ECLI:NL:RBROT:2016:1390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
10/701012-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval in een woning met uitgebreide bewijsoverweging en gevangenisstraf

Op 23 februari 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een woningoverval op 23 december 2014 te Spijkenisse. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in PI Amsterdam Over-Amstel, werd bijgestaan door raadsman mr. G.S.J. van Gestel. De officier van justitie, mr. L. Visser, eiste een gevangenisstraf van 42 maanden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2016 en de gewijzigde tenlastelegging. De verdediging betwistte de bewijsvoering en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Dit bewijs omvatte camerabeelden van de metrohalte De Akkers, waar de verdachte met een tas werd gezien kort voor de overval. De rechtbank concludeerde dat de man op de camerabeelden dezelfde persoon was die de woningoverval had gepleegd. Daarnaast zijn er dactysporen van de verdachte aangetroffen in de woning van het slachtoffer, wat de rechtbank als steunbewijs gebruikte voor de overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, en legde een gevangenisstraf van drie jaar op. De rechtbank hield rekening met de impact van de overval op het slachtoffer en de ernst van het feit. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] werd toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701012-15
Datum uitspraak: 23 februari 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in PI Amsterdam Over-Amstel, PPC,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Het door het slachtoffer opgegeven signalement is te vaag en globaal omschreven. Voorts zijn er geen DNA-sporen van de verdachte aangetroffen op de plaats delict. Ten aanzien van de aangetroffen dactysporen wordt primair betwist dat deze afkomstig zijn van verdachte, nu een deugdelijk rapport daaromtrent ontbreekt en niet kan worden vastgesteld op grond waarvan een positieve hit is aangenomen. Subsidiair, indien
wordt aangenomen dat de dactysporen van verdachte zijn, kan in het licht van de huidige jurisprudentie daaruit niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte in de woning van
het slachtoffer is geweest, nu de dactysporen zijn aangetroffen op een los verplaatsbaar object dat in de periode van juli 2014 tot twee weken voor de woningoverval heeft rondgezworven.
Op basis van de stills en camerabeelden kan niet tot een betrouwbare herkenning van de verdachte worden gekomen en daarbij komt dat de persoon bij de metrohaltes niet de dader hoeft te zijn. De kwaliteit van de stills is te korrelig, de persoon kijkt niet recht in de camera en er zijn geen onderscheidende kenmerken te zien. De herkenning van de verdachte door de verbalisant heeft plaatsgevonden op basis van een oude politiefoto uit 2012 en bovendien is deze herkenning op geen enkele manier onderbouwd.
4.1.2.
Beoordeling
Op camerabeelden van de metrohalte De Akkers in Spijkenisse werd door verbalisanten gezien dat op 23 december 2014 omstreeks 12:27 uur een man met op zijn rug een zwart/grijze rugzak en in zijn hand een Lidltas, waaruit een langwerpig zwart voorwerp stak, met de metro uit de richting van Rotterdam Centraal Station aankwam. Dezelfde man met de zwart/grijze rugzak en de Lidltas is te zien is op beelden van metrostation Beurs te Rotterdam omstreeks 11:57 uur. Hij is daar kennelijk in de metro gestapt. De rechtbank heeft op basis van eigen waarneming vastgesteld dat de man op de stills van de camerabeelden bij metrostation Beurs onder meer wat betreft de haarlijn en de vorm van de wenkbrauwen gelijkenis vertoont met de verdachte op de politiefoto uit 2012. Het metrostation De Akkers in Spijkenisse is gelegen naast het winkelcentrum Akkerhof, met daarboven de woning van het slachtoffer. Aangeefster heeft verklaard dat zij kort na 12:30 uur op 23 december 2014 een man in haar woning zag. Het tijdstip van aankomst van de man met de tas bij metrostation De Akkers (omstreeks 12:27 uur) past bij het door aangeefster genoemde tijdstip van de overval en sterkt de rechtbank in de overtuiging dat de man met de tas die op de camerabeelden van de metrostations is te zien, dezelfde is als de persoon die de woningoverval heeft gepleegd.
In de woning van het slachtoffer is na de overval een tas van de Lidl met daarin ijzeren trap-/gordijnroeden achtergelaten. Naar het oordeel van de rechtbank staat buiten twijfel dat de Lidltas op de camerabeelden dezelfde is als de tas die in de woning is aangetroffen. De wijze waarop de in de woning aangetroffen tas is opgevouwen, alsmede het daaruit stekende langwerpige voorwerp komen volledig overeen met de tas en het voorwerp dat is te zien op de stills van de camerabeelden bij de metrostations. Het feit dat slechts enkele minuten zijn verstreken tussen het moment van aankomst van de man op metrostation De Akkers in Spijkenisse en het moment van de overval is evenzeer een sterke aanwijzing dat het om dezelfde tas gaat.
Bovendien heeft de broer van de verdachte, [naam] , op 23 januari 2015, in reactie op het zien van een foto van de rugzak op de stills van de man in de metro, verklaard dat hij in het bezit is geweest van een soortgelijke tas, maar dat zijn broer [naam] (de verdachte) die tas één of twee maanden daarvoor had meegenomen en dat hij de tas sindsdien niet meer had gezien. Dat [naam] slecht Nederlands sprak en zijn verklaring onbetrouwbaar zou zijn, zoals door de verdediging betoogd, is niet gebleken. Zijn getuigenverklaring is helder en gedetailleerd. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting bevestigd dat hij de tas van zijn broer heeft meegenomen.
Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat er op een in de slaapkamer van de dochter van het slachtoffer aangetroffen papier van A4-formaat dactyloscopische sporen zijn aangetroffen, welke matchen met die van de verdachte.
De rechtbank zal het ter zake opgemaakte proces-verbaal van bevindingen gebruiken als steunbewijs voor de overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Dat het om een verplaatsbaar object gaat, staat daaraan niet in de weg. Immers, het papier betreft een brief van de school van de dochter van het slachtoffer, gericht aan deze dochter. Laatstgenoemde heeft verklaard dat de brief zich sinds ongeveer twee weken in de woning bevond en dat deze in haar slaapkamer op een stapel kleding lag. De brief is aangetroffen op de grond, hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat de brief tijdens de overval, waarbij diverse kasten zijn doorzocht, is verplaatst en kennelijk is aangeraakt door de dader van de woningoverval. Dat de dactysporen van de verdachte op enigerlei wijze buiten de woning van aangeefster op de brief terecht zijn gekomen acht de rechtbank zeer onwaarschijnlijk, temeer nu de verdachte heeft nagelaten een dergelijk alternatief scenario te concretiseren.
Nu de herkenning door de verbalisant niet tot het bewijs zal worden gebezigd, behoeft het verweer van de verdediging op dit punt geen bespreking.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De afwezigheid van DNA-sporen van de verdachte op de plaats delict doet niet af aan voornoemd oordeel.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 23 december 2014 te Spijkenisse met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan [straatnaam] , heeft weggenomen een laptop, een spelcomputer, geld (130 euro), een tas (merk Converse), een horloge en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die bovengenoemde goederen en
datgeld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, en welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en bij de mond heeft gegrepen en
- die [slachtoffer 1] een staaf/stang heeft getoond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval in een woning en heeft daarmee de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer ernstig geschonden. Tevens is een ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat men in de eigen woning behoort te hebben. De woning is immers bij uitstek de plek waar men zich veilig en beschermd moet kunnen voelen.
Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring komt naar voren dat het slachtoffer de overval als zeer traumatisch heeft ervaren en het gebeuren een enorme impact heeft op haar leven.
De verdachte heeft uit pure hebzucht gehandeld en geen enkel respect getoond voor de persoon van het slachtoffer. De rechtbank neemt dit de verdachte ten zeerste kwalijk.
Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat delicten als de onderhavige voor maatschappelijke onrust zorgen en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterken.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Omtrent de verdachte is door deskundige P.K.J. Ronhaar, psychiater, in samenwerking met W. van Leeuwen, psychiater in opleiding een rapport d.d. 4 maart 2015 opgemaakt, dat in essentie het volgende inhoudt:
“De verdachte heeft slechts in beperkte mate meegewerkt aan onderhavig onderzoek.
Er is sprake van een psychotische stoornis die vooralsnog niet anderszins kan worden omschreven. Deze psychotische stoornis kenmerkt zich door paranoïde waanvorming, vreemde gedragingen, verward denken en mogelijk ook door akoestische (bevels-) hallucinaties. Niet is gebleken dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in een psychotische toestand verkeerde of dat anderszins sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voor zover verdachte ten tijde van het ten laste gelegde achterdochtig of zelfs paranoïde was, wordt geen directe samenhang met het ten laste gelegde gezien, dat vanwege het vermogensaspect vooral instrumenteel dan wel antisociaal aandoet. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding voor een advies tot vermindering van de toerekeningsvatbaarheid voor het thans ten laste gelegde.”.
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie heeft op 17 december 2015 een rapport omtrent de verdachte opgemaakt, dat verkort weergegeven het volgende inhoudt:
“Bij verdachte is er sprake van de waarschijnlijkheidsdiagnose schizofrenie van het paranoïde type, al kan een psychose door middelen niet volledig worden uitgesloten. Het is waarschijnlijk dat verdachte psychotische symptomen had ten tijde van het ten laste gelegde. Het ten laste gelegde kon echter niet met verdachte besproken worden, aangezien hij dit ontkent en zich weinig open opstelt ten aanzien van de doorgemaakte psychose vanuit een beperkt ziektebesef en afwezigheid van ziekte inzicht. Het NIFP heeft geen informatie over de psychische toestand en het gedrag van verdachte in de uren voor en na het ten laste gelegde, noch komen uit de verklaringen van aangeefster aanwijzingen voor eventuele psychotische symptomen bij verdachte naar voren. Het ten laste gelegde heeft een verwervingselement. Een pathologisch element kan niet worden uitgesloten, maar gelet op het voorgaande onthoudt het NIFP zich van een uitspraak over de doorwerking van de waarschijnlijkheidsdiagnose schizofrenie in het ten laste gelegde. Aangezien met verdachte niet gesproken kon worden over het ten laste gelegde, kan geen oordeel worden gegeven over de mate van toerekeningsvatbaarheid.”.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 januari 2016. Dit rapport houdt - verkort weergegeven - het volgende in:
“Gelet op de rapportage pro justitia zijn de mogelijkheden onderzocht om de verdachte te behandelen in het kader van een toezicht door de reclassering. Hiervoor zijn echter belemmerende factoren. Verdachte wil daar niet aan meewerken en beheerst de Nederlandse taal onvoldoende. Voorts is onduidelijk of verdachte aanspraak kan maken op de diverse voorzieningen in Nederland, omdat hij niet staat ingeschreven in Nederland en uit een eerdere reclasseringsrapportage blijkt dat hij wellicht tot ongewenst vreemdeling wordt verklaard. Gezien de ontkenning van verdachte en het beroep op zijn zwijgrecht, is het niet mogelijk de eventuele kans op herhaling in te schatten. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.”.
Met verwijzing naar de hiervoor aangehaalde adviezen van de deskundigen acht de rechtbank de verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
7.2.3.
Straf
Op een feit als het onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op grond van die oriëntatiepunten wordt voor een woningoverval als uitgangspunt genomen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank in de psychische gesteldheid van verdachte geen aanleiding om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest. Daarmee zou naar het oordeel van de rechtbank geen recht worden gedaan aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Ook overigens acht de rechtbank geen termen aanwezig om, hetzij in strafverzwarende, hetzij in strafverminderende zin, af te wijken van vorenbedoeld uitgangspunt.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot benadeelde partij [slachtoffer 1]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert
een vergoedingvan € 87,23 aan materiële schade en
een vergoedingvan € 1.700,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd is en dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade redelijk is te achten. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wordt toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging zegt zich voor wat betreft de medische kosten te refereren aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging stelt zich voorts op het standpunt dat de gevorderde materiële schade te hoog is en in geval van toewijzing gematigd dient te worden. De uitspraak, die de benadeelde partij heeft overgelegd ter onderbouwing van de immateriële schade, is niet vergelijkbaar. In die zaak was sprake van een veel heftigere woningoverval, waarbij veel meer geweld is toegepast dan in casu.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de uit dien hoofde gevorderde vergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de gevorderde materiële schadevergoeding worden toegewezen.
Tevens is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Bij het bepalen van de hoogte van het bedrag aan immateriële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met de impact die de overval op de benadeelde partij heeft gehad. De omvang van de immateriële schade wordt naar maatstaven van billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 1.700,-. Overeenkomstig de vordering van de benadeelde partij zal het te toe te kennen schadebedrag van in totaal € 1.787,23 worden vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 23 december 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Met betrekking tot benadeelde partij [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich voorts in het geding gevoegd: [slachtoffer 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert
een vergoedingvan € 630,- aan materiële schade.
8.4.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien deze onvoldoende onderbouwd is.
8.5.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
8.6.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Behandeling van de vordering in deze stand van de procedure levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. De benadeelde partij zal dan ook in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts worden aangebracht bij de civiele rechter.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] te [woonplaats] , te betalen een bedrag
van € 1.787,23 (zegge: zeventienhonderdzevenentachtig euro en drieëntwintig eurocent), bestaande uit € 87,23 aan materiële schade en € 1.700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.787,23 (zegge: zeventienhonderdzevenentachtig euro en drieëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.787,23 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
27 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. E.I. Mentink en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.M. Alberti, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 december 2014 te Spijkenisse met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning gelegen aan de [straatnaam] ,
heeft weggenomen een laptop, een spelcomputer, geld (130 euro of daaromtrent),
een tas (merk Converse), een horloge en/of sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die bovengenoemd(e) goederen en/of geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen (die) [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte,
- die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of bij de mond heeft gegrepen en/of de mond heeft dichtgehouden en/of
- die [slachtoffer 1] een staaf/stang heeft getoond/voorgehouden.