ECLI:NL:RBROT:2016:10408

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
10/054508-14 VI-99-000395-37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot achterwege blijven van voorwaardelijke invrijheidstelling na onttrekking aan tenuitvoerlegging van Oostenrijks strafvonnis

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 februari 2016 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die zich onttrokken had aan de tenuitvoerlegging van een Oostenrijks strafvonnis, had zich opnieuw schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten in Oostenrijk. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich ernstig had misdragen tijdens zijn penitentiair programma, waarbij hij buiten de penitentiaire inrichting mocht verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde herhaaldelijk niet is verschenen op afspraken met de reclassering en niet bereikbaar was, wat leidde tot zijn plaatsing in het opsporingsregister. De rechtbank concludeerde dat de vordering van het openbaar ministerie gegrond was, gezien de ernst van de misdragingen van de veroordeelde en de verwachtingen die de Oostenrijkse autoriteiten hadden ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de straf. De rechtbank heeft de vordering tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling dan ook toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam
Team straf 2
VI-zaaknummer: 99-000395-37
Parketnummer: 10-054508-14
Datum uitspraak: 16 februari 2016
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank op de vordering tot uitstel of achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaak van:

[naam veroordeelde] (hierna: de veroordeelde),

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ) op [geboortedatum veroordeelde] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.

Opgelegde straf

Bij onherroepelijk vonnis van 11 maart 2013 van Landesgericht Innsbruck in Oostenrijk is de veroordeelde voor – kort gezegd – (het medeplegen van) invoer van en handel in pillen bevattende MDMA en cocaïne veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1730 dagen (4 jaar en 9 maanden), met aftrek van voorarrest. De tenuitvoerlegging van deze straf is in Nederland overgenomen.
De oorspronkelijke datum waarop de veroordeelde in aanmerking zou komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling was 16 november 2015.

Vordering

Op 3 september 2015 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde.
Bij de vordering is overgelegd het rapport van 5 februari 2015 van Reclassering Nederland. Tevens is overgelegd een formulier “melding bijzonder voorval” van 31 augustus 2015 van [naam 1] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting Rotterdam.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 16 februari 2016.
De officier van justitie mr. H.A. van Wijk, de veroordeelde, zijn raadsman en [naam 2] , reclasseringswerker, zijn gehoord.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De raadsman heeft namens de veroordeelde verzocht de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet geheel achterwege te laten, maar uit te stellen om de veroordeelde toch enig perspectief op terugkeer in de maatschappij te bieden.

OntvankelijkheidHet openbaar ministerie is ontvankelijk in de vordering, nu de vordering tijdig is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de grond bevat waarop zij berust.

Beoordeling

Gebleken is dat de vrijheidsstraf die ten uitvoer wordt gelegd, voortvloeit uit een onherroepelijke veroordeling door een buitenlandse rechter en de tenuitvoerlegging overeenkomstig het toepasselijke verdrag is overgenomen.
Het formulier “melding bijzonder voorval” houdt onder meer in dat de veroordeelde vanaf 19 augustus 2015 herhaaldelijk niet is verschenen op afspraken met medewerkers van Startpunt respectievelijk Reclassering Nederland. Ook bleek hij telefonisch niet bereikbaar. Op 26 augustus 2016 is hij opgeroepen door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. Ook op die datum is hij niet verschenen, waarna hij in het opsporingsregister is geplaatst.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig heeft misdragen. Terwijl hij in een penitentiair programma zat en daardoor mocht hij buiten de PI verblijven. Op dat moment had hij inmiddels het recht gekregen op een voorwaardelijke invrijheidstelling. Binnen dit kader heeft hij zich op zeer ernstige wijze niet aan de regels gehouden. De veroordeelde heeft zich onttrokken aan de (verdere) tenuitvoerlegging van een door de Nederlandse autoriteiten overgenomen strafvonnis van een Oostenrijkse rechter. Dit terwijl de Oostenrijkse autoriteiten ervan uit mochten gaan dat de veroordeelde de door hen opgelegde straf – binnen de geldende Nederlandse regels voor de tenuitvoerlegging – volledig zou ondergaan. De veroordeelde heeft zich tijdens deze onttrekking aan de tenuitvoerlegging opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van soortgelijke Opiumwetfeiten (wederom in Oostenrijk). Gelet op het vorenstaande zal de vordering worden toegewezen.

BeslissingDe rechtbank:

wijst toe de vordering tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is genomen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongoskerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2016.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.