ECLI:NL:RBROT:2016:10366

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
C/10/503681 / FT EA 16/1461
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord. De verzoeker, die in een schuldsaneringsregeling zit, heeft een aanbod gedaan dat gebaseerd was op een VTLB-rapport. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker de uitgangspunten van dit rapport niet volledig in acht heeft genomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het aanbod van de verzoeker niet als het maximaal haalbare kan worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woonkosten die door de verzoeker zijn opgegeven, niet correct zijn berekend, omdat hij geen rekening heeft gehouden met het fiscale voordeel op de bruto hypotheekrente. Hierdoor is de afloscapaciteit van de verzoeker lager dan deze in werkelijkheid zou kunnen zijn. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de schuldeisers, in dit geval Woonfonds, zwaarder wegen dan die van de verzoeker. Het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling is afgewezen. De rechtbank heeft tevens aangegeven dat, nu het verzoek tot het vaststellen van het dwangakkoord is afgewezen, er een afzonderlijke beslissing zal volgen op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 16 november 2016
in de zaak van:
[naam 1],
wonende te [adres] ,
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Na het tussenvonnis van 16 september 2016 in onderhavige procedure heeft de rechtbank van schuldhulpverlening per faxbericht van 22 september 2016 de navolgende stukken ontvangen:
  • overzicht hypotheek [naam 2] ;
  • polis 2016 [naam 2] ;
  • polis 2016 verzoeker;
  • voorlopige aanslag 2016 [naam 2] ;
  • aanslag 2015 [naam 2] ;
  • voorlopige aanslag 2016 [naam 2] ;
  • voorlopige aanslag 2016 verzoeker;
  • aanslag 2015 verzoeker;
  • voorlopige aanslag 2015 verzoeker;
  • mededeling beslag onder belastingdienst.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Verzoeker heeft aan de door hem aangeboden schuldregeling een berekening vrij te laten bedrag d.d. 18 augustus 2016 (hierna vtlb-berekening) ten grondslag gelegd waar een bedrag van € 717,45 als woonkosten is vermeld en ten laste is gebracht van verzoeker.
Uit de op 22 september 2016 door de rechtbank ontvangen stukken valt af te leiden dat het bedrag van woonkosten ad € 717,45 de volledige maandelijkse annuïteit betreft van de hypotheek op de eigen woning van de partner van verzoeker met wie hij op huwelijkse voorwaarden is gehuwd. De annuïteit bestaat uit de componenten bruto rente en aflossing. Verzoeker heeft, blijkens de berekening d.d. 18 augustus 2016, geen rekening gehouden met het te behalen fiscale voordeel op de bruto hypotheekrente.
Uit het VTLB-rapport blijkt uit artikel 3.3.8 Eigen Woning dat als woonkosten de betaalde hypotheekrente, erfpacht en overige kosten worden aangemerkt. Aflossingen op een bestaande hypothecaire lening vormen geen woonkosten. Verder is in genoemd rapport (pagina 19) vermeld dat in een situatie waarbij de Wsnp op slechts één van partners van toepassing is en er geen sprake is van gemeenschap van goederen, het fiscale voordeel in mindering dient te worden op de bruto hypotheeklasten.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker de uitgangspunten uit het VTLB-rapport, welke tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling worden gevolgd, niet volledig in acht heeft genomen en dat wanneer verzoeker zulks wel zou hebben gedaan, zijn afloscapaciteit aanzienlijk hoger zou zijn. Verder stelt de rechtbank vast dat de afloscapaciteit van verzoeker verder zou toenemen wanneer verzoeker, in de vtlb-berekening, overeenkomstig artikel 2 van de huwelijks voorwaarden alleen zijn (netto) aandeel in de woonkosten voor zijn rekening zou nemen in plaats van de volledige bruto annuïteit.
Uit vorenstaande volgt dat verzoeker niet zijn volledige afloscapaciteit in zijn aanbod heeft verdisconteerd en dit leidt ertoe dat de rechtbank er onvoldoende van is overtuigd dat het aanbod van verzoeker het maximaal haalbare is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Woonfonds zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om voornoemde schuldeiser te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen. De rechtbank zal, nu verzoeker kenbaar heeft gemaakt zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te handhaven als het verzoek tot vaststellen van een dwangakkoord wordt afgewezen, bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans, rechter, en in aanwezigheid van E.J. van Gruijthuijsen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 november 2016. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.