ECLI:NL:RBROT:2016:10496

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
C/10/515820 / JE RK 16-3739 en C/10/515821 / JE RK 16-3740
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2016 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 1 december 2016 een mondeling verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van de kinderen, gevolgd door een verzoekschrift dat op 2 december 2016 bij de griffie is ingekomen. De moeder oefent het ouderlijk gezag uit over de kinderen, die bij haar wonen. De Raad heeft verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden en een uithuisplaatsing voor vijf dagen in een pleegzorgvoorziening.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, zoals beschreven in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De noodzaak voor een voorlopige ondertoezichtstelling is erkend om een acute en ernstige bedreiging voor de kinderen weg te nemen. De kinderen worden voorlopig onder toezicht gesteld van een Gecertificeerde Instelling (GI) met ingang van 1 december 2016 tot 1 maart 2017. Tevens is er een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de kinderen, die geldt van 1 december 2016 tot 5 december 2016 om 12:00 uur.

De kinderrechter heeft bepaald dat de Raad, de GI en de belanghebbende zullen worden gehoord op een zitting op 9 december 2016. De beslissing tot uithuisplaatsing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak, via de griffie van het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/515820 / JE RK 16-3739 en C/10/515821 / JE RK 16-3740
datum uitspraak: 1 december 2016

beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Rotterdam.
betreffende

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2013 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 1]
,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van de Raad van 1 december 2016, gevolgd door het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 2 december 2016.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling verzocht van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , voorafgegaan door een voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden.
Tevens wordt de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verzocht voor de duur van vijf dagen in een voorziening voor pleegzorg.

De beoordeling

Uit het mondelinge verzoek en de overgelegde stukken blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] weg te nemen. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zullen voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1: 257 BW).
Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] met spoed uit huis worden geplaatst. Het verhoor van de belanghebbende kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
De Raad en de belanghebbende worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde zitting.
In afwachting van deze zitting zal de machtiging tot uithuisplaatsing tot 5 december 2016 12:00 uur worden verleend. Verdere beslissingen op het verzoekschrift zal de kinderrechter pas nemen nadat de zitting heeft plaatsgevonden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voorlopig onder toezicht van de Gecertificeerde Instelling (GI)
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 1 december 2016 tot 1 maart 2017;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 1 december 2016 tot 5 december 2016 12:00 uur en houdt de beslissing met betrekking tot de ondertoezichtstelling aan;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de Raad, de GI en de belanghebbende zullen worden gehoord ter zitting van
9 december 2016 om 11:00 uur, welke zitting wordt gehouden in het gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36.
De zaak zal op voornoemde zitting, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Mr. Aukema-Hartog is afwezig en daardoor buiten staat de schriftelijke bevestiging van deze beslissing mede te ondertekenen.
Gezien door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, in bijzijn van J. Peters, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.