ECLI:NL:RBROT:2016:1860

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2016
Publicatiedatum
11 maart 2016
Zaaknummer
4080627 CV EXPL 15-3441
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake rompbevrachting en internationale bevoegdheid in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen O. Slokkers Maritiem B.V. en Provaart Logistics B.V. De kantonrechter heeft op 1 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in het kader van een vermeende rompbevrachting. Slokkers, eiseres in de hoofdzaak, vorderde betaling van een schadevergoeding van € 421.432,00 van Provaart, die de duwbak 'Espera 117' had gehuurd. Provaart, gedaagde in de hoofdzaak, voerde aan dat de kantonrechter onbevoegd was, omdat er een forumkeuze bestond voor de rechtbank in Duisburg, Duitsland, zoals vastgelegd in een eerdere schriftelijke huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de argumenten van Provaart beoordeeld en geconcludeerd dat de forumkeuze niet voldeed aan de vereisten van de Herschikte EEX-Verordening, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd bleef. De kantonrechter heeft de incidentele vordering van Provaart afgewezen en Provaart veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4080627 CV EXPL 15-3441
datum: 1 april 2016
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Dordrecht,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
O. SLOKKERS MARITIEM B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het bevoegdheidsincident,
gemachtigde: mr. J.C. van Zuethem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROVAART LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
gemachtigde: mr. R.A. Klaassen.
Eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het bevoegdheidsincident zal hierna Slokkers genoemd worden en gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het bevoegdheidsincident Provaart.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 14 april 2015, met producties;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met producties.
Ten slotte is vonnis bepaald in het bevoegdheidsincident.

2.Het geschilin de hoofdzaak

2.1.
Slokkers heeft gevorderd Provaart bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 421.432,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van Provaart in de proceskosten.
2.2.
Slokkers heeft hieraan de volgende stellingen ten grondslag gelegd - samengevat weergegeven:
- Slokkers is eigenaar van de duwbak “Espera 117”;
- bij mondeling gesloten overeenkomst in de periode van 1 tot en met 15 oktober 2014 heeft Slokkers de “Espera 117” verhuurd aan Provaart voor een huurprijs van € 180,00 per dag;
- buiten medeweten van Slokkers heeft Provaart de “Espera 117” doorverhuurd, waarna deze duwbak nog twee keer is doorverhuurd buiten medeweten van Slokkers;
- zoals in de dagvaarding onder 4-8 nader uiteen is gezet, is de “Espera 117” op 14 oktober 2014 [in de dagvaarding staat abusievelijk “2015”;
kantonrechter] zwaar beschadigd geraakt en gezonken als gevolg van onvakkundige belading door de bemanning;
- de schade die Slokkers hierdoor heeft geleden bedraagt in totaal € 421.432,00;
- partijen hebben een rompbevrachtingsovereenkomst gesloten, waarop blijkens artikel 8:900 juncto artikel 8:893 BW de voorschriften van huur van toepassing zijn; de “Espera 117” is namelijk door Slokkers aan Provaart ter beschikking gesteld waarbij Slokkers iedere zeggenschap over de duwbak uit handen heeft gegeven;
- op grond van artikel 7:213 BW was Provaart als verhuurder verplicht als een goed huisvader voor de “Espera 117” te zorgen, terwijl Provaart op grond van artikel 7:219 BW aansprakelijk is voor de gedragingen van de bemanning van de “Espera 117”;
- door vorenbedoelde onvakkundige belading van de “Espera 117” is de bemanning van deze duwbak tekortgeschoten in de door haar in acht te nemen behoorlijke zorg voor de “Espera 117”, zodat Provaart aansprakelijk is jegens Slokkers voor genoemde schade ten bedrage van in totaal € 421.432,00;
- voor zover subrogatie heeft plaatsgevonden, hebben cascoverzekeraars van de “Espera 117” Slokkers de last verstrekt om de vordering tegen Provaart op eigen naam in te stellen;
- de kantonrechter is bevoegd op grond van artikel 93 sub c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), aangezien, als gezegd, sprake is van rompbevrachting, waarop de voorschriften van huur toepasselijk zijn.
in het bevoegdheidsincident2.3. Provaart heeft gevorderd dat de kantonrechter zich bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vordering van Slokkers, met veroordeling van Slokkers in de proceskosten van de incidenten.
2.4.
Bij wijze van, zoals zij het noemt, “eerste exceptie van onbevoegdheid” beroept Provaart zich op de onbevoegdheid van de kantonrechter, omdat volgens haar geen sprake is van rompbevrachting.
Bij wijze van, zoals zij het noemt, “tweede exceptie van onbevoegdheid” beroept Provaart zich op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter vanwege de forumkeuze voor de rechtbank in Duisburg, Duitsland in artikel 11 van de door haar als productie 6 in het geding gebrachte schriftelijke huurovereenkomst inzake de “Espera 117” van 5 juli 2013.
2.5.
Slokkers heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering van Provaart, met veroordeling van Provaart in de proceskosten van het incident. Op de argumenten die Slokkers hiertoe heeft aangevoerd zal hieronder bij de beoordeling, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

3.De beoordeling van de incidentele vordering

inleiding
3.1.
Proveert betwist achtereenvolgens de bevoegdheid van de kantonrechter van deze rechtbank en de internationale bevoegdheid van deze rechtbank. Deze rechtbank, waarvan de kantonrechter is aangezocht, dient eerst haar internationale bevoegdheid te beoordelen. Uitsluitend voor zover zij internationaal bevoegd is, dient zij vervolgens te beoordelen of de zaak tot de competentie van kantonrechter van deze rechtbank behoort dan wel tot de competentie van een kamer voor civiele zaken van deze rechtbank.
internationale bevoegdheid van deze rechtbank, waarvan de kantonrechter is aangezocht
3.2.
De onderhavige zaak is een burgerlijke- of handelszaak in de zin van artikel 1 van de Herschikte EEX-Verordening, de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX II-Vo). De EEX II-Vo is van toepassing op zaken die aanhangig zijn gemaakt voorafgaande aan 10 januari 2015, de dag waarop (de bevoegdheidsregels van) deze verordening van toepassing is (zijn) geworden. In de onderhavige zaak is temporeel bezien derhalve de EEX II-Vo van toepassing.
3.3.
Voor de toepasselijkheid van de EEX II-Vo is tevens vereist dat de zaak, waar het de rechterlijke bevoegdheid betreft, voldoende internationaal van aard is - het zogenaamde ‘internationaliteitsvereiste’. Indien een zaak bijvoorbeeld uitsluitend met het land van de aangezochte rechter - in deze zaak Nederland - verbonden is, dan mist de EEX II-Vo toepassing. De vraag is dus of de onderhavige zaak aan dit internationaliteitsvereiste voldoet.
3.4.
Beide partijen in deze zaak, Slokkers en Provaart, hebben hun woonplaats in Nederland, waar zij beide gevestigd zijn. Zij houden bovendien beide kantoor in Nederland. Vergelijk artikel 63 EEX II-Vo. In de onderhavige zaak is echter aan het internationaliteitsvereiste voldaan, in ieder geval omdat door de onderhavige forumkeuze aan de EEX II-Vo-bevoegdheid van een EEX II-Vo-gerecht wordt gederogeerd, in de onderhavige zaak de EEX II-Vo-bevoegdheid van de Nederlandse rechter (vgl. Hof Den Haag 28 juni 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BR1381).
3.5.
In de onderhavige zaak is ook aan de overige vereisten voor toepasselijkheid van de EEX II-Vo voldaan, omdat beide partijen gevestigd zijn op het grondgebied van een EEX II-Vo-lidstaat (vgl. artt. 4 en 25 EEX-Vo) en de forumkeuze waar het geschil in dit bevoegdheidsincident betrekking op heeft is uitgebracht voor een rechter van een EEX II-Vo-lidstaat (vgl. art. 25 EEX II-Vo).
3.6.
Aangezien Provaart, de gedaagde, woonplaats heeft binnen het rechtsgebied van deze rechtbank, is deze rechtbank in beginsel bevoegd kennis te nemen van de vordering van Lievaart (art. 4 lid 1 EEX II-Vo jo. art. 99 lid 1 Rv). Komt echter vast te staan, zoals Provaart stelt en Slokkers betwist, dat partijen de bevoegdheid van de Nederlandse rechter hebben uitgesloten door te kiezen voor de rechtbank te Duisburg, dan leidt dat tot de onbevoegdheid van deze rechtbank.
3.7.
Niet in geschil is dat de forumkeuze voor de rechtbank te Duisburg waar Provaart een beroep op doet een exclusieve forumkeuze is in de zin van artikel 25 EEX II-Vo. Toepasselijkheid van deze forumkeuze zou dus betekenen dat deze rechtbank, waarvan de kantonrechter is aangezocht, onbevoegd is.
3.8.
Slokkers betwist echter - samengevat - dat deze schriftelijke huurovereenkomst inzake de “Espera 117” van toepassing is op de vordering van Slokkers. Over dit geschilpunt overweegt de kantonrechter als volgt.
3.9.
Slokkers baseert haar vordering tegen Provaart op een met Provaart gesloten overeenkomst tot verhuur van de “Espera 117” voor de periode van 1 tot en met 15 oktober 2014. Volgens Slokkers gaat het hier niet om een op schrift gestelde overeenkomst maar om een mondelinge overeenkomst.
3.10.
Uit bovengenoemde incidentele conclusie van Provaart leidt de kantonrechter af dat Provaart haar stelling inzake de toepasselijkheid van de door partijen op 5 juli 2013 schriftelijk gesloten huurovereenkomst inzake de “Espera 117” (hierna: de Huurovereenkomst van 5 juli 2013) baseert op twee (alternatieve) argumenten.
Het
ene argumentvan Provaart houdt het volgende in. In Box 3 van de Huurovereenkomst van 5 juli 2013, die betrekking heeft op de “Huurperiode”, is ingevuld “17-06-2013 t/m 30-06-2014” maar is voor het overige niets bepaald. In artikel 1.1 van de Huurovereenkomst van 5 juli 2013 is bepaald dat aan het einde van de in box 3 bepaalde periode de huur voor onbepaalde tijd wordt verlengd, tenzij één van de partijen de huur voordien heeft opgezegd. Opzegging van de Huurovereenkomst van 5 juli 2013 heeft niet plaatsgehad, zodat deze overeenkomst heeft voortgeduurd na 30 juni 2014. Gezien het feit dat Slokkers de “Espera 117” ook voor de periode van 1 tot en met 15 oktober 2014, derhalve ruim na 30 juni 2014, weer heeft verhuurd aan Provaart, kan het dan ook niet anders zijn dan dat de Huurovereenkomst van 5 juli 2013 ook van toepassing is op deze verhuur van de “Espera 117” in de periode van 1 tot en met 15 oktober 2014.
Als
ander argumentvoert Provaart het volgende aan. Slokkers en Provaart doen al zaken sinds de oprichting van Provaart medio 2002/2003. Zij gaan steeds gelijkluidende schriftelijke huurovereenkomsten aan. Gezien deze lengte van de periode waarin Provaart en Slokkers al zaken met elkaar doen en gezien de hoeveelheid duwbakken die door Provaart op een dagelijkse basis werden gehuurd van Slokkers onder het regime van deze gelijkluidende huurovereenkomsten kan de stelling van Slokkers dat de onderhavige mondelinge huurovereenkomst inzake de “Espera 117” niet onder dit regime valt geen stand houden. Deze huurovereenkomsten moeten namelijk worden beschouwd als een bestendig gebruikelijk beding “in de relatie tussen Slokkers en Provaart als het gaat om de huur van duwbakken”, aldus Provaart.
3.11.
Slokkers betwist deze argumenten van Provaart voor de toepasselijkheid van het forumkeuzebeding in de Huurovereenkomst van 5 juli 2013 op het onderhavige geval.
3.12.
Een forumkeuze dient volgens het eerste lid van artikel 25 EEX II-Vo aan ten minste één van de volgende drie vormvereisten te voldoen:
[
De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:]
a.
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
3.13.
In de in r.o. 3.10 genoemde twee argumenten van Provaart valt geen beroep te lezen op het vormvereiste onder c) van het eerste lid van artikel 25 EEX II-Vo. Provaart stelt immers niet dat op het gebied van de verhuur van duwbakken in internationale transacties de gewoonte bestaat om te kiezen voor de rechtbank te Duisburg, althans voor een Duits gerecht, en dat Slokkers van die gewoonte op de hoogte was of had behoren te zijn.
3.14.
Het in r.o. 3.10 als eerste genoemde argument van Provaart is naar het oordeel van de kantonrechter van belang in het licht van het vormvereiste onder a) van het eerste lid van artikel 25 EEX II-Vo.
Dat door artikel 25 EEX II-Vo “een overeenkomst” wordt verlangd, betekent volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (EG) dat de forumkeuze het voorwerp moet zijn geweest van een wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uitdrukking komt. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat de vormvereisten van het eerste lid van artikel 25 EEX II-Vo ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming inderdaad vaststaat. Het vormvereiste onder a) kent twee alternatieven: een schriftelijke overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht/bevoegde gerechten en een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht/bevoegde gerechten. Bij de forumkeuze voor de rechtbank te Duisburg waar Provaart een beroep op doet, gaat het om een schriftelijke overeenkomst, namelijk het forumkeuzebeding in de Huurovereenkomst van 5 juli 2013, niet om een mondeling gesloten forumkeuze die later schriftelijk is bevestigd. Aan de orde is hier dus slechts de vraag of sprake is van een rechtsgeldige schriftelijk gesloten forumkeuze. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet zo. Het mag dan misschien zo zijn, zoals Provaart stelt, dat de Huurovereenkomst van 5 juli 2013 na afloop van de daarin genoemde huurperiode door is blijven lopen vanwege het uitblijven van opzegging, dat neemt niet weg dat uit niets volgt dat partijen bij het aangaan van de Huurovereenkomst van 5 juli 2013 inzake de “Espera 117” de bedoeling hadden dat de in die overeenkomst opgenomen forumkeuze voor de rechtbank te Duisburg mede van toepassing zou zijn op een na afloop van de in de Huurovereenkomst van 5 juli 2013 genoemde bepaalde huurperiode mondeling gesloten huurovereenkomst inzake de ”Espera 117” als de onderhavige. Integendeel zelfs. Uit de stellingen van Provaart volgt namelijk dat Provaart bij het sluiten van de Huurovereenkomst van 5 juli 2013 uitdrukkelijk een forumkeuze voor de rechtbank te Duisburg heeft bedongen omdat de “Espera 117” toen was doorverhuurd aan een bedrijf, genaamd “Imperial”, in Duisburg, maar niet dat Provaart ook bij het sluiten van de onderhavige mondelinge huurovereenkomst uitdrukkelijk op een forumkeuze voor de rechtbank te Duisburg heeft aangedrongen althans bij zo’n forumkeuze een vergelijkbaar belang had als destijds bij het sluiten van de Huurovereenkomst van 5 juli 2013. Niet gezegd kan dus worden dat bij het sluiten van de onderhavige mondelinge huurovereenkomst inzake de “Espera 117” sprake was van wilsovereenstemming in vorenbedoelde zin wat betreft de toepasselijkheid van het forumkeuzebeding in de Huurovereenkomst van 5 juli 2013 op deze mondelinge huurovereenkomst.
3.15.
Wat het in r.o. 3.10 als tweede genoemde argument van Provaart betreft, gaat het hier om een argument dat naar het oordeel van de kantonrechter van belang is in het licht van het vormvereiste onder b) van het eerste lid van artikel 25 EEX II-Vo.
Het mag dan wel zo zijn dat Provaart een handelwijze stelt die gebruikelijk zou zijn in haar verhouding met Slokkers als bedoeld in dit vormvereiste, dat neemt niet weg dat uit het standpunt van Provaart niet volgt dat deze beweerdelijk gebruikelijke handelwijze tussen partijen er (onder meer) uit bestaat dat zij overeenkomsten plegen te sluiten met daarin opgenomen een forumkeuze voor de rechtbank te Duisburg, althans voor een Duits gerecht. Integendeel zelfs. Uit de stellingen van Provaart in haar incidentele conclusie volgt namelijk nu juist dat in de schriftelijke overeenkomsten die partijen in de loop der jaren steeds met elkaar hebben gesloten meestal geen forumkeuze voor de rechtbank te Duisburg, althans voor een Duits gerecht, is opgenomen maar een forumkeuze voor een Nederlandse rechtbank.
3.16.
Het bovenstaande betekent dat de forumkeuze voor de rechtbank te Duisburg waar Provaart haar onbevoegdheidsverweer op baseert niet voldoet aan de vormvereisten van het eerste lid van artikel 25 EEX II-Vo. Deze forumkeuze is dan ook ongeldig, wat betekent, gelet op het bovenstaande, dat deze rechtbank, waarvan de kantonrechter is aangezocht, internationaal bevoegd is.
bevoegdheid van de kantonrechter dan wel van een kamer van deze rechtbank voor civiele zaken
3.17.
Ingevolge artikel 71 lid 2 Rv wordt een zaak, indien aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan, op verlangen van partijen of ambtshalve verwezen naar de kantonrechter. Voor zover voor de beantwoording van de vraag of de zaak naar de kantonrechter moet worden verwezen het onderwerp van het geschil bepalend is, geschiedt deze beantwoording volgens artikel 71 lid 3 Rv aan de hand van een voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil.
3.18.
Voor zover partijen een rompbevrachtingsovereenkomst hebben gesloten, zoals Slokkers stelt en Provaart betwist, is sprake van een overeenkomst waarop krachtens artikel 8:900 BW juncto artikel 8:893 BW de voorschriften van huur van toepassing zijn, in welk geval de kantonrechter bevoegd is en niet een kamer van deze rechtbank voor civiele zaken, zo volgt uit artikel 93, aanhef en onder c, Rv. Voor zover partijen, daarentegen, een andere soort bevrachtingsovereenkomst hebben gesloten (namelijk een tijd- of reisbevrachtingsovereenkomst), is geen sprake van een ‘aardzaak’ in de zin van artikel 93, aanhef en onder c, Rv. In artikel 8:893 BW is immers bepaald dat de wetsbepalingen omtrent huur niet van toepassing zijn op terbeschikkingstelling van een schip anders dan bij wijze van rompbevrachting.
3.19.
Uit artikel 8:990 lid 1 BW en de wetsgeschiedenis daarvan (Parl. Gesch. Boek 8 BW, p. 943 en 562/563) volgt dat voor de kwalificatie van een rechtsverhouding/overeenkomst als rompbevrachting essentieel is het antwoord op de vraag of de partij die het schip ter beschikking stelt (de rompvervrachter) nog enige zeggenschap over het schip houdt.
3.20.
Tussen partijen is niet in geschil dat Slokkers aan Provaart de “Espera 117” tegen betaling ter beschikking heeft gesteld gedurende de periode van 1 tot en met 15 oktober 2014.
3.21.
Evenmin is in geschil dat Slokkers geen eigen bemanning aan boord had van de ‘Espera 117’ en ook geen zeggenschap had over de bemanning die aan boord van deze duwbak was gedurende de onderhavige genoemde periode.
3.22.
Anders dan Provaart betoogt, leidt de eventuele omstandigheid dat Slokkers gehouden was tot het afsluiten van een cascoverzekering voor de ‘Espera 117’ voor de duur van de onderhavige periode niet tot zeggenschap van Slokkers over deze duwbak.
3.23.
Evenmin relevant voor de kwalificatie van de onderhavige overeenkomst als rompbevrachting is de duur van de overeenkomst.
3.24.
Aangezien Slokkers geen concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat Slokkers enige zeggenschap over het gebruik of de exploitatie van de ‘Espera 117’ had gedurende de onderhavige periode, concludeert de kantonrechter dat de overeenkomst tussen partijen als een overeenkomst van rompbevrachting dient te worden aangemerkt, zodat de kantonrechter van deze rechtbank bevoegd is.
3.25.
Sprake is hier dus van rompbevrachting, zodat de kantonrechter bevoegd is. Ook in zoverre dient de incidentele vordering van Provaart dan ook te worden afgewezen.
proceskosten
3.26.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Provaart in de proceskosten van dit incident worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Slokkers worden begroot op € 1.000,00 aan salaris gemachtigde (1 punt x € 1.000,00).

4.De beslissing

De kantonrechter:
in het bevoegdheidsincident
wijst de incidentele vordering van Provaart af;
veroordeelt Provaart in de proceskosten van het incident, die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rolzitting van 28 april 2016 voor conclusie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
463/16744