ECLI:NL:RBROT:2016:2193

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
C/10/13/983 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De bewindvoerder had verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, omdat de schuldenares tekortgeschoten zou zijn in haar verplichtingen, waaronder de informatieverplichting en de sollicitatieverplichting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de schuldenares niet in staat was om zelfstandig aan deze verplichtingen te voldoen, mede gezien haar situatie van beschermingsbewind. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nieuwe schulden zijn ontstaan, maar dat dit op zichzelf niet voldoende is om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. De rechtbank heeft benadrukt dat de schuldenares nu een laatste kans krijgt om de regeling succesvol af te ronden en dat zij zich bewust moet zijn van de verplichtingen die hieruit voortvloeien. De rechtbank heeft de aanvraag tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: [datum]
Bij vonnis van deze rechtbank van 5 april 2013 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1],
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: A. Noordzij.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 8 mei 2015 de rechter-commissaris verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De rechter-commissaris heeft de schuldsaneringsregeling op 18 juni 2015 voorgedragen voor tussentijdse beëindiging.
De bewindvoerder is gehoord ter terechtzitting van 20 augustus 2015. Schuldenares is niet verschenen. Uit onderzoek is gebleken dat zij niet meer woonachtig was op het adres waarop zij was opgeroepen. Schuldenares en de bewindvoerder zijn daarom opnieuw opgeroepen ter zitting.
Schuldenares is vervolgens ter terechtzitting van 9 oktober 2015 verschenen en gehoord. Mevrouw [naam 2] van Stichting Mika, begeleidster van schuldenares, is ter terechtzitting telefonisch gehoord. De bewindvoerder heeft laten weten niet te kunnen komen vanwege ernstige problemen op de weg.
De behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging is ter terechtzitting pro forma aangehouden tot 11 januari 2016 teneinde – onder meer – schuldenares te laten keuren en haar in de gelegenheid te stellen beschermingsbewind aan te vragen. De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal dat door de rechtbank op 14 oktober 2015 is afgegeven.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

In de voordracht staat dat schuldenares tekortgeschoten is in de nakoming van de informatieverplichting en de sollicitatieverplichting en dat zij nieuwe bovenmatige schulden heeft laten ontstaan tot een bedrag van in totaal € 5.936,40.
De bewindvoerder heeft bij brief van 14 december 2015 de rechter-commissaris bericht omtrent de GGD keuring van schuldenares. Schuldenares is vervolgens door de rechter-commissaris op basis van het GGD rapport vrijgesteld van de sollicitatieplicht tot 7 december 2016.
De bewindvoerder heeft voorts bij brief van 4 januari 2016 aan de rechtbank bericht dat zij noch van schuldenares noch van haar begeleidster bij de Stichting Mika informatie heeft ontvangen met betrekking tot de aanvraag van het beschermingsbewind. Door schuldenares en haar begeleidster is evenmin een oplossing aangedragen voor het aflossen van de nieuwe schulden, welke zijn opgelopen tot een bedrag van – in totaal – € 6.849,37. Gelet op het feit dat schuldenares inkomsten op bijstandsniveau ontvangt, kan volgens de bewindvoerder ook een beschermingsbewindvoerder geen oplossing aandragen voor de nieuwe schulden. De bewindvoerder is van mening dat schuldenares voldoende tijd heeft gehad om de zaken te herstellen en dat hier onvoldoende gebruik van is gemaakt. De bewindvoerder adviseert over te gaan tot een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.
Bij faxbericht van 11 januari 2016 heeft de bewindvoerder aan de rechtbank bericht dat zij een melding heeft ontvangen van mevrouw Vinkestijn, beschermingsbewindvoerder te Leiden, dat schuldenares onder beschermingsbewind staat. Voorts heeft de bewindvoerder bericht dat zij nog niet in het bezit is van de beschikking van het beschermingsbewind maar dat de datum van de uitspraak begin januari 2016 ligt. Verder heeft de bewindvoerder gemeld dat schuldenares of haar begeleidster tot op heden geen oplossingen hebben aangedragen voor het inlopen van de nieuwe schulden. Daarnaast heeft zij gemeld dat de vordering bij Eneco, welke betrekking heeft op een periode na uitspraak WSNP tot heden,
€ 1.198,58 bedraagt. De bewindvoerder hanteert haar standpunt om over te gaan tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.

3.De beoordeling

Met betrekking tot de gestelde tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieplicht overweegt de rechtbank als volgt. Uit de inhoud van het GGD rapport kan worden afgeleid dat schuldenares vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling niet in staat was reguliere arbeid te verrichten. Van een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieplicht is derhalve geen sprake.
Met betrekking tot de gestelde tekortkoming in de nakoming van de verplichting om geen bovenmatige nieuwe schulden te komen geldt het volgende. Vast staat dat er nieuwe schulden zijn ontstaan. Schuldenares heeft echter aannemelijk gemaakt dat zij niet (geheel) in staat is om zelfstandig aan deze verplichting te voldoen. Ter terechtzitting van 9 oktober 2015 is daarom besproken dat de rechtbank het voor een verder goed verloop van de schuldsaneringsregeling noodzakelijk acht dat schuldenares zich onder beschermingsbewind laat stellen. Met behulp van een beschermingsbewindvoerder zou schuldenares het tij eventueel nog kunnen keren.
Uit het faxbericht van de bewindvoerder van 11 januari 2016 blijkt dat schuldenares inmiddels onder beschermingsbewind staat. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat thans geen aanleiding bestaat om de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. De enkele omstandigheid dat schuldenares mogelijkerwijs niet in staat zal zijn gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling de nieuwe schulden in te lopen, is daartoe onvoldoende. Een eventueel bij het einde van de looptijd bestaande tekortkoming staat immers slechts aan de schone lei in de weg, indien deze aan schuldenares kan worden toegerekend. In de gegeven omstandigheden kan er niet op voorhand van worden uitgegaan dat alsdan sprake zal zijn van een toerekenbare tekortkoming.
Schuldenares moet zich er bewust van zijn dat haar thans een laatste kans wordt geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Schuldenares moet alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen in het vervolg stipt en correct nakomen, om een (tussentijdse) beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te voorkomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- weigert de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout, rechter, en in aanwezigheid van
mr. M.H. Vossenaar, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2016. [1]