ECLI:NL:RBROT:2016:10244
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een faillissementsaanvraag met betrekking tot een vennoot van een vennootschap onder firma
Op 4 oktober 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak. De verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft verzocht om de faillietverklaring van een vennoot van een vennootschap onder firma (vof). De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.C. Koster, stelde dat de vof niet in staat was om haar schulden te betalen en dat de vennoot, verweerder, ook in een vergelijkbare financiële situatie verkeerde. Tijdens de zitting op 27 september 2016 zijn beide partijen gehoord en zijn aanvullende stukken overgelegd.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de voorwaarden voor faillietverklaring volgens artikel 6 van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verweerder in de toestand verkeerde dat hij zijn betalingsverplichtingen niet kon nakomen. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat het faillissement van een vof niet automatisch leidt tot het faillissement van de vennoten. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster niet voldoende had aangetoond dat de verweerder meerdere vorderingen onbetaald liet en dat er geen summier bewijs was van betalingsonmacht.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring van de verweerder afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Verberne, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, en dit kan alleen door een advocaat worden gedaan.