ECLI:NL:RBROT:2016:2101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
10/680760-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot afpersing in vereniging

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1979 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de PI Rijnmond, heeft de rechtbank Rotterdam op 24 maart 2016 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot afpersing in vereniging. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit heeft begaan.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en zijn vrouw beoordeeld, die stelden dat zij door twee mannen waren bedreigd. De aangever had de verdachte herkend tijdens een fotoconfrontatie, maar de rechtbank oordeelde dat deze herkenning met de nodige voorzichtigheid moest worden beoordeeld. Er waren geen ondersteunende bewijsmiddelen die de verklaring van de aangever bevestigden, en de verdachte was niet op de plaats delict aangetroffen met een wapen of andere relevante sporen.

De rechtbank concludeerde dat de afstand tussen de plaats delict en de locatie waar de verdachte en de medeverdachte later werden aangetroffen, en het tijdsverloop, niet uitsloten dat de verdachte pas na de afpersing in de auto was gestapt. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680760-15
Datum uitspraak: 24 maart 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rijnmond - Stadsgevangenis Rotterdam, locatie Hoogvliet Rotterdam,
raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat tot een bewezenverklaring gekomen kan worden op basis van de verklaringen van de aangever en zijn vrouw, ondersteund door een WhatsApp bericht van de aangever aan zijn vrouw, alsmede de omstandigheid dat de verdachte op de avond van het ten laste gelegde feit samen met de medeverdachte in een auto is aangetroffen en de aangever verdachte heeft herkend bij een fotoconfrontatie. Volgens de officier van justitie volstaat in dit geval een enkelvoudige fotoconfrontatie omdat de aangever deze verdachte al van gezicht kende.
4.1.2.
Beoordeling
De aangever heeft - kort weergegeven - verklaard dat hij in de late avond van 9 december 2015 bezoek heeft gekregen van twee mannen die hem in zijn schuur hebben bedreigd en hem hebben geslagen, teneinde te bewerkstelligen dat de aangever een rekening voor het aanleggen van vloerverwarming bij de zus van een van de mannen zou kwijtschelden. Een van de mannen was een bekende van de aangever waar hij al vele jaren vriendschappelijk mee omging. De aangever heeft verklaard dat hij de andere man - die over een vuurwapen zou beschikken - een keer heeft gezien. Hij noemt hem in zijn aangifte de ‘Lange’. De aangever heeft voorts doorgegeven in welke auto een van de mannen (de medeverdachte) zou rijden en ongeveer een half uur later die avond zijn in die auto twee mannen aangetroffen, namelijk de medeverdachte en de verdachte. Een maand na het incident heeft de aangever in het kader van een enkelvoudige confrontatie met de foto van de verdachte verklaard dat de persoon op de foto degene is die hij eerder met ‘de Lange’ heeft aangeduid. In het dossier bevinden zich verder geen bewijsmiddelen die de verklaring van aangever ondersteunen en de verdachte plaatsen op de datum en tijdstip van het ten laste gelegde feit. Zo bieden aanwezige camerabeelden geen uitsluitsel daaromtrent, is er geen nader onderzoek verricht naar mogelijke sporen op een - volgens de verklaring van de aangever - door ‘de Lange’ vastgehouden bijl en is evenmin duidelijk geworden of de verdachte bij zijn aanhouding kleding droeg die overeenkomt met de beschrijving die daarover door de aangever is gegeven. Onder de verdachte is geen (vuur)wapen aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken niet is komen vast te staan dat de verdachte op de plaats delict is geweest. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De aangever heeft de verdachte slechts een keer eerder gezien, ongeveer een jaar voor het bezoek dat hij ontving op 9 december 2015. Vervolgens is aan de aangever op 10 januari 2016 een foto getoond waarop de verdachte afgebeeld staat - zo heeft de verdachte zelf ter terechtzitting verklaard - , maar die foto is jaren geleden genomen en de verdachte staat daarop afgebeeld met letsel. Deze omstandigheden maken dat een herkenning door de aangever met de grootst mogelijke behoedzaamheid moet worden beoordeeld. Dit klemt te meer nu voor de omschrijving welke de aangever heeft gegeven van de verdachte - namelijk dat zijn bijnaam ‘de Lange’ is en dat hij lid zou zijn van ‘Black Sheep’ - geen steunbewijs in het dossier te vinden is. De omstandigheid dat de aangever samen met de medeverdachte enige tijd later die avond in een auto worden aangetroffen geeft weliswaar te denken, maar levert geen bewijs op dat de verdachte op de plaats van het delict is geweest. De locatie waar de verdachte en de medeverdachte zijn aangetroffen is ongeveer 5 minuten rijden met een auto vanaf de plaats delict en zij zijn daar eerst circa een half uur na de afpersing van de aangever aangetroffen. Derhalve valt niet uit te sluiten dat de verdachte eerst na de afpersing in die auto heeft plaatsgenomen, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard.
De rechtbank zal de verdachte om voornoemde reden vrij spreken van het ten laste gelegde feit.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K. Helmich, voorzitter,
mr. A. Verweij en mr. K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 09 december 2015 te Alblasserdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangever] te dwingen tot het teniet doen van een inschuld en/of
de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
- zich heeft opgedrongen aan die [aangever] en/of
- ( daarbij) aan die [aangever] een factuur (ten bedrage van 7954,32 euro),
van deze [aangever] gericht aan [naam 2] (zijnde de zus van [naam medeverdachte] ),
heeft getoond/voorgehouden en/of
- een (hak)bijl aan die [aangever] heeft getoond/voorgehouden en/of deze
(hak)bijl (dreigend) voor die [aangever] heeft neergelegd en/of
- aan die [aangever] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft getoond/voorgehouden en/of
- ( daarbij) (vervolgens) die [aangever] meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- ( daarbij) aan die [aangever] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd:
"Kijk dit moet je even tekenen" en/of
"Dit is nog niks, het was maar een vlak handje" en/of
"Jij hebt wapens" en/of
"Ik wil een pen, ik moet een pen" en/of
"Dat gaat echt wel gebeuren, eerder gaan wij niet weg" en/of
"Ik heb een vuurwapen" en/of
"Ik ga slaan" en/of
-zakelijk weergegeven- dat [naam medeverdachte] een schuld van 20.000 euro bij zijn eigen zus had en dat die schuld 8.000 euro minder zou zijn/worden,
als [aangever] de factuur zou tekenen 'als zijnde betaald',
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.