ECLI:NL:RBROT:2016:241

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
7 januari 2016
Zaaknummer
ROT 14/7083
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van persoonsgebonden budget voor begeleiding onder de AWBZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam eiser] en Trias Zorgkantoor B.V. over de toekenning van een persoonsgebonden budget (PGB) voor begeleiding. Eiser, die beperkingen ondervindt door de stoornis van Asperger, ontving sinds 2012 een PGB voor individuele begeleiding. Verweerder had in een eerder besluit het PGB voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 vastgesteld op € 1.766,35 en een bedrag van € 1.400,00 afgekeurd, omdat dit bedrag zou zijn aangewend voor zorg die niet onder de AWBZ valt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 1 december 2015 is de gemachtigde van eiser verschenen, en is als getuige [naam 2], onderwijspedagoog, gehoord. De rechtbank heeft overwogen dat de begeleiding die eiser ontvangt niet alleen gericht is op schoolwerk, maar ook op het aanbrengen van structuur en het ondersteunen van sociale vaardigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de begeleiding na schooltijd plaatsvindt en niet kan worden gelijkgesteld aan huiswerkbegeleiding zoals eerder in andere uitspraken is gedefinieerd.

De rechtbank oordeelt dat verweerder op onjuiste gronden heeft geconcludeerd dat de begeleiding door STUBB geen AWBZ-zorg betreft. Het beroep van eiser is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd, en verweerder moet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar nemen. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 14/7083

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2016 in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

wettelijk vertegenwoordigd door [naam 1], te [plaatsnaam],
en

Trias Zorgkantoor B.V., verweerder,

gemachtigde: mr. A.L.P. van Unnik.

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het namens [naam eiser] over de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 verantwoorde persoonsgebonden budget (PGB) vastgesteld op € 1.766,35 en een bedrag van € 1.400,00 afgekeurd.
Bij besluit van 12 september 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2015. Voor eiser is verschenen [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als getuige is gehoord [naam 2], onderwijspedagoog MSc, begeleider van [naam eiser] bij STUBB Studiecoaching (STUBB).

Overwegingen

1. [naam eiser], geboren op [geboortedatum eiser], ondervindt beperkingen ten gevolge van de stoornis van Asperger. Hij ontvangt sinds 2012 een PGB voor begeleiding individueel (BI), klasse 2 (2 tot 3,9 uur per week) op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Het in totaal in 2013 door [naam eiser] ontvangen PGB bedraagt € 5.903,00. Op 5 februari 2014 heeft de wettelijk vertegenwoordiger verantwoording afgelegd van het PGB over de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013. Op 26 februari 2014 heeft verweerder de jaarafrekening 2013 vastgesteld. Volgens deze jaarafrekening heeft [naam eiser] in 2013 recht op
€ 5.527,75 en dient een bedrag van € 375,25 te worden terugbetaald.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bedrag van € 1.400,00 is aangewend voor zorg die niet onder de AWBZ valt. Volgens de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ (Beleidsregels) en de Vergoedingenlijst PGB, nummer 67, wordt huiswerkbegeleiding niet vergoed vanuit het PGB, tenzij het gaat om plannen en structureren van de dag of week in zijn totaliteit. Bij schoolgaande kinderen kan plannen en structureren van het huiswerk hier deel van uitmaken, indien dit een onderdeel betreft van een totaalpakket plannen en structureren.
Uit het zorgplan van STUBB blijkt dat de zorg die is verleend door STUBB voor een substantieel deel studiebegeleiding betreft.
3. Eiser stelt dat de begeleiding door STUBB dient te worden aangemerkt als AWBZ-zorg. In het schooljaar 2012-2013 ging hij niet meer naar school in verband met burn-out verschijnselen. Inmiddels is hij overgeplaatst naar het voortgezet speciaal onderwijs (cluster IV). Sinds september 2013 wordt hij dagelijks begeleid ná schooltijd. Met de begeleider van STUBB verwerkt hij de dag, brengt problemen aan het licht en lost deze zover mogelijk op. De begeleiding is primair gericht op niet-schoolse zaken en heeft tot doel het aanbrengen van rust, structuur en het voeren van regie, het ondersteunen van praktische vaardigheden en handelingen ten behoeve van de zelfredzaamheid, het bieden van toezicht, het oefenen van schoolwerk en de zelfredzaamheid. Het schoolwerk maakt slechts een onderdeel uit van het totaalpakket aan begeleiding.
4.1
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza), zoals luidend tot 1 januari 2015, heeft de verzekerde, behoudens voor zover het zorg betreft die kan worden bekostigd op grond van een andere wettelijke regeling of een zorgverzekering als bedoeld in de Zvw aanspraak op begeleiding als omschreven in artikel 6.
Op grond van het derde lid bestaat aanspraak op zorg slechts voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop is aangewezen.
Artikel 6 van het Bza luidde tot 1 januari 2015:
“1. Begeleiding omvat activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, zijn gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekken tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing van de verzekerde.
3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit:
a. het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen,
b. het ondersteunen bij of het oefenen bij het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of
c. het overnemen van toezicht op de verzekerde.”
4.2
In de Beleidsregels 2013, bijlage 6, onder 3.1. Afbakening Onderwijs en AWBZ is onder meer het volgende bepaald:
“Als een kind een grondslag heeft voor AWBZ-zorg, kan het binnen het onderwijs in aanmerking komen voor de functie begeleiding indien er sprake is van matige of zware beperkingen. (…)
Als een kind, vanwege een aandoening, stoornis en beperkingen, gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Een concentratieprobleem of wegloopgedrag van een kind leidt op zich dus niet tot een indicatie voor de functie Begeleiding individueel tijdens onderwijs. (…)
Een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs voorziet in begeleiding van leerlingen tijdens het onderwijs. In relatie tot de functie Begeleiding betreft het de activiteiten (1) ondersteunen en aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie en (2) ondersteuning bij praktische vaardigheden en handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid en (4) oefenen met het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren van handeling die de zelfredzaamheid tot doel hebben.
Er kan, ten laste van de AWBZ-functie Begeleiding, wel Begeleiding gericht op (3) toezicht aangewezen zijn voor de tijd dat het kind deelneemt aan onderwijs. (…)
Scholen voor speciaal onderwijs hebben niet de verplichting om buitenschoolse opvang te organiseren. Voor de buitenschoolse opvang van leerlingen van scholen voor speciaal onderwijs is een AWBZ-indicatie voor de functie Begeleiding groep mogelijk, voor zover Begeleiding groep een ander doel dient dan kinderopvang.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Volgens het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg van 27 september 2013 bleef [naam eiser] in het vorige schooljaar veel thuis. Thans gaat het op school in het cluster IV-onderwijs goed. Een indicatie voor BI is niettemin aangewezen vanwege de bovengebruikelijke ondersteuning die Niets nodig heeft ten behoeve van zijn regievermogen en zelfredzaamheid.
5.2.
Volgens het Zorgplan van STUBB wordt aan [naam eiser] begeleiding geboden ten behoeve van het schoolwerk, maar is het doel van de begeleiding tevens het aanbrengen van rust en structuur in de dagbesteding, het vastigheid krijgen in oplossingen voor sociale problemen en het verkrijgen van meer sociale vaardigheden, het leren maken van transfers van vaardigheden en handelingen om deze te kunnen verplaatsen naar andere gebieden van leren en leven en het oefenen ten aanzien van de zelfredzaamheid. De begeleiding vindt plaats na schooltijd.
Ter zitting heeft Boukema onder meer verklaard dat met de begeleiding [naam eiser] de gelegenheid wordt geboden zijn frustraties en boosheid over wat er die dag op school is voorgevallen te uiten en deze een plek te geven en dat het structureren en plannen niet alleen betrekking heeft op het schoolwerk, maar daaronder ook persoonlijke- en gezinsactiviteiten vallen en activiteiten die in de weekenden plaatsvinden.
5.3.
Uit 5.2. volgt dat geen sprake is van begeleiding tijdens het onderwijs als bedoeld in de Beleidsregels 2013, bijlage 6, onder 3.1. Afbakening Onderwijs en AWBZ, nu de begeleiding plaatsvindt na de schooluren. Tevens volgt daaruit dat de begeleiding van [naam eiser] niet op één lijn kan worden gesteld met huiswerkbegeleiding als waarvan sprake was in bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 februari 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1448), nu niet louter begeleid wordt bij het maken van huiswerk, maar tevens dagstructuur wordt geboden en ondersteuning plaatsvindt bij sociale vaardigheden, ook ten behoeve van andere levensbereiken.
5.4.
Gelet op de voorgeschiedenis, te weten de omstandigheid dat [naam eiser] in 2013 enige tijd geen school heeft bezocht in verband met burn-out verschijnselen, is aannemelijk dat de door STUBB geboden begeleiding er substantieel toe bijdraagt dat wordt voorkomen dat [naam eiser] weer in eenzelfde situatie terugvalt, en op deze wijze tevens verwaarlozing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het Bza wordt voorkomen.
Voorts kan in aanmerking worden genomen dat begeleiding van jongeren in de leeftijd van [naam eiser] uit de aard der zaak voor een deel bestaat uit activiteiten die te maken hebben met het volgen van onderwijs, nu dit een belangrijk onderdeel van de noodzakelijke tijdsbesteding betreft.
6.1.
Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat verweerder op onjuiste gronden heeft geconcludeerd dat de begeleiding door STUBB geen AWBZ-zorg betreft zodat het bedrag van € 1400,00 niet voor goedkeuring in aanmerking zou komen.
6.2.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank acht zich thans niet in staat het geschil finaal te beslechten. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen, waarbij ervan moet worden uitgegaan dat het bedrag van € 1400,00 betrekking heeft op AWBZ-zorg en dus in zoverre voor goedkeuring in aanmerking komt. Nu dit een technische uitwerking betreft ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen.
7.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7.2.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 45,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.