Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Stichting Havensteder,
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 15 juni 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het vonnis d.d. 7 september 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de op 19 oktober 2015 gehouden comparitie van partijen;
- de akte van Havensteder, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“(…) De huurder is gebonden aan een wijziging van de levering van zaken of diensten en het daarbij behorende gewijzigde voorschotbedrag, indien die wijziging betrekking heeft op zaken of diensten die slechts aan een aantal huurders gezamenlijk geleverd kunnen worden, en tenminste 70% van die huurders daarmee heeft ingestemd. Een huurder die niet met de wijziging heeft ingestemd, kan binnen acht weken na de schriftelijke kennisgeving van de verhuurder dat overeenstemming is bereikt met tenminste 70% van de huurders, een beslissing van de rechter vorderen omtrent de redelijkheid van het voorstel (…)”.
“(…)de vergoeding voor de overige zaken en diensten die geleverd worden in verband met de bewoning van de woonruimte(…)”.Het artikel bepaalt voorts dat bij algemene maatregel van bestuur zaken en diensten kunnen worden aangewezen waarvoor de vergoeding moet worden aangemerkt als servicekosten. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit servicekosten (hierna het Besluit). Artikel 1 van het Besluit bepaalt dat de vergoeding voor de in de bij dit besluit behorende bijlage genoemde zaken en diensten in ieder geval wordt aangemerkt als servicekosten als bedoeld in artikel 7:237 lid 3 BW. In de bijlage staan elf zaken en diensten opgesomd waaronder diensten te leveren in het kader van toezicht, veiligheid en personele ondersteuning bij de bewoning (Huismeester) zoals
“(…)a.het houden van toezicht op het juiste gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten door de bewoners, hun bezoekers en derden,b.het houden van toezicht op de veiligheid van de tot de woonruimten behorende gehuurde delen en de gemeenschappelijk gedeelten,c.het reageren op inbraakalarmering vanuit het woonruimtegedeelte van het gehuurde,d.het verspreiden van post ene.andere diensten die een goede bewoning voor de bewoners van het woongebouw, waarvan de woonruimte deel uitmaakt, bevorderen, waaronder in elk geval het verrichten van de ten laste van huurders komende kleine herstellingen (…)”.De in de bijlage staande opsomming is niet limitatief, zodat ook vergoedingen voor andere in verband met de bewoning van de woonruimte geleverde zaken en diensten als servicekosten in de zin van artikel 7:237 lid 3 BW in rekening kunnen worden gebracht.
‘in verband met de bewoning van de woonruimte’zo beperkt moet worden opgevat dat enkel zaken of diensten die samenhangen met het zelf daadwerkelijk gebruiken van de woning of de eigen woning van de huurder, kunnen worden aangewezen als diensten waarvoor de vergoeding moet worden aangemerkt als servicekosten onvoldoende. Deze uitleg vindt geen steun in de wetsgeschiedenis bij voornoemd wetsartikel en wordt door Havensteder gemotiveerd betwist. Voorts geldt dat een deel van de diensten, waarvan het Besluit bepaalt dat de vergoeding daarvoor in ieder geval aangemerkt dient te worden als servicekosten, zich niet enkel en alleen beperken tot het gehuurde van de huurder zelf. Dit geldt bijvoorbeeld voor diensten te leveren door een huismeester in het kader van toezicht, veiligheid en personele ondersteuning bij de bewoning.
“(…) toezicht houden in openbare ruimten van flatgebouwen en/of buurten; toezien op een juist gebruik van de gemeenschappelijke ruimten als parkeergarages, containerruimten e.d., volgens regels gesteld in huur- en gebruikersovereenkomsten; preventief aanwezig zijn in het aangegeven werkgebied; oplossen van kleine technische onvolkomenheden in de voor algemeen gebruik bestemde ruimten; verstrekken van informatie aan gebruikers van (flat)woningen, met behulp van de daarvoor beschikbaar gestelde middelen en mogelijkheden; assisteren van GG en GD, brandweer en politie bij calamiteiten(…)”.Uit de hiervoor gegeven opsomming van de te leveren diensten door een buurtconciërge, die grotendeels overeenstemmen met de diensten van een wijkbeheerder van Havensteder, kan evenmin steun worden gevonden voor de [eiseres] voorgestane uitleg. Weliswaar is de kantonrechter niet gebonden aan het door de Huurcommissie gevoerde beleid, maar in dit geval bestaat voldoende aanleiding om hierbij aansluiting te zoeken.