In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord. De verzoeker, die in een schuldsaneringsregeling zit, heeft een aanbod gedaan dat gebaseerd was op een VTLB-rapport. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker de uitgangspunten van dit rapport niet volledig in acht heeft genomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het aanbod van de verzoeker niet als het maximaal haalbare kan worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woonkosten die door de verzoeker zijn opgegeven, niet correct zijn berekend, omdat hij geen rekening heeft gehouden met het fiscale voordeel op de bruto hypotheekrente. Hierdoor is de afloscapaciteit van de verzoeker lager dan deze in werkelijkheid zou kunnen zijn. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de schuldeisers, in dit geval Woonfonds, zwaarder wegen dan die van de verzoeker. Het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling is afgewezen. De rechtbank heeft tevens aangegeven dat, nu het verzoek tot het vaststellen van het dwangakkoord is afgewezen, er een afzonderlijke beslissing zal volgen op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.