Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer:ROT 15/1999
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2016 in de zaak tussen
[eiseres] , wonende te Dordrecht, eiseres,
gemachtigde: mr. C.W.M. Berendsen
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te Dordrecht, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht. Eiseres had verzocht om handhavend op te treden tegen een terrasoverkapping op het balkon van de woning van een derde-belanghebbende. Het college had eerder, op 24 november 2014, geweigerd om handhavend op te treden en dit besluit werd in een later stadium, op 2 maart 2015, door het college bevestigd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het verzoek om handhaving was afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat indien na een afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moet vermelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sinds het besluit van 5 september 2013 nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een rechterlijke toetsing rechtvaardigen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat eiseres had kunnen appelleren tegen het besluit van 5 september 2013, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.