ECLI:NL:RBROT:2016:2092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
10/680759-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing in vereniging

Op 24 maart 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van poging tot afpersing, gepleegd in vereniging met een medeverdachte op 9 december 2015. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de betrokkenheid van de verdachte niet overtuigend was bewezen en dat de verklaring van de aangever onbetrouwbaar was.

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever, ondersteund door meerdere bewijsmiddelen, geloofwaardig was. De aangever had verklaard dat hij door de verdachte en de medeverdachte was bedreigd en geslagen om een factuur te laten ondertekenen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot afpersing. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 3 maanden.

De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte, een zware straf rechtvaardigden. De verdachte werd als strafbaar verklaard en de rechtbank wees de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf toe, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680759-15
Parketnummer vordering TUL VV: 01-845316-13
Datum uitspraak: 24 maart 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam 1]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres]
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rijnmond - HvB De IJssel, locatie Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. I. Klein, advocaat te 's-Hertogenbosch.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel onder parketnummer

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan overtuigend bewijs. Daartoe heeft de verdediging gesteld dat de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit enkel gestoeld is op de verklaring van de aangever. Deze verklaring is bovendien onbetrouwbaar omdat de aangever een motief heeft om niet naar waarheid te verklaren, gelegen in de omstandigheid dat de aangever en de verdachte een ‘verleden’ hebben met elkaar vanwege een wietdeal. De overige aanwezige bewijsmiddelen ondersteunen de verklaring van de aangever voorts op essentiële onderdelen niet.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat - indien wordt uitgegaan van de verklaring van de aangever - de medeverdachte de in de tenlastelegging genoemde handelingen heeft gepleegd en dat niet kan worden vastgesteld of dat een individuele actie was van de medeverdachte of dat daar afspraken over zijn gemaakt tussen de verdachte en de medeverdachte. Een en ander leidt ertoe dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de verklaring van de aangever volgt - onder meer - dat hij op de avond van 9 december 2015 in zijn schuur was, toen de verdachte - met wie hij al vele jaren een vriendschappelijke band heeft - en even later een medeverdachte de schuur binnen kwamen. De verdachte heeft toen op enig moment een factuur voor een door de aangever bij de zus van de verdachte aangelegde vloerverwarming gepakt. De verdachte en de medeverdachte hebben de aangever vervolgens te kennen gegeven dat zij niet weg zouden gaan totdat de aangever de factuur als zijnde betaald zou ondertekenen. Uit de verklaring van de aangever volgt dat hij - toen hij dit weigerde - door de medeverdachte in zijn gezicht geslagen is en dat er voorts gedreigd is met de aanwezigheid van een vuurwapen.
De aangever heeft verklaard dat hij – zijn telefoon heeft gepakt om tijd te rekken en zijn vrouw - die binnen in de woning was - een WhatsApp bericht heeft gestuurd.
De aangever is vervolgens met de verdachte en de medeverdachte richting de woning gelopen en - toen zijn vrouw de deur open deed - naar binnen gevlucht. Vlak voor hij naar binnen kon springen heeft de medeverdachte met zijn vuist de aangever op zijn gezicht geslagen. De vrouw van aangever heeft de deur op slot gedaan en daarna zijn de verdachten gevlucht.
Anders dan door de verdediging is bepleit hecht de rechtbank geloof aan de verklaring van de aangever omdat deze verklaring ondersteuning vindt in meerdere bewijsmiddelen. Zo heeft de verbalisant die de aangifte heeft opgenomen op de telefoon van de aangever waargenomen dat met de telefoon van de aangever op 9 december 2015 om 23:08 uur twee WhatsApp berichten zijn verstuurd aan de echtgenote waarin staat ‘politie bellen’ en ‘nu’. Uit de bewijsmiddelen volgt dat vervolgens kort voor 23:10 uur telefonisch contact is opgenomen met de meldkamer van de politie. Ook is door de politie letsel aan het gezicht van de aangever waargenomen. Dat de aangever niet juist heeft verklaard over de plek waar het letsel zou zijn toegebracht doet - gelet op de stressvolle situatie waarin een en ander heeft plaatsgevonden - naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de geloofwaardigheid van de aangever.
De echtgenote van de aangever heeft verklaard dat de aangever - kort nadat hij binnen in de woning was gekomen - iemand heeft gebeld en dat hij tegen deze persoon zei: 'wat maak je me nou, dat ik je broertje aan de deur heb'. De zus van de verdachte heeft bevestigd dat zij die avond door de aangever is gebeld en dat hij reeds in dat gesprek aan haar heeft verteld dat de verdachte en de medeverdachte bij hem waren geweest om de factuur ‘te verrekenen’ en dat hij daarbij klappen had gekregen van de medeverdachte. De zus van de verdachte heeft voorts verklaard dat de verdachte aan haar de factuur had gevraagd omdat hij deze mee wilde nemen naar de aangever. De aangever heeft de factuur bij zijn aangifte overgelegd.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat de aangever en de verdachte ‘een verleden’ hebben in verband met verwikkelingen in de sfeer van de hennepteelt, niet afdoet aan de geloofwaardigheid van de aangever. De aangever heeft - met zijn verklaring daaromtrent - immers ook zichzelf belast.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, bewezen kan worden geacht dat de verdachte op de avond van 9 december 2015 bij de woning van de aangever is geweest en aldaar met een medeverdachte heeft gepoogd de aangever af te persen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte betrokken is bij de voorbereiding van het ten laste gelegde feit, dat hij de medeverdachte heeft meegenomen om hem bij de uitvoering te ondersteunen, dat hij als eerste de aangever heeft gemaand om de factuur te ondertekenen, dat hij de aangever samen met de medeverdachte vanuit de schuur is gevolgd naar de woning van de aangever en gedurende alle handelingen jegens de aangever aanwezig is geweest. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met een ander heeft gepoogd de aangever af te persen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks09 december 2015 te Alblasserdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en
/ofbedreiging met geweld
[aangever] te dwingen tot het teniet doen van een inschuld
en/of
de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
- zich heeft opgedrongen aan die [aangever] en
/of
- ( daarbij) aan die [aangever] een factuur (ten bedrage van 7954,32 euro),
van deze [aangever] gericht aan [naam 2] (zijnde de zus van [verdachte] ),
heeft getoond/voorgehouden en
/of
- een (hak)bijl aan die [aangever] heeft getoond/voorgehouden en/of deze
(hak)bijl (dreigend) voor die [aangever] heeft neergelegd en/of
- aan die [aangever] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft getoond/voorgehouden en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [aangever] meermalen,
althans eenmaal op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt en
/of
- ( daarbij) aan die [aangever] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd:
"Kijk dit moet je even tekenen" en
/of
"Dit is nog niks, het was maar een vlak handje" en
/of
"Jij hebt wapens" en
/of
"Ik wil een pen, ik moet een pen" en
/of
"Dat gaat echt wel gebeuren, eerder gaan wij niet weg" en
/of
"Ik heb een vuurwapen" en
/of
"Ik ga slaan" en
/of
- zakelijk weergegeven - dat verdachte [naam verdachte] een schuld van 20.000 euro bij zijn eigen zus had en dat die schuld 8.000 euro minder zou zijn/worden,
als [aangever] de factuur zou tekenen 'als zijnde betaald',
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. De verdachte is laat op de avond, samen met een medeverdachte, naar de woning van de aangever gegaan, alwaar zij de aangever hebben bedreigd en geslagen, teneinde te bereiken dat de aangever de verdachte een factuur voor het leggen van een vloerverwarming kwijt zou schelden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 februari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
18 februari 2016. Dit rapport houdt - onder meer - het volgende in.
[verdachte] is een 25-jarige man die eerder met justitie in aanraking kwam. Hij wordt verdacht van poging tot diefstal met geweld in vereniging en afpersing gepleegd op 9 december 2015. Betrokkene beroept zich op zijn zwijgrecht. Hij zou met de medeverdachte een bekende hebben getracht geld afhandig te maken en onder dwang hebben gezet om een rekening van 8000 euro kwijt te schelden. Betrokkene doet deze beschuldigingen af als verzinsels. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat dit geheel plaatsvond in een crimineel netwerk. Zo zouden de aangever en betrokkene eerder samen verdacht zijn geweest van een inbraak in een bedrijf/kantoor en verklaart de aangever betrokkene geld te hebben geleend voor het opzetten van een hennepkwekerij. Over dit alles geeft betrokkene geen openheid van zaken en vertelt een tegengesteld verhaal. Het beeld dat van hem door de aangever wordt geschetst spreekt hij tegen. Hij zou een goedlopend eigen bedrijf hebben in de reparatie en het onderhoud van boten. Er zouden slechts financiële problemen zijn ontstaan door zijn detentie. Alcohol- en drugsgebruik ontkent hij niet, maar het zou niet problematisch zijn. De informatie loopt te ver uiteen om een gedegen conclusie te trekken. Wel maakt betrokkene een impulsieve indruk en lijkt hij zichzelf te overschatten.
Mede vanwege de omstandigheid dat de verdachte zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht heeft beroepen en er slechts een eenzijdig zicht op de delictsomstandigheden is, heeft de rapporteur geen inschatting van de risico’s kunnen maken en onthoudt deze zich van een advies omtrent de afdoening van de zaak.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de houding van de verdachte gedurende het strafproces - de verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven - is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Algemene afsluiting
Alles afwegend wordt de hierna te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 mei 2014 van de meervoudige kamer van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 16 mei 2014.
8.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel dient te volgen nu verdachte zich niet aan de algemene voorwaarde bij de voorwaardelijk opgelegde straf heeft gehouden.
De verdediging heeft betoogd dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf achterwege dient te blijven nu de onderhavige zaak niet vergelijkbaar is met de strafzaak waarvoor de voorwaardelijke straf aan verdachte is opgelegd en de laatstbedoelde zaak een oude zaak is omdat deze laat op zitting is gekomen. De verdediging heeft subsidiair verzocht de voorwaardelijke straf om te zetten naar een werkstraf.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Anders dan door de verdediging is bepleit, acht de rechtbank geen omstandigheden aanwezig om van de tenuitvoerlegging af te zien. Ook voor een omzetting van deze gevangenisstraf naar een taakstraf acht de rechtbank geen termen aanwezig.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 1 mei 2014 van de meervoudige kamer van de rechtbank ’s-Hertogenbosch aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K. Helmich, voorzitter,
mr. A. Verweij en mr. K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 09 december 2015 te Alblasserdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangever] te dwingen tot het teniet doen van een inschuld en/of
de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
- zich heeft opgedrongen aan die [aangever] en/of
- ( daarbij) aan die [aangever] een factuur (ten bedrage van 7954,32 euro),
van deze Oosterhof gericht aan [naam 2] (zijnde de zus van [verdachte] ),
heeft getoond/voorgehouden en/of
- een (hak)bijl aan die [aangever] heeft getoond/voorgehouden en/of deze
(hak)bijl (dreigend) voor die [aangever] heeft neergelegd en/of
- aan die [aangever] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft getoond/voorgehouden en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [aangever] meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- ( daarbij) aan die [aangever] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd:
"Kijk dit moet je even tekenen" en/of
"Dit is nog niks, het was maar een vlak handje" en/of
"Jij hebt wapens" en/of
"Ik wil een pen, ik moet een pen" en/of
"Dat gaat echt wel gebeuren, eerder gaan wij niet weg" en/of
"Ik heb een vuurwapen" en/of
"Ik ga slaan" en/of
-zakelijk weergegeven- dat verdachte [naam verdachte] een schuld van 20.000 euro bij zijn eigen zus had en dat die schuld 8.000 euro minder zou zijn/worden,
als [aangever] de factuur zou tekenen 'als zijnde betaald',
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.