In deze zaak gaat het om een deelgeschil tussen een voetganger, [verzoeker], en de Gemeente Rotterdam. [verzoeker] is op 30 juni 2014 gevallen over een paaltje dat langs de stoeprand was geplaatst, terwijl hij de stoep wilde betreden. Hij heeft de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft opgelopen, op grond van een gebrekkige opstal en onrechtmatige daad. De rechtbank heeft op 16 februari 2016 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gemeente als wegbeheerder aansprakelijk kan zijn op basis van artikel 6:174 BW, dat betrekking heeft op gebrekkige opstal. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het paaltje niet gebrekkig was, omdat het een zinvolle functie had in het bevorderen van de verkeersveiligheid. De paaltjes waren goed zichtbaar en de situatie op de stoep was overzichtelijk. De Gemeente had geen reden om de paaltjes eerder te verwijderen, aangezien ze een doel dienden en er geen gevaarlijke situatie was gecreëerd.
Daarnaast heeft de rechtbank ook de onrechtmatige daad beoordeeld op basis van artikel 6:162 BW. De rechtbank oordeelde dat van een voetganger in een drukke stad als Rotterdam de nodige oplettendheid mag worden verwacht. [verzoeker] was afgeleid door een oefening van de ME en had niet voldoende aandacht voor zijn omgeving. De rechtbank concludeerde dat de Gemeente niet aansprakelijk kon worden gesteld voor het ongeval, omdat er geen gevaarzettende situatie was gecreëerd en de Gemeente niet bekend was met eerdere ongevallen op die locatie.
De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en de kosten van de procedure begroot op € 578,00, zonder dat de Gemeente tot betaling werd veroordeeld, omdat aansprakelijkheid niet was vastgesteld.