ECLI:NL:RBROT:2016:1554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
C/10/491685 / KG ZA 15-1393
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van onrechtmatige concurrentie tussen vennootschappen onder firma

In deze zaak vordert Matrix Connection V.O.F. een verbod op Matrix Reconnected V.O.F. en haar vennoten om gedurende twee jaar een soortgelijke onderneming te drijven in de nabijheid van Matrix Connection. Matrix Connection stelt dat er sprake is van onrechtmatige concurrentie, omdat ex-werknemers [gedaagde2] en [gedaagde3] na hun vertrek bij Matrix Connection een nieuwe onderneming zijn gestart met een naam die sterk lijkt op die van Matrix Connection. De voorzieningenrechter oordeelt dat, hoewel er aanwijzingen zijn voor onrechtmatige concurrentie, het gevorderde verbod niet wordt toegewezen. Dit komt doordat de winkel van Matrix Connection sinds januari 2016 niet meer geopend is en de belangenafweging leidt tot de conclusie dat het verbod niet in het belang van beide partijen is. De voorzieningenrechter wijst erop dat de zaak mogelijk opgelost kan worden door financiële genoegdoening, maar dit is niet gevorderd. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/491685 / KG ZA 15-1393
Vonnis in kort geding van 25 januari 2016
in de zaak van
vennootschap onder firma
MATRIX CONNECTION V.O.F.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer,
tegen

1.vennootschap onder firma MATRIX RECONNECTED V.O.F.,

gevestigd te Rotterdam,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde3],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagden,
advocaat mr. H.T. Kernkamp.
Partijen zullen hierna Matrix Connection en Matrix Reconnected c.s. genoemd worden. Gedaagden sub 2 en 3 worden afzondelijk aangeduid met [gedaagde2] en [gedaagde3] . Gedaagde sub 1 afzondelijk met Matrix Reconnected.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties van Matrix Connection
  • de producties van Matrix Reconnected c.s.
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Matrix Connection
  • de pleitnota van Matrix Reconnected c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Matrix Connection is opgericht op 1 april 2006. Vennoten zijn [persoon1] (hierna: [persoon1] ) en [persoon2] (hierna: [persoon2] ). [persoon1] is de oom van [persoon2] .
Matrix Connection exploiteert een winkel aan de [adres] waar onder meer frisdrank, brillen, mobiele telefoons en accessoires worden verkocht en waarin een kapper werkt.
2.2.
Per 1 april 2006 respectievelijk 17 juni 2011 zijn [gedaagde2] en [gedaagde3] , broers van [persoon2] , in dienst getreden bij Matrix Connection. Zij zijn de personen die zich binnen de winkel van Matrix Connection dagelijks bezighouden met de reparatie van telefoons en de verkoop van accessoires.
2.3.
[persoon2] was van 2006 tot september 2015 feitelijk, naast voornoemde medewerkers [gedaagde2] en [gedaagde3] , degene die het meest in de winkel aanwezig was.
[persoon1] kwam meerdere malen per week langs, maar hield zich niet expliciet bezig met toezicht of de dagelijkse gang van zaken in de winkel.
2.4.
Vanaf september 2015 heeft [persoon1] zich nadrukkelijk bezig gehouden met de winkel. Tussen [persoon1] en [persoon2] is toen, althans in de periode vanaf juni 2015, onenigheid ontstaan.
2.5.
Op 7 oktober 2015 hebben [gedaagde2] en [gedaagde3] de vennootschap onder firma Matrix Reconnected ingeschreven in het handelsregister.
2.6.
Op 31 oktober 2015 hebben [gedaagde2] en [gedaagde3] ontslag genomen per 1 december 2015.
2.7.
Op 3 november 2015 heeft [persoon2] , namens Matrix Connection, aan [gedaagde3] , voor zover van belang, bericht als volgt:
“(…)
Geachte heer [gedaagde3] ,
Naar aanleiding van ons gesprek heb ik besloten toe te stemmen met het ontslag dat je hebt ingediend.
Ook heb ik als oprichter van Matrix Connection besloten jouw en [gedaagde2] toestemming te verlenen een soortgelijke onderneming te starten op de Beijerlandselaan. Je hebt mij gevraagd of ik akkoord ga met de naam “Matrix Reconnected” voor je nieuwe onderneming. Hierbij verleen ik jouw en [gedaagde2] mijn goedkeuring. Ik wens je succes met de nieuwe onderneming.
(…)”
2.8.
Per 1 december 2015 heeft Matrix Reconnected een winkel gestart aan de [adres2] . In de winkel worden onder meer frisdrank, brillen, mobiele telefoons en accessoires verkocht en werkt de kapper die voorheen werkzaam was bij Matrix Connection.
2.9.
De winkel van Matrix Connection is sinds 2 januari 2016 niet meer open geweest als gevolg van het conflict tussen [persoon1] en [persoon2] .

3.Het geschil

3.1.
Matrix Connection vordert samengevat – Matrix Reconnected c.s. te verbieden om gedurende twee jaar een zaak gelijksoortig aan die van Matrix Connection te vestigen of te drijven, financieel bij een dergelijke zaak belang te hebben, daarin of daarvoor werkzaam te zijn, danwel daarin een aandeel te hebben binnen een straal van 5 kilometer van waar Matrix Connection is gevestigd, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
met veroordeling van Matrix Reconnected c.s. in de werkelijke proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Matrix Reconnected voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het door Matrix Connection gestelde spoedeisend belang ligt voldoende besloten in haar stellingen.
Voor zover Matrix Reconnected c.s. als verweer op dit punt heeft aangevoerd dat het spoedeisend belang ontbreekt, omdat Matrix Connection door het vertrek van [gedaagde3] en [gedaagde2] toch niet in staat is de bedrijfsactiviteiten die zij eerder uitvoerde voort te zetten, acht de voorzieningenrechter die stelling gelet op de aard van de vordering onvoldoende, nu het primair gaat om een verbod met betrekking tot door Matrix Reconnected uit te voeren activiteiten.
4.2.
Een vordering in kort geding, waar slechts het treffen van een voorlopige voorziening aan de orde is, is alleen toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter, later oordelend, tot het oordeel zal komen dat de vordering dient te worden toegewezen.
4.3.
Vaststaat dat [gedaagde3] en [gedaagde2] ex-werknemers zijn van Matrix Connection. Matrix Connection stelt dat zij stelselmatig en substantieel het duurzame bedrijfsdebiet van Matrix Connection afbreken en dat sprake is van onrechtmatige concurrentie.
Matrix Reconnected c.s. heeft dit weersproken.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het een ex-werknemer – bij afwezigheid van een concurrentiebeding – in beginsel vrij staat om te concurreren met zijn voormalig werkgever. Onder omstandigheden kan echter sprake zijn van onrechtmatige concurrentie, namelijk onder meer wanneer sprake is van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalig werkgever, door gebruikmaking van bij die werkgever opgedane kennis en gegevens. Voorts is het in beginsel verboden een onderneming te drijven met een handelsnaam die slechts in geringe mate afwijkt van die van een andere onderneming, indien daardoor verwarring bij het publiek te duchten is.
4.5.
In het onderhavige geval acht de voorzieningenrechter gelet op de omstandigheden van het geval aannemelijk dat sprake is van onrechtmatige concurrentie.
4.6.
Matrix Reconnected c.s. stelt zich op het standpunt dat zij slechts is vertrokken bij Matrix Connection vanwege de ruzie tussen de vennoten van Matrix Connection.
Matrix Reconnected c.s. moest echter begrijpen dat het onrechtmatig is in een dergelijke situatie in dezelfde straat een nieuwe winkel te beginnen, die wat uitstraling en doel betreft identiek is aan die van de voormalig werkgever en die een handelsnaam voert die slechts in geringe mate afwijkt van die van de voormalig werkgever.
4.7.
Zoals tussen partijen vaststaat, waren [gedaagde3] en [gedaagde2] feitelijk de personen die zich binnen Matrix Connection bezighielden met de werkzaamheden ter zake de reparatie van telefoons. Dat dit een belangrijk aspect was van de winkel van Matrix Connection is niet in geschil.
4.8.
Uit de producties en stellingname ter zitting, en de schriftelijke toestemming van [persoon2] , kan voldoende worden afgeleid dat na het vertrek van [gedaagde3] en [gedaagde2] bij Matrix Connection en het opstarten van de eigen winkel van Matrix Reconnected sprake is geweest van het stelselmatig doorverwijzen van voormalige klanten van Matrix Connection naar de nieuwe onderneming van Matrix Reconnected.
De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat [persoon2] voormalig klanten van Matrix Connection na het vertrek van [gedaagde3] en [gedaagde2] voor onder meer werkzaamheden aan telefoons heeft verwezen naar hun nieuwe winkel en voorts dat [persoon2] als [gedaagde3] voormalig klanten van Matrix Connection hebben binnengehaald als klant van Matrix Reconnected, onder meer door op straat – en dus dichtbij de winkel van Matrix Connection – flyers te verspreiden om reclame te maken voor hun nieuwe winkel. Dit laatste is door Matrix Reconnected c.s. ook niet weersproken.
Dat de omzet van de onderneming van Matrix Connection door het vertrek van [gedaagde3] en [gedaagde2] naar een pand een stuk verderop in de straat als gevolg hiervan zou kelderen, was voorzienbaar. In deze situatie is het aanvangen van de nieuwe onderneming onrechtmatig te achten.
4.9.
Matrix Reconnected c.s. heeft als verweer aangevoerd dat zij van [persoon2] als vertegenwoordiger van de vennootschap Matrix Connection schriftelijke toestemming heeft gekregen een winkel te beginnen in de nabijheid van de winkel van die vennootschap.
Die toestemmingsbrief kan Matrix Reconnected c.s. naar voorlopig oordeel echter niet baten gelet op het volgende.
4.10.
De brief van 3 november 2015 is opgesteld en getekend door [persoon2] .
Matrix Connection beroept zich op (de beperking van de) bevoegdheid van de afzonderlijke vennoten die in het handelsregister is opgenomen. Het bestaan van deze beperking in het handelsregister is door Matrix Reconnected c.s. onvoldoende weersproken.
Uit de beperking blijkt, aldus Matrix Connection, dat voor rechtshandelingen in strijd met het doel van de vennootschap medewerking van alle vennoten is vereist. Zij beroept zich er op dat [persoon2] niet bevoegd was de toestemming aan Matrix Reconnected c.s. te geven.
4.11.
Gelet op hetgeen in 4.5 is overwogen acht de voorzieningenrechter evident dat de toestemming aan Matrix Reconnected c.s. niet in het belang van Matrix Connection was en naar mag worden aangenomen in strijd was met het doel van Matrix Connection. Voorshands mag worden aangenomen dat sprake is geweest van een onbevoegdelijk verrichte rechtshandeling van [persoon2] .
4.12.
Uitgaande van vaste rechtspraak ten aanzien van gerechtvaardigd opgewekt vertrouwen, kan een beroep op een onbevoegdelijk verrichte rechtshandeling niet aan Matrix Reconnected c.s. worden tegengeworpen als zij op grond van een verklaring of gedraging gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de bevoegdheid van [persoon2] op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van Matrix Connection komen en waaruit naar verkeers-opvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
4.13.
In het onderhavige geval is naar voorlopig oordeel geen sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen als hiervoor bedoeld.
Vaststaat dat tot juli 2015 enkel [persoon2] Matrix Connection als werkgever heeft vertegenwoordigd jegens [gedaagde3] en [gedaagde2] . Gelet daarop is tot op zekere hoogte denkbaar dat [gedaagde3] en [gedaagde2] er vanuit gingen dat [persoon2] bevoegd was in alle gevallen de vennootschap Matrix Connection te vertegenwoordigen. In dit specifieke geval acht de voorzieningenrechter echter niet aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat aan de zijde van Matrix Reconnected c.s. op dit punt sprake is geweest van gerechtvaardigd vertrouwen, omdat [gedaagde3] en [gedaagde2] wisten dat [persoon1] en [persoon2] beiden vennoot zijn van de vennootschap onder firma en omdat zij bekend waren met de ruzie die tussen [persoon1] en [persoon2] was ontstaan over de (gang van zaken binnen de) vennootschap. Daarnaast moeten zij hebben begrepen dat, zoals hiervoor in 4.8 reeds is overwogen, een concurrerende winkel dicht bij de winkel van Matrix Connection, directe gevolgen zou hebben voor de omzet van Matrix Connection en, gelet op hun inbreng tot dat moment in Matrix Connection, wellicht zelfs gevolgen zou hebben voor het voortbestaan van die winkel. In deze situatie mochten ze niet zonder meer uitgaan van de zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid van [persoon2] .
Gelet hierop is voorshands niet voldoende aannemelijk geworden dat Matrix Reconnected c.s. gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de bevoegdheid van [persoon2] om toestemming te verlenen een soortgelijke onderneming te starten op de Beijerlandselaan met een naam die slechts beperkt afwijkt van Matrix Connection.
4.14.
In het voorgaande zijn meegewogen de stellingen van Matrix Reconnected c.s. dat zij er vanuit is gegaan dat, omdat zowel [gedaagde3] als [gedaagde2] bij Matrix Connection zouden vertrekken, Matrix Connection toch geen reparatiewerkzaamheden meer wilde onderbrengen in haar winkel en dat [persoon1] [gedaagde3] en [gedaagde2] op enig moment heeft gefeliciteerd met de nieuwe winkel. De juistheid van die stellingen is door Matrix Connection weersproken. Voor de beoordeling wie van partijen gelijk heeft ten aanzien van de exacte omstandigheden en feiten rondom het vertrek van [gedaagde3] en [gedaagde2] is onderzoek naar de feiten nodig en mogelijk bewijslevering. Daarvoor biedt de onderhavige kort geding procedure gegeven haar beperkte karakter niet de mogelijkheid. De onduidelijkheid ten aanzien van deze feiten maakt het oordeel niet anders.
4.15.
Op grond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de bodemrechter, later oordelend, tot het oordeel zal komen dat het starten van de winkel van Matrix Reconnected c.s. in de directe nabijheid van de winkel van Matrix Connection in de onderhavige situatie onrechtmatig was.
4.16.
Ter zitting is echter aan de orde gekomen dat de winkel van Matrix Connection als gevolg van het onderhavige geschil en het geschil tussen de vennoten van Matrix Connection sinds 2 januari 2016 niet meer is geopend. De verhouding tussen [persoon1] en [persoon2] is zodanig verstoord dat heropening op korte termijn ook niet aan de orde is. Daarnaast is kennelijk een gegeven dat enkel [gedaagde2] en [gedaagde3] in staat waren de reparatiewerkzaamheden ter zake van telefoons uit te voeren. In deze situatie ziet de voorzieningenrechter in de belangenafweging aanleiding het gevorderde verbod niet toe te wijzen, nu toewijzing mogelijk tot gevolg zal hebben dat geen van beide winkels nog actief zal (kunnen) zijn. Het geschil zal zich naar mag worden aangenomen moeten oplossen door een verantwoorde financiële genoegdoening. Dat is evenwel niet gevorderd en ook niet toewijsbaar in kort geding.
4.17.
Gelet op de aard van het geschil, de familierelatie en het feit dat het handelen van Matrix Reconnected c.s. onrechtmatig wordt geacht, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de wijze als in het dictum bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2016.
676/1634