In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2016, hebben eisers, [eiser1] en [eiser2], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, [gedaagde1] en [gedaagde2], naar aanleiding van beschuldigingen van fraude en diefstal die in interviews zijn gedaan. De eisers, die een zorginstelling voor beschermd wonen exploiteren, vorderen een verbod op deze beschuldigingen en rectificatie van de gedaagden. De gedaagden hebben in januari 2016 in interviews met RTV Rijnmond en Hart van Nederland ernstige beschuldigingen geuit over de gang van zaken binnen de zorginstelling, waaronder het stelen van geld van cliënten en het misleiden van jongeren om PGB-gelden te verkrijgen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden zich kritisch en informerend hebben uitgelaten over de zorginstelling, en dat deze uitlatingen in het algemeen belang zijn. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de uitlatingen van de gedaagden niet onrechtmatig zijn, omdat zij steun vinden in de feiten en omstandigheden die zijn gepresenteerd, waaronder rapporten van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.
De uitspraak benadrukt de balans tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waarbij in dit geval de vrijheid van meningsuiting zwaarder weegt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beschuldigingen van de gedaagden niet onterecht zijn en dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om hun vorderingen te onderbouwen.