ECLI:NL:RBROT:2016:1783

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
9 maart 2016
Zaaknummer
ROT 16/831, ROT 16/855, ROT 16/883, ROT 16/885, ROT 16/1196 en ROT 16/1197
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunningen voor binnenstedelijk watersportgebied in Rotterdam

Op 10 maart 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schorsing van omgevingsvergunningen voor de ontwikkeling van een binnenstedelijk watersportgebied aan de Steigersgracht in Rotterdam. De zaak betreft meerdere verzoeken om voorlopige voorzieningen van verschillende verzoekers, waaronder A.H. Krol, H. Hoogstad en de Dominicanen, tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De verzoekers stelden dat de verleende vergunningen in strijd zijn met de geldende bestemmingsplannen en dat de ontwikkeling negatieve gevolgen heeft voor de ecologie en het woon- en leefklimaat in de omgeving.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de voorlopige voorzieningprocedure niet geschikt is voor de complexe inhoudelijke afweging die in deze zaak aan de orde is. Na afweging van de belangen van de vergunninghoudster, die snel met de werkzaamheden wil beginnen, en de belangen van de verzoekers, die zich zorgen maken over de gevolgen van het project, besloot de voorzieningenrechter de bestreden besluiten te schorsen. Dit betekent dat de vergunningen tijdelijk niet kunnen worden uitgevoerd totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure is gedaan.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de verzoekers, die vrezen voor een ingrijpende verandering van de omgeving, zwaarder wegen dan de belangen van de vergunninghoudster. Tevens werd bepaald dat de verweerder de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummers: ROT 16/831, ROT 16/855, ROT 16/883, ROT 16/885, ROT 16/1196 en ROT 16/1197
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 maart 2016 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen
ROT 16/831 en 16/855
[verzoeker 1],
gemachtigde: mr. A. Vinkenborg,
ROT 16/885 en 16/1197
[verzoeker 2]
gemachtigde: mr. W.J.E. van der Werf,
ROT 16/883 en 16/1196
[verzoekers],
gemachtigde B.J.W. Walraven,
hierna gezamenlijk te noemen, verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. H.J.M. Besselink.
Aan de gedingen heeft mede als partij deelgenomen:
2d vastgoed B.V., te Rotterdam, vergunninghoudster.

Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2015 (bestreden besluit 1) heeft verweerder ten behoeve van de omzetting van de Steigersgracht te Rotterdam in een binnenstedelijk watersportgebied met toepassing van artikel 2.5 in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning eerste fase verleend voor de activiteit “het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan”.
Verzoekers hebben afzonderlijk tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 8 december 2015 (bestreden besluit 1a) heeft verweerder het bestreden besluit 1 in die zin aangepast dat de bedrijfsduur van de golfinstallatie in de avond van drie naar één uur wordt teruggebracht.
Bij besluit van 15 december 2015 (bestreden besluit 2) heeft verweerder ten behoeve van de omzetting van de Steigersgracht te Rotterdam in een binnenstedelijk watersportgebied, met toepassing van artikel 2.5 in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning tweede fase verleend voor de activiteit “bouwen”.
Verzoekers hebben ieder voor zich ook tegen dit besluit beroep ingesteld.
Tevens hebben verzoekers de voorzieningenrechter afzonderlijk verzocht ten aanzien van beide bestreden besluiten een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2016. Verzoeker 1 is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verzoeker 2 is verschenen, bijgestaan door mr. J.J. van der Gouw - kantoorgenoot van zijn gemachtigde -, ing. R.H.R. Slangen en ir. A.I. Koffeman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. L. van der Meulen en drs. O. Noppe. Namens vergunninghoudster is
[naam] verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Vergunninghoudster beoogt om het projectgebied van de Steigersgracht te transformeren naar een watersportgebied. Het project voorziet onder meer in de aanleg van een kunstmatig rif met de daarbij behorende voorzieningen zoals een golfinstallatie. In de ‘kom’ die de verbinding vormt met de Delftsevaart (voor de vlasbrug) is daarnaast een damwand voorzien alsmede een strandhuis met een horecafunctie.
3. De locatie waarop de aanvraag ziet is gelegen in het bestemmingsplan Laurenskwartier en heeft daarin de bestemming “Water”. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, duikers en dergelijke. De beoogde bouwwerken en functie van het project zijn strijdig met het bestemmingsplan.
4. Bij het bestreden besluit 1 heeft verweerder het project als een gewenste ontwikkeling aangemerkt. De in dit kader vereiste goede ruimtelijke onderbouwing is opgenomen in het document “Ruimtelijke onderbouwing “RiF010” van KuiperCompagnons B.V. van 16 juli 2015. Deze maakt onderdeel uit van het bestreden besluit 1.
Verweerder merkt in dit verband verder op dat RiF010 tot winnaar is gekozen van het Stadsinitiatief 2014. De gemeenteraad heeft hiervoor drie miljoen euro beschikbaar gesteld. Het is de bedoeling dat in de binnenstad een watersportgebied met schoon water en hoge golven komt. Het project past in het beleid om het water in Rotterdam op verschillende manieren te benutten en de stad aantrekkelijker te maken. Het water in de Steigersgracht zal worden gezuiverd tot helder zwemwater en een technische installatie laat golven door de gracht rollen van zo’n 1,5 meter hoog. Dit biedt de mogelijkheid om te golfsurfen, kajakken, raften en dergelijke. Daarnaast kan er in het gezuiverde water van de gracht (125 meter lang) ook worden gezwommen. In het houten strandhuis met terras komt een boekingskantoor, kleedruimtes met douches en een kleine horeca-aangelegenheid. Aan de achterzijde van het strandhuis komt een steiger met kano’s en bootjes die gehuurd kunnen worden om de Rotte mee op te varen en Rotterdam vanaf het water te beleven. Het watersporten op golven is spectaculair en een verrijking van het stadscentrum. Doordat het project de potentie heeft om uit te groeien tot een voorziening van internationale allure geeft RiF010 een invulling aan het gemeentelijk ambitieniveau, waarbij de uitstraling en sfeer van een Europese top binnenstad wordt nagestreefd. Er kunnen 12 (sport)evenementen per jaar worden georganiseerd. Door middel van het stellen van voorwaarden is een goede ruimtelijke inpassing mogelijk, aldus verweerder.
Wel geldt dat, als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling, het waterbergend vermogen in de toekomstige situatie zal afnemen. In totaal wordt 555 m2 oppervlaktewater onttrokken aan de Rotte (378 m2 ten behoeve van de machinekamer en 177 m2 ten behoeve van het strandhuis). Omdat op grond van de Waterwet binnen hetzelfde peilgebied in vervangende waterberging dient te worden voorzien heeft vergunninghoudster met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard hierover afspraken gemaakt. De watercompensatie zal worden gewaarborgd door de mogelijkheid te creëren om bij een noodsituatie het niveau in de bak (tijdelijk met) 5 cm te verhogen. De aanwezige pomp zal water vanuit de Rotte in de bak pompen. Wanneer de situatie in het achterland weer onder controle is, kan het niveau van de Rotte weer gelijk gesteld worden aan het niveau in de bak.
Wat betreft het aspect geluid heeft verweerder op basis van het Akoestisch onderzoek RiF010 van 9 juni 2015 van Cauberg-Huygen in het licht van het Activiteitenbesluit en de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” aan het bestreden besluit 1 de voorwaarden verbonden dat vergunninghoudster:
  • verplicht wordt de gevels van [een aantal woningen] zodanig te isoleren dat de binnenwaarde in verblijfsruimte op basis van de berekening van het akoestisch rapport een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) (incl stemgeluid) niet overschrijdt (de beoordeling namens verweerder zal door een milieudeskundige plaatsvinden; deze verplichting geldt overigens slechts voor zover van de eigenaar van het betreffende pand medewerking is verkregen voor het treffen van de voorzieningen);
  • middels organisatorische maatregelen er op toe ziet dat het stemgeluid van bezoekers wordt beperkt door bezoekers vooraf te wijzen op gedragsregels en hen daaraan te houden;
  • technische maatregelen treft waardoor de hoogte van de golf in de avonduren wordt verlaagd van 1,5 meter naar 1,2 meter.
In de nachtperiode (23.00 uur – 07.00 uur) zullen er geen activiteiten op het water plaatsvinden. Daarnaast geldt dat bij het bestreden besluit 1a op basis van een rapport van Cauberg van 4 december 2015 de bedrijfstijd van de golfinstallatie in de avond van drie naar één uur is teruggebracht, hetgeen een verlaging van 5 dB(A) oplevert.
Hoewel het project tot meer geluid zal leiden, zal door het treffen van passende maatregelen, het woongenot worden beschermd. Daarnaast is de vrees voor geluidsoverlast tijdens activiteiten in de kerk ongegrond en zal voor aanpassing van de (klooster)woning aan [adres] met inachtneming van de monumentenregels de geëigende procedure worden gevolgd (kierdichting en dubbel glas).
De toename van het verkeer als gevolg van de ontwikkeling van het watersportgebied zal niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast is het watersportgebied niet aan te merken als een geurgevoelig object. Ook gelden er vanuit de aspecten “externe veiligheid” en “flora en fauna” geen belemmeringen. Van windhinder zal geen sprake zijn. Aangezien de bodem van de Steigersgracht wordt opgehoogd met schone grond en voorzien van een betonnen vloer ontstaat er een gesloten bodembedekking in de Steigersgracht zodat direct contact met de licht verontreinigde ondergrond niet mogelijk is. Daarnaast is getoetst aan de aspecten “lichthinder”, “archeologie”, “mobiliteit”, “duurzaamheid” en “uitvoerbaarheid”. Al deze aspecten vormden geen aanleiding de aangevraagde vergunning eerste fase niet te verstrekken. Daarbij geldt dat verweerder de beleidsmatige doelen van de gemeente zwaarder vindt wegen dan de belangen van de omwonenden.
5. Bij het bestreden besluit 2 stelt verweerder dat de aanvraag van 22 januari 2015 past in het ruimtelijk kader van het bestreden besluit 1/1a en is zodoende niet in strijd met de geldende regels ruimtelijke ordening. Daarnaast ontbreekt de noodzaak voor een parkeereis nu de locatie zich in sector A van bijlage 1 van de Bouwverordening 2012 bevindt. Sinds de wijziging van de Bouwverordening in 2012 geldt er voor het centrum geen verplichte parkeereis meer. In het centrum gelden namelijk maximum parkeernormen, geen minimum, om de bereikbaarheid en leefbaarheid van de binnenstad te verbeteren. Voorts geldt dat de Commissie voor Welstand en Monumenten op 23 juli 2015 een positief advies onder voorwaarden heeft afgegeven. Nadat is vastgesteld dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012, is aan vergunninghoudster onder een aantal voorwaarden een omgevingsvergunning tweede fase verleend.
6. Verzoekers stellen zich kort samengevat op het standpunt dat door het project de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) op het gebied van ecologie en plantrijk water niet meer te realiseren zijn. Voorts ontbreekt in het onderzoek op grond van de Flora en Faunawet een beschrijving van de aanwezigheid van de varens zwartsteel, schubvaren en de mogelijke aanwezigheid van overvliegende gewone dwergvleermuizen. Daarnaast is het zeer de vraag of het project wel economisch haalbaar is en of er geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun (sprake van een met staatsmiddelen bekostigd project tegen voorwaarden die op de markt niet te verkrijgen zijn). Bovendien is ten aanzien van het aspect geluid door Cauberg de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening onjuist toegepast. Het risico op overschrijding van de berekende niveaus ter zake van de opgewekte golf is aanzienlijk en de aanname voor de maximale geluidniveaus in de avondperiode
(20 dB(A) lager dan overdag) is ongefundeerd. Voorts zijn de voorgenomen geluidwerende maatregelen onvoldoende om een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Er is geen onderzoek gedaan naar de vraag of het technisch mogelijk is om in de sponningen van 60 jaar oude stalen kozijnen nieuw glas met suskasten en kierdichting te plaatsen. Ook bestaat bij hen ernstige twijfel of wel kan worden voldaan aan de Wet luchtkwaliteit, mede gelet op de onduidelijkheden omtrent de openstelling van het project. Verder dient volgens verzoekers bij realisering van het plan het desbetreffende gedeelte van de Rotte aan de openbaarheid te worden onttrokken.
6.1
[verzoekers] stellen zich daarnaast op het standpunt dat bezinning enerzijds en fun anderzijds op een afstand van enkele meters niet goed met elkaar zijn te verenigen. Dit is in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De Steigersgracht is immers geen vergeten stukje Rotterdam maar een stukje binnenstad waar betrekkelijke rust heerst; een omgeving die goed past bij een kerk en een klooster. Daarbij is sprake van een bewust gekozen stedenbouwkundige opzet.
7. Het bestreden besluit 1a maakt ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede onderwerp van de gedingen ten aanzien van het bestreden besluit 1 uit.
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leent de voorlopige voorzieningprocedure zich, gelet op de complexe inhoudelijke afweging en de belangen die er spelen, niet voor de beantwoording van de voorliggende vragen. Over het aspect ‘geluid’ in relatie tot het woon- en leefklimaat in de omgeving van het project zijn diverse rapporten in het geding gebracht, die op essentiële punten elkaar deels tegen spreken. Zo bestaat er tussen partijen onder meer discussie met betrekking tot het berekende geluidsniveau ter zake van de (opgewekte) golven en het geluid van de installaties. Daarnaast bestaat er discussie over de beantwoording van de vraag of de aan vergunninghoudster opgelegde organisatorische maatregelen die het stemgeluid van de recreanten zouden kunnen reduceren afdoende zijn en of de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening al dan niet correct door verweerder is toegepast. Dit alles is van belang voor de vraag of een binnenwaarde van onder de 35 dB(A) in de verblijfsruimten van onder meer verzoekers kan worden behaald, hetgeen door verweerder wordt verlangd. Verder is van belang dat in de ruimtelijke onderbouwing wordt gesteld dat een sluitende exploitatie niet mogelijk is bij beperking van de bedrijfstijd. Nu het bestreden besluit 1a de bedrijfstijd in de avond van de beoogde drie naar één uur heeft teruggebracht, hetgeen een verlaging van 5 dB(A) zal moeten opleveren, rijst de vraag of het project wel uitvoerbaar is. In het licht hiervan komt voorts de vraag aan de orde, of de door de gemeente Rotterdam aan vergunninghoudster verstrekte subsidie van rond de drie miljoen euro niet als (onrechtmatige) staatssteun dient te worden aangemerkt, welke vraag met name van belang is nu niet vast staat dat vergunninghoudster ook zonder de verstrekte subsidie het project kan exploiteren.
9. Deze (rechts)vragen dienen aan bod te komen in een – door een meervoudige kamer te behandelen – bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal zich dan ook beperken tot de vraag of bij afweging van belangen een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
10. In die afweging speelt enerzijds het belang van vergunninghoudster om zo snel mogelijk een begin met de werkzaamheden te kunnen maken, zodat zij in de lente van het volgend jaar met de exploitatie van het project kan aanvangen en reeds in dat jaar een vol seizoen kan exploiteren. Daarnaast speelt het belang van verweerder om door middel van dit project op korte termijn de uitstraling en sfeer van het centrum te versterken.
De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat thans aan het belang van verzoekers bij het niet (direct) laten aanvangen van de werkzaamheden voor de realisering van RiF010 een zwaarder gewicht moet worden toegekend. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de uitstraling van het project voor de directe omgeving tamelijk ingrijpend is. Verder acht hij van belang dat vergunninghoudster heeft verklaard niet zonder de voor de realisering van het project benodigde Waterwetvergunning te zullen beginnen met de werkzaamheden. Naar verwachting zullen dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap niet eerder dan in april beslissen op de aanvraag van vergunninghoudster om verlening van die vergunning. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat DCMR bij besluit van 17 februari 2016 voor de geluidbelasting op de gevels van een vijftal woningen maatwerkvoorschriften heeft vastgesteld voor een hogere grenswaarde dan de grenswaarden die gelden op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Dit besluit is nog niet onherroepelijk. Voorts weegt de voorzieningenrechter mee dat niet is gebleken dat het algemeen belang zich verzet tegen het afwachten van de uitspraak in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal bevorderen dat de rechtbank de beroepen met enige voortvarendheid op een nader te bepalen zitting van de meervoudige kamer zal plannen.
11. In de omstandigheden als in overweging 10 bedoeld ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen in de zin dat de bestreden besluiten 1/1a en 2 worden geschorst totdat op de beroepen is beslist. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter dan ook geen gebruik maken van de hem in artikel 8:86 van de Awb gegeven bevoegdheid.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
13. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- voor zowel A.H. Krol, H. Hoogstad als de Dominicanen (1 punt voor het indienen van de samenhangende verzoekschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en wegingsfactor 1). De door H. Hoogstad gedeclareerde kosten, te weten € 9.498,50, voor partijdeskundige LBP Sight komen thans niet voor vergoeding in aanmerking, omdat een inhoudelijke beoordeling van de bestreden besluiten niet aan de schorsing ten grondslag heeft gelegen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening toe en schorst de bestreden besluiten 1/1a en 2;
  • bepaalt dat verweerder aan zowel verzoeker 1 als verzoeker 2 het betaalde griffierecht van € 336,- vergoedt;
  • bepaalt dat verweerder aan de Dominicanen het betaalde griffierecht van € 668,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van zowel A.H. Krol, H. Hoogstad als de Dominicanen tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Vermaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.