade op Curaçao, WSC op de Marshalleilanden en de vordering is aanhangig gemaakt bij een gerecht in Nederland. De vordering in de hoofdzaak betreft een burgerlijke of handelszaak en is ingesteld na 10 januari 2015 zodat de Herschikte EEX-Verordening, de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX II-Vo) van toepassing is. De bevoegdheidsvraag dient derhalve in beginsel aan de hand van de EEX II-Vo te worden beantwoord.
4.3.
M&F en AFC leggen aan hun vordering in de hoofdzaak ten grondslag – kort gezegd – dat AFC als geadresseerde vorderingsgerechtigd is uit hoofde van de in de ‘sea waybill’ (hierna ook: de sea waybill) belichaamde, met Seatrade gesloten vervoerovereenkomst.
4.4.
Seatrade en WSC betwisten dat AFC geadresseerde was onder de sea waybill en voeren aan dat het vervoer heeft plaatsgevonden onder het tussen Seatrade en AFC S&T geldende ‘contract of affreightment’. AFC was blijkens clausule 18 van het ‘contract of affreightment’ een correspondentieadres, zo stelt Seatrade.
4.5.
M&F en AFC baseren de bevoegdheid van deze rechtbank op de forumkeuze in artikel 5 van de in de sea waybill opgenomen ‘conditions of carriage’. De vraag of deze forumkeuze geldig is overeengekomen tussen AFC en Seatrade dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 25 EEX-II-Vo. Artikel 25 lid 1 EEX-II-Vo luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“Indien de partijen (…) een gerecht (…) van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan (…) is dit gerecht (…) bevoegd. (…) De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden;
hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.”
Deze bepaling dient autonoom te worden geïnterpreteerd zodat geen betekenis toekomt aan nationaal-Nederlandse opvattingen. Voor het naar de maatstaf van artikel 25 EEX-II-Vo rechtsgeldig maken van een forumkeuze is vereist, maar ook voldoende, dat er sprake is van een daadwerkelijke instemming van partijen met de forumkeuze (vgl. HvJ EG 16 maart 1999, ECLI:EU:C:1999:142, Casteletti/Trumpy). Hiervoor dient onderzocht te worden of de forumkeuze het voorwerp heeft uitgemaakt van wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt, waarbij de vormvoorschriften in artikel 25 lid 1 sub a-c EEX-II-Vo ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad vaststaat. (vgl. HvJ EG 20 februari 1997, ECLI:EU:C:1997:70 MSG/Les Gravières Rhénanes, HvJ EU 7 februari 2013, ECLI:EU:C:2013:62 Refcomp/Axa).
4.6.
Tussen partijen is in geschil of tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen waar een geldige forumkeuze voor deze rechtbank deel van uitmaakt.
4.7.
Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende in dit incident vaststaande feiten.
4.7.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Seatrade op 10 januari 2014 te Puerto Bolivar, Ecuador, een op haar formulier gestelde sea waybill heeft afgegeven voor het zeevervoer van de lading (15.216 dozen bananen) naar Hamburg, Duitsland. Op de sea waybill staat JasaFrut S.A. (hierna: JasaFrut) vermeld in vak 1 als ‘shipper’ en staat AFC in vak 2 vermeld als ‘consignee’. Op de achterzijde van de sea waybill staan ‘conditions of carriage’ afgedrukt. Op de voorzijde van de sea waybill staat voor zover thans relevant:
“SHIPPED on board the cargo specified above (…) In accepting this Waybill the Merchant expressly accepts and agrees to all its stipulations, exceptions and conditions, on both pages, whether printed, written, stamped or otherwise incorporated”
De ‘conditions of carriage’ bevatten voor zover thans relevant de volgende bepalingen:
“1. DEFINITIONS
In this Sea Waybill both on the front and on the reverse, the terms mentioned hereunder shall have the following meaning.
(a) (…)
(b)‘Merchant’ shall include the person or firm in whose name the booking was concluded, as well as the Shipper, the Consignee, the Consigner and the Owner of the Goods
(…)
2. SEA WAYBILLS
(1) The Merchant warrants that in accepting this Sea Waybill he agrees to the terms hereof and that he is, or has the authority of the person owning or entitled to the possession of the Goods, or (has the authority of any person who has) a present or future interest in the Goods. (…)
(6) The Shipper upon entering into the contract of carriage does so not only on his own behalf but also as an agent for and on behalf of the Consignee, and warrants to the Carrier that he has the authority to do so. (…)
3. CARRIER’S RESPONSIBILITY
(1) General provisions
(a) clause Paramount
This Sea Waybill is subject to the CMI Uniform Rules for Sea Waybills.
(…)
5. JURISDICTION/APPLICABLE LAW
(1) All actions under this contract of carriage against the Carrier shall exclusively be brought before the competent Court at Rotterdam.
(2) In as far as anything has not been dealt with by the terms and conditions hereof, Dutch Law shall apply.
(…)”
4.7.2.
Voorts is niet in geschil dat op 20 november 2013 tussen Seatrade en AFC S&T een ‘contract of affreightment’ (hierna: het contract) tot stand is gekomen, waarbij is overeengekomen – kort gezegd – dat Seatrade in 2014 wekelijks ladingen bananen zou vervoeren van Puerto Bolivar en Guayaquil, Ecuador, naar Hamburg, Duitsland. Seatrade heeft zich verbonden ruimte in haar schepen beschikbaar te stellen en AFC S&T heeft zich gecommitteerd wekelijks een minimum aantal pallets bananen te laten verschepen. Voorts is een vrachtprijs per doos afgesproken (de rechtbank gaat er vanuit dat deze prijs in het overgelegde exemplaar van het contract is weggelakt). Artikel 11 van het contract luidt als volgt:

11. Bills of Lading
Seatrade Waybills shall be used for all shipments. The Master or his authorized representative shall sign on behalf of the vessel’s Owners Waybills without prejudice to the terms of this Agreement. If a conflict exists between a bills of lading clause and any clause in the Agreement, then this Agreement shall govern and accordingly each original Waybill issued to cover carriage of the Charterers cargo under this Agreement shall be stamped with the following clause “This Waybill is subject to the Contract of Affreightment between Seatrade and the Charterers dated 20th November 2013”.
4.7.3.
De in de laatste volzin van artikel 11 van het contract genoemde ‘clause’ is niet op de sea waybill gestempeld.
4.7.4.
De eerste volzin van artikel 14 van het contract luidt als volgt:

14. Arbitration
This Charter Party shall be governed by and construed in accordance with English law and any dispute arising out of this Charter Party shall be referred to arbitration in London in accordance with the Arbitration Acts 1950 and 1979 or any statutory modification or reenactment thereof for the time being in force.”
4.7.5.
De sea waybill is voor het vervoer van de onderhavige lading bananen opgesteld, namens Seatrade ondertekend en overhandigd aan JasaFrut. JasaFrut heeft de sea waybill per koerier aan AFC verzonden.
4.7.6.
AFC heeft de lading in Hamburg in ontvangst genomen.
4.7.7.
De vracht voor deze lading van 317 pallets (15.216 dozen) is bij factuur van 15 januari 2014 door Seatrade in rekening gebracht bij AFC S&T. Op de factuur wordt verwezen naar datum en nummer van de sea waybill. Gesteld noch gebleken is dat op de factuur naar het contract wordt verwezen.
4.7.8.
Onder het door Seatrade met AFC S&T gesloten contract hebben tenminste 52 afvaarten plaatsgevonden waarbij in alle gevallen bij voor AFC bestemde lading AFC als geadresseerde werd genoemd op de betreffende ‘sea waybill’.
4.8.
Tussen partijen is in geschil of er met betrekking tot het vervoer van de onderhavige lading bananen een afzonderlijke vervoerovereenkomst tot stand is gekomen belichaamd in de ‘sea waybill’. Op grond van artikel 10 lid 1 Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo) wordt de vraag naar het bestaan en de geldigheid van een overeenkomst beheerst door het recht dat toepasselijk zou zijn indien de overeenkomst geldig zou zijn. De sea waybill bevat een rechtskeuze voor Nederlands recht zodat naar Nederlands recht beoordeeld dient te worden of een zelfstandige vervoerovereenkomst tot stand is gekomen belichaamd in de sea waybill.
4.9.
De rechtbank kwalificeert het onder de sea waybill uitgevoerde transport als zelfstandige vervoerovereenkomst. Het contract is een raamovereenkomst waarin wekelijkse afvaarten met een minimum aantal pallets bananen tegen een bepaalde vrachtprijs per doos is afgesproken. AFC S&T (in het contract als “charterers” aangeduid) heeft in het contract een bepaald minimum aan te verschepen volume bananen aan Seatrade gegarandeerd en Seatrade heeft zich vastgelegd op een vaste vrachtprijs. Voor de afzonderlijke transporten dienden nadere afspraken te worden gemaakt ten aanzien van onder meer de laadhaven, de precieze hoeveelheid te vervoeren bananen en de geadresseerde. Zo staat in artikel 4 (Cargo) van het contract:
‘Exact quantities to be advised in regular forecasts between charterers and Seatrade. (…) Charterers undertake to declare the final cargo volumes intended to be shipped at least 1 week before loading.”
Overeenkomstig artikel 11 van het contract is voor de onderhavige en kennelijk voor 51 andere zendingen die onder het contract zijn verzonden een sea waybill opgemaakt. In de sea waybill wordt de precieze hoeveelheid bananen vermeld. Vervolgens heeft Seatrade de vracht voor die hoeveelheid met AFC S&T afgerekend onder verwijzing naar datum en nummer van de sea waybill, zonder verwijzing naar het contract. De sea waybill bevat geen verwijzing naar het contract. AFC S&T en Seatrade hebben aldus bewust gebruik gemaakt van sea waybills voor de uitvoering van het contract en de verschuldigdheid van vracht daaraan gekoppeld.
De conclusie is dat AFC S&T als afzender en Seatrade als vervoerder in het kader van het contract telkens afzonderlijke vervoerovereenkomsten hebben gesloten die telkens zijn vastgelegd in een sea waybill.
4.10.
Het verweer van Seatrade en WSC dat AFC niet als geadresseerde onder de ‘sea waybill’ kan worden aangemerkt wordt verworpen.
Zoals onder 4.7.8 weergegeven, staat vast dat onder het contract 52 afvaarten hebben plaatsgevonden waarbij op de ‘sea waybills’ van voor AFC bestemde lading steeds AFC als ‘consignee’ werd genoemd. In dat licht heeft Seatrade haar stelling dat AFC per abuis als ‘consignee’ en ‘notify’ op de ‘sea waybill’ is vermeld, onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Het is ook AFC geweest die de lading in Hamburg in ontvangst heeft genomen.
4.11.
Seatrade en AFC S&T zijn in artikel 11 van het contract (zoals hiervoor onder 4.7.2 weergegeven) overeengekomen dat zij voor alle zendingen ‘Seatrade Waybills’ zouden gebruiken. De rechtbank leidt uit dat woordgebruik en uit de zinsnede in dat artikel ‘If a conflict exists between a bills of lading clause and any clause in the Agreement’ af dat Seatrade en AFC S&T hebben bedoeld dat de voorwaarden, de ’conditions of carriage’ van de ‘sea waybill’, op de individuele vervoerovereenkomsten van toepassing zouden zijn. Een andere lezing zou de aangehaalde zinsnede in artikel 11 van het contract, immers, zinledig maken.
Derhalve zijn Seatrade en AFC S&T ten aanzien van de afzonderlijke vervoerovereenkomsten ook de ‘merchant’-clausule van artikel 2 en het forumkeuzebeding van artikel 5 van de ‘conditions of carriage’ overeengekomen. Aldus is sprake van wilsovereenstemming tussen AFC S&T en Seatrade in de zin van artikel 25 lid 1 onder a EEX-II-V.
4.12.
Zoals hiervoor onder 4.7.1 en 4.10 is overwogen, is AFC op de sea waybill vermeld als ‘consignee’. Als ‘consignee’ valt AFC onder de definitie van ‘merchant’ in de sea waybill. In artikel 2 van de in de sea waybill opgenomen ‘conditions of carriage’ (zoals weergegeven onder 4.7.1) is bepaald dat de ‘merchant’, in dit geval AFC, instemt met de voorwaarden van de sea waybill. Door het accepteren van de sea waybill waarin zij als ‘consignee’ staat vermeld en door de daaronder vervoerde lading te ontvangen heeft AFC haar instemming kenbaar gemaakt met de voorwaarden van de tussen Seatrade en AFC S&T gesloten vervoerovereenkomst zoals belichaamd in de sea waybill, met inbegrip van het forumkeuzebeding. Een zodanige wijze van aanvaarden van een tussen een afzender en een zeevervoerder overeengekomen forumkeuzebeding is in de internationale handel niet ongebruikelijk. In ieder geval heeft AFC door de onderhavige eis in de hoofdzaak bij deze rechtbank aanhangig te maken getoond het forumkeuzebeding te aanvaarden.
Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat de sea waybill geen verwijzing naar het contract bevat, zodat AFC niet bedacht heeft hoeven zijn op een mogelijke andere afspraak tussen AFC S&T en Seatrade over geschillenbeslechting.
4.13.
Aldus geldt tussen Seatrade en AFC een forumkeuze voor deze rechtbank. De rechtbank is op grond van artikel 25 EEX-II-Vo bevoegd van de vordering van AFC en M&F kennis te nemen. De vordering van Seatrade en WSC tot onbevoegdverklaring zal worden afgewezen.
4.14.
Seatrade heeft gesteld dat AFC is gebonden aan het arbitraal beding in het contract, wegens artikel 18 van het contract en het geven van een wijziging op het laadplaan bij e-mail van 4 maart 2014.
Op zich is juist dat artikel 18 van het contract bepaalt dat kennisgevingen en andere communicatie in verband met het contract aan de zijde van AFC S&T verzonden zullen worden aan vier emailadressen van personen werkzaam bij AFC. AFC fungeerde in die zin dus als correspondentieadres. De omstandigheid dat AFC ingevolge artikel 18 van het contract als correspondentieadres voor AFC S&T fungeerde maakt haar nog niet gebonden aan het arbitragebeding in het contract.
Ook de enkele omstandigheid dat AFC eenmaal, bij e-mail van 4 maart 2014, een wijziging op een laadplan aan Seatrade heeft toegezonden, brengt nog niet mee dat zij daarom gebonden is geraakt aan het arbitragebeding in het contract.
4.15.
Seatrade heeft gesteld dat de in de ‘sea waybill’ opgenomen forumkeuze in strijd is met de in artikel 14 van het contract opgenomen arbitrageclausule zodat deze arbitrageclausule op grond van artikel 11 van het contract de forumkeuze opzij zet.
Los van het feit dat AFC geen partij is (geworden) bij het contract en in de ‘sea waybill’ niet verwezen is naar het contract, is er geen sprake van strijd (‘conflict’) tussen de in artikel 14 van het contract opgenomen arbitrageclausule en de forumkeuze in artikel 5 van de ‘conditions of carriage’ van de ‘sea waybill’. Zoals uit de bewoordingen van artikel 11 van het contract blijkt, zijn Seatrade en AFC S&T voor ‘any dispute arising out of this Charter Party’ arbitrage in Londen overeengekomen, maar voor ‘all actions under this contract of carriage’, te weten de zelfstandige vervoerovereenkomst belichaamd in de sea waybill, de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam. Waar het verschillende overeenkomsten betreft, zijn die bepalingen niet met elkaar in conflict.
4.16.
Seatrade en WSC zullen in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat zij in dit incident in het ongelijk zijn gesteld. De kosten aan de zijde van M&F en AFC in het incident worden begroot op € 904 (2 punten x tarief
€ 452).
in de hoofdzaak
4.17.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van Seatrade en WSC.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Seatrade en WSC in de kosten van het incident, aan de zijde van M&F en AFC tot op heden begroot op € 904,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 februari 2016voor conclusie van antwoord aan de zijde van Seatrade en WSC.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2015.
1573/1928