ECLI:NL:RBROT:2016:10100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
516395 KG ZA 16-1424
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van waardeloosheid hypothecaire inschrijving in kort geding

Op 14 december 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam in kort geding uitspraak gedaan in de zaak van eisers, wonende te Vijfhuizen, Warnsveld en Wassenaar, tegen de stichting [gedaagde], gevestigd te Dordrecht. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.M. van den Bergh, vorderden de verklaring dat het hypothecaire recht op hun woning waardeloos is. Dit hypothecaire recht was gevestigd ten gunste van de stichting [gedaagde], die inmiddels ontbonden is en waarvan de vereffenaar is overleden. De eisers stelden dat de geldlening waarvoor het hypotheekrecht was gevestigd, inmiddels was afgelost, en dat zij de woning op 14 december 2016 aan een derde zouden verkopen. Bij handhaving van het hypotheekrecht zouden zij een contractuele boete van 10% van de koopsom verbeuren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was, aangezien de eisers de woning vrij van hypotheek aan de koper moesten kunnen leveren. De rechtbank overwoog dat het hypotheekrecht was gevestigd ten gunste van een stichting die al 26 jaar geleden was ontbonden en dat de vereffenaar 16 jaar geleden was overleden. De voorzieningenrechter achtte het aannemelijk dat de schuld waarvoor het hypotheekrecht was gevestigd, geheel of gedeeltelijk was afgelost. De rechtbank besloot de hypothecaire inschrijving waardeloos te verklaren, maar verbond hieraan voorwaarden ter bescherming van eventuele rechten van derden.

De voorzieningenrechter bepaalde dat de eisers een bedrag van € 30.000,- moesten achterlaten op de derdenrekening van de notaris en dat zij een oproeping moesten plaatsen in een regionaal dagblad voor eventuele belanghebbenden. De proceskosten werden voor rekening van de eisers gesteld, omdat zij zich voor het sluiten van de koopovereenkomst hadden moeten vergewissen van het hypotheekrecht. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/516395 / KG ZA 16-1424
Vonnis in kort geding van 14 december 2016
in de zaak van

1.[eiser 1]

wonende te Vijfhuizen, gemeente Haarlemmermeer,
2.
[eiser 2],
wonende te Warnsveld, gemeente Zutphen,
3.
[eiser 3],
wonende te Wassenaar,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats]
eisers,
advocaat mr. G.M. van den Bergh te Dordrecht,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser 1] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling op 14 december 2016
  • het ter zitting verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] zijn eigenaar van een woning op de [adres] . [eiser 1] zijn in het bezit gekomen van deze woning na het overlijden van hun beide ouders. De woning maakt onderdeel uit van de nalatenschap van de ouders van [eiser 1] hebben deze nalatenschap zuiver aanvaard.
2.2.
[eiser 1] hebben de woning verkocht aan een derde met als leveringsdatum 14 december 2016.
2.3.
In een borderel van hypothecaire inschrijving gedateerd 3 december 1969 staat, samengevat en voor zover van belang, het volgende:
-de vader van [eiser 1] heeft uit hoofde van een akte van schuldbekentenis de dato 1 december 1969 ten gunste van [gedaagde] hypotheek verleend op de woning, dit tot zekerheid van teruggave van een geleend geldbedrag van fl. 55.000,-
- de geldlening moet zijn afgelost op 1 december 1979, waarbij voorzien is in extra rentebetaling als wordt afgelost op een ander tijdstip dan afgesproken,
- bij willige verkoop van het verbondene zal geen zuivering plaats kunnen hebben, ingevolge artikel 1254 tweede lid (oud) BW.
2.4.
[gedaagde] is op 7 juli 1990 ontbonden en op 27 januari 1991 uitgeschreven uit het Handelsregister.
2.5.
De in het kader van de ontbinding van [gedaagde] benoemde vereffenaar is op 17 december 2000 overleden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] vorderen samengevat - te bepalen dat het op de woning gevestigde hypotheekrecht waardeloos is (art. 3:29 BW). [eiser 1] stellen daartoe dat de geldlening waarvoor het hypotheekrecht gevestigd is inmiddels al is gedelgd. Bij handhaving van het hypotheekrecht zullen [eiser 1] de woning niet vrij van hypotheek aan de koper kunnen leveren, waardoor zij een contractuele boete van 10% van de koopsom zullen verbeuren. [gedaagde] bestaat niet meer.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van [eiser 1] hebben gesteld dat zij een contractuele boete van 10% van de koopsom zullen verbeuren aan de koper indien de woning niet op 14 december 2016 (de dag waarop de zitting in onderhavig kort geding plaatsvond) vrij van hypotheek aan de koper geleverd kan worden. Deze stelling komt aannemelijk voor.
4.2.
Het gevorderde komt grotendeels niet onrechtmatig of ongegrond voor, en zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat daarbij voorwaarden worden gesteld (die ter zitting zijn besproken). In dit oordeel wordt het volgende meegewogen.
4.3.
Indien degene die daartoe volgens art. 3: 28 BW verplicht is, na gedaan verzoek, weigert de verklaring van waardeloosheid af te geven, kan hij door iedere onmiddellijk belanghebbende worden gedagvaard. Alsdan verklaart de rechtbank de desbetreffende inschrijving waardeloos (art. 3:29 BW). Op waardeloze hypothecaire inschrijvingen is art. 3:29 BW van overeenkomstige toepassing (ex art. 3:274 lid 3). In spoedeisende gevallen kan ook de voorzieningenrechter in kort geding over een dergelijke vordering beslissen (MvA II, Parl. Gesch., p. 151, derde alinea).
4.4.
De voorzieningenrechter plaatst voorop dat het hypotheekrecht is gevestigd ten gunste van een 26 jaar geleden ontbonden stichting en dat de desbetreffende vereffenaar inmiddels 16 jaar geleden is overleden. De gestelde betalingen zijn niet met stukken onderbouwd; onverklaard is gebleven waarom deze inschrijving ten tijde van de liquidatie van de [gedaagde] niet is doorgehaald, als er al betaald was. Vanwege het tijdsverloop ontbreekt vrijwel elke documentatie volgens [eiser 1] , hetgeen de voorzieningenrechter aannemelijk acht. [eiser 1] hebben, onwetend van de inschrijving, de woning verkocht en staan nu voor dit probleem. Dat de koper geen genoegen neemt met handhaving van het hypotheekrecht is zonder meer aannemelijk. Het is geboden om, in deze bijzondere situatie, thans een praktische oplossing te treffen voor een probleem dat zonder de te treffen voorziening uiterst bezwaarlijk, zo niet onmogelijk op te lossen zou zijn. Een ordemaatregel is dan ook op zijn plaats, waarbij alle belangen worden betrokken. De voorzieningenrechter zal de vordering toewijzen om het hypotheekrecht waardeloos te verklaren, zij het niet onvoorwaardelijk. Aan de beslissing zal de na te melden voorwaarde worden verbonden ter bescherming van het belang van diegenen die rechten kunnen ontlenen aan het onderhavige hypotheekrecht.
4.5.
In dit oordeel is meegewogen dat ter zitting het volgende naar voren is gebracht:
- de advocaat van [eiser 1] heeft getracht om de administratie van de onderhavige vereffenaar boven tafel te krijgen, maar dit is niet gelukt,
- onduidelijk is gebleven waarom de vereffenaar destijds geen kennelijke aandacht heeft besteed aan het bestaan van het onderhavige hypotheekrecht en evenmin aan de vraag wat daarmee moest gebeuren,
- [eiser 1] blijken de administratie van hun ouders zes maanden geleden weggedaan te hebben,
- een poging om het hypotheekrecht te zuiveren is mislukt,
- het komt geenszins onwaarschijnlijk voor dat de schuld waarvoor het hypotheekrecht is gevestigd geheel, of minst genomen deels, is afgelost. De vader van [eiser 1] was volgens voormeld borderel rector aan een christelijk lyceum en in dienst bij de [gedaagde] . [eiser 1] hebben steeds gemeend dat hun vader de lening had afgelost.
4.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. [eiser 1] hadden de proceskosten kunnen voorkomen als zij zich voor het sluiten van de koopovereenkomst hadden vergewist van het - kenbare - hypotheekrecht waarmee de woning bezwaard is.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart de hypothecaire inschrijving ten behoeve van de stichting [gedaagde] van 3 december 1969 op de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres] , groot zes are 52 centiare (6 a 52 ca) waardeloos,
5.2.
verbindt aan deze beslissing de voorwaarde dat [eiser 1] :
- van de koopsom een bedrag van € 30.000,- achterlaten op de derdenrekening van de met het transport van de woning belaste notaris,
- met bekwame spoed (uiterlijk 22 december 2016) een oproeping plaatsen in een representatief dagblad in de regio Dordrecht, houdende de mededeling dat degenen die uit hoofde van het onderhavige hypotheekrecht rechten willen doen gelden ten aanzien van het voormelde bedrag van € 30.000,-, zich binnen een maand bij de advocaat van [eiser 1] dienen te melden, in welk geval het bedrag van € 30.000,- pas mag worden uitgekeerd nadat daarover tussen betrokkenen overeenstemming is bereikt, dan wel nadat de rechter daarover heeft beslist,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
bepaalt dat [eiser 1] hun eigen proceskosten moeten dragen,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2016.
2517/106