In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, had een schuldregeling aangeboden aan zijn zeventien concurrente schuldeisers, waarbij hij 16,95% van zijn totale schuldenlast van € 86.973,23 wilde betalen. Vijftien schuldeisers stemden in met de regeling, maar één schuldeiser, de ex-echtgenote van verzoeker, weigerde. Deze schuldeiser had twee vorderingen op verzoeker, die samen 27,27% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank moest beoordelen of de weigering van deze schuldeiser om in te stemmen met de schuldregeling in redelijkheid kon worden afgewezen.
De rechtbank overwoog dat het iedere schuldeiser vrijstaat om 100% van zijn vordering te eisen. De belangen van de weigerende schuldeiser, die geen vertrouwen had in de goede bedoelingen van verzoeker, werden zwaarder gewogen dan de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat de financiële situatie van verzoeker niet onaanvaardbaar werd geschaad door de weigering, aangezien hij ook via de wettelijke schuldsanering een schuldenvrije toekomst kon realiseren. Het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling werd afgewezen, en de rechtbank besloot dat er in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zou worden beslist.