ECLI:NL:RBROT:2016:2464

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
KTN-4756938 _31032016
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen in verband met asbestincident

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 4 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [werknemer], een chemisch procestechnoloog, en zijn werkgever, Linde Gas Benelux B.V. [werknemer] was op staande voet ontslagen door Linde Gas vanwege vermeend verwijtbaar handelen in verband met een asbestincident bij het transport van acetyleencilinders. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet onverwijld was gegeven, omdat Linde Gas pas bijna twee jaar na het incident tot ontslag overging. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van bewuste misleiding door [werknemer]. De kantonrechter heeft het ontslag vernietigd en de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 mei 2016 wegens verwijtbaar handelen van [werknemer]. De rechter oordeelde dat [werknemer] als leidinggevende onvoldoende toezicht had gehouden op de naleving van veiligheidsinstructies en dat hij niet adequaat had gereageerd op de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen. Linde Gas werd veroordeeld tot doorbetaling van het salaris van [werknemer] vanaf de datum van ontslag tot het einde van de arbeidsovereenkomst, inclusief wettelijke verhogingen en rente.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4756938 VZ VERZ 16-635
uitspraak: 31 maart 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Berkel en Rodenrijs,
verzoeker,
verweerder in de (voorwaardelijke) zelfstandige tegenverzoeken,
gemachtigden: mr. M.L. Egeter, advocaat te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Linde Gas Benelux B.V.,
gevestigd te Schiedam,
verweerster,
verzoekster in de (voorwaardelijke) zelfstandige tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. M.I. van Dijk, advocaat te Utrecht.
Partijen worden hierna ‘ [werknemer] ’ respectievelijk ‘Linde Gas’ genoemd.

1.Het verloop van het proces

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het verzoekschrift (ex artikel 7:686a jo. 7:677 BW e.a.) met producties, ingekomen op
15 januari 2016;
- het verweerschrift ex art. 7:686a jo 7:677 jo. 7:681 BW tevens houdende een verzoekschrift ex art. 7:671b jo. 7:669 lid 3 sub e BW strekkende tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met producties, ingekomen op 29 februari 2016;
- de op 2 maart 2016 door beide partijen ingediende aanvullende producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2016. Tijdens deze mondelinge behandeling is het verzoek gezamenlijk met de bovenstaande (tegen)verzoeken behandeld. [werknemer] is verschenen met zijn gemachtigde mr. Egeter. Namens Linde Gas zijn verschenen mevrouw [P.] (Hoofd HR) en de heer [B.] (HR manager), bijgestaan door de gemachtigde mr. M.J.G.M. Lamers (kantoorgenoot van mr. M.I. van Dijk). Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities die in het geding zijn gebracht.
1.3
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
2.1
Linde Gas is actief in de productie, levering en distributie van onder meer industriële gassen en maakt onderdeel uit van de Linde Group. Een van de gassen die Linde Gas levert is acetyleen. Acetyleen is licht ontvlambaar en zeer gevaarlijk en wordt opgeslagen in cilinders. Op iedere acetyleencilinder van Linde Gas zit een sticker waarop onder meer wordt gewaarschuwd voor de ontvlambaarheid en de mogelijkheid dat de poreuze massa in de cilinder in sommige gevallen asbest kan bevatten. Op zo’n sticker is ook vermeld dat vernietiging van de cilinder alleen via de gasleverancier mag.
2.2
Linde Gas heeft voor haar personeel interne veiligheidsregels opgesteld waarin wordt aangegeven hoe de cilinders moeten worden getransporteerd en vernietigd. Deze veiligheidsregels zijn gepubliceerd op het intranet van Linde Gas en bestaan onder meer uit de volgende documenten:
• Beleidsverklaring voor Health, Safety and Environment (HSE).
“The Linde Group zal schade aan mensen, maatschappij en milieu voorkomen.”
• Veiligheidsinformatieblad Acetyleen, opgelost, versie 2.1, revisiedatum 12 februari 2013. Op die informatieblad is onder vermeld:
“Voorzorgsmaatregelen i.v.m. verwijdering
Vernietiging van deze cilinder mag alleen via de gasleverancier. De cylinder bevat een poreuze massa die in sommige gevallen asbest kan bevatten.”;
• Informatieblad Acetyleen. In dit blad wordt onder ‘overige informatie’ verwezen naar het Veiligheidsinformatieblad zoals hierboven genoemd;
• Werkinstructie ‘Verschroten van gasflessen en cilinders’, versie 3 oktober 2012, geautoriseerd door [werknemer] .
• Asbestos Management, februari 2012. In dit document is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“Work with asbestos Work that uses asbestos includes:
• (…)
• Linde processes including dissolved acetylene de-massing and cylinder inspection processes”
• EIGA, Doc 05/13, Guidelines for the Management of Waste Acetylene Cylinders.
In dit document is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
4.1.To ensure a uniform distribution of the acetylene and solvent throughout the cylinder it is necessary to fill the cylinder with a ‘porous mass’. (…) Many of the masses currently in use incorporate small amount sof chrysotile asbestos to maintain the integrity and mechanical strength of the mass.
(…)
• Asbestos is approximately 10% of the volume of the porous mass.
• Thus asbestos represents less than 1% of the cylinder volume.
(…)
4.6.1
Selection of acetylene cylinder waste management methods
(…)
Cylinders sent for treatment or disposal shall follow theregulations for shipments of waste. This involves pre notification to and agreement with the authorities in the region or country of destination for treatment or disposal. This also follows the proximity principle set down in EU law that waste should be disposed of as close as possible to the point of generation, to minimise the environmental effects and risks of transport.”
• Hazardous Waste Transfer and Disposal, July 2011. In dit document is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
Best precticeWhere wastes which are highly hazardous tot the environment (e.g., asbestos,…) are disposed, sites should consider:
• (…)
• conducting an audit of the waste contractor and disposal site to ensure they are apporpriately managed.”
2.3
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1972 en opgeleid tot chemisch procestechnoloog, is sinds 1 april 2003 bij (een rechtsvoorganger van) Linde Gas in dienst, laatstelijk in de functie van CSCM Program Manager op de afdeling Plan Source/Plan PGB Benelux
.Het salaris van [werknemer] bedraagt € 6.380,- bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.4
In het voorjaar van 2013 kreeg de afdeling van [werknemer] de opdracht tot het laten verschroten van ongeveer 5000 afgekeurde acetyleencilinders. Deze opdracht is in augustus 2013 gegund aan Zemo V.O.F. Metaalrecycling & Metaalhandel (hierna: Zemo), een bedrijf dat al eerder cilinders van Linde Gas had verwerkt. Zemo heeft voornoemde opdracht laten uitvoeren door Groenleer Metaalrecycling B.V. (hierna: Groenleer).
Op 18 november 2013 heeft het eerste transport van voornoemde cilinders naar Zemo plaatsgevonden.
2.5
Voorafgaand aan de transporten van de in 2.4 genoemde acetyleencilinders naar Zemo heeft er geen audit plaatsgevonden door de Afdeling SHEQ (Safety, Health, Environment and Quality).
2.6
Op 23 januari 2014 is door Groenleer geconstateerd dat bij de verschroting van de door Linde Gas aangeleverde acetyleenflessen asbest was vrijgekomen. Hiervan is melding gemaakt bij de Inspectie SZW. Het rapport van de Inspectie SZW d.d. 4 juni 2014 bevestigt dat bij het verschroten van de cilinders door Groenleer asbest is vrijgekomen.
2.7
Op 4 februari 2014 heeft er bij Linde Gas een Technisch overleg plaatsgevonden. Tijdens dit overleg is het in 2.6 genoemde asbestincident besproken. In de actielijst die [werknemer] op 4 februari 2014 heeft gemaild is het volgende over het asbestincident vermeld:
Acetyleen & asbest:
Juridisch: loopt
Learning Linde: hoe zijn we deze kennis kwijtgeraakt? Besproken in PS& IG overleg: conclusie samenloop van omstandigheden die niet te voorkomen was.”
2.8
Medio mei 2014 is het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek gestart. In het kader van dat onderzoek zijn onder meer Linde Gas en
[werknemer] als verdachten aangemerkt.
2.9
Het in 2.2 vermelde document ‘Verschroten van gasflessen en cilinders’ is op
26 februari 2015 gereviseerd, welke revisie is geautoriseerd door de heer [M.] . In dit gereviseerde document is over acetyleenflessen het volgende – voor zover van belang – vermeld:
5.0 Werkwijze
(…)
Acetyleen:
(…) Bij Acetyleen cilinders dient men alert te zijn dat de monolithische massa waarschijnlijk asbest bevat. (…) Deze dient overeenkomstig de geldende wetgeving te worden afgevoerd.”
In dit gereviseerde document wordt verwezen naar EIGA document: SAC Doc 05/13 Guidelines for the Management of Waste Acetylene Cylinders.
2.1
Op 3 december 2015 heeft Linde Gas het eindproces-verbaal van het Openbaar Ministerie ontvangen. Aan dit proces-verbaal zijn transcripties gehecht van telefoongesprekken en e-mailcorrespondentie tussen [werknemer] en [T.] en tussen [T.] en de heer [M.] van de afdeling Plan & Source.
• De transcriptie van het telefoongesprek tussen [werknemer] en [T.] op 30 september 2014 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“NN- [T.] Dat zei [verzoeker] ook, we hadden misschien kunnen weten, dat als je die ehm… ehm.. Ja, productiebladen kijkt, staat dat er asbesthoudendmateriaal.. Ik zeg, ja weet ik ook, dat heb ik ook gezegd.”
NN- [T.] (..) En wij gingen er vanuit dat onze standpunt was dat 99% van de flessen, zeg maar verwerkt waren die.. nu moesten doen, dat dat asbestvrij was.
NN- [werknemer] : Ja”
“NN- [T.] (..) maar het woord asbest is wel genoemd als zijnde, wat daar zat [voornaam] bij, ik zei het kan zijn dat er asbesthoudend materiaal in zit. Het is niet veel maar het kan zijn. He, misschien 1, 2 procent. En ik zeg, maar dat is vooral bij oudere flessen, niet wetende dat ook flessen van 1970, 1980 was. Dat heb ik nooit geweten.”
“NN- [werknemer] : (..) maar kijk ik meer naar mezelf, goh ben ik niet iets te makkelijk geweest in het feit van joh, we transporteren afval naar, naar Zemo en hoeft dat dan niet onder de noemer van afvaltransport en gaan we dan volledig maar eh.. af op wat Zemo ons verteld en dat ja.. nu heb ik daar een beetje zoiets van ja, ja, maar ja goed als ik daar over na denk, denk ik maar Zemo is een VIHB gecertificeerd bedrijf…
NN- [T.] Precies, dat heb ik…
NN- [werknemer] : dat daar de kennis van heeft en wij hadden die kennis.”
• De transcriptie van het telefoongesprek van [T.] met de heer [M.] op 2 oktober 2014 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“NN- [T.] zegt dat hij niks “oneigenlijks heeft gedaan en alles in overleg met [werknemer] heeft gedaan”.
“NN- [T.] [werknemer] zegt gaan, gaan, gaan. Heeft de druk op zitten voeren. Flessen moeten snel, op het einde van het jaar. Nou dat is… Dat is… ja de wet van Murphey. Zal ik maar zeggen. Maar dat is wel de oorzaak geweest en dat zei Frank Bosch ook, ja hij zegt, [werknemer] is denk ik nog het meest schuldige, want die heeft de boel op zitten kloppen. Die heeft constant zitten douwen.”
“NN- [T.] (..) ik heb iedereen gevraagd en niemand kon mij helpen, dus ja wat moet ik dan doen? En mijn baas.. ja en mijn baas, die heeft gewoon groen licht gegeven. Dit had moeten zeggen, op een gegeven moment, van wacht eens even, wij gaan even verder, wij gaan even ‘global’ kijken, we gaan in Duitsland vragen of dit wel kan. Nou dat heeft ie dus niet gedaan.”
“NN- [T.] En mij ook niet.. en mij ook niet dat advies gegeven, dus.. die zei gewoon van, ga maar. Ja.”
• De e-mail van [werknemer] aan [T.] d.d. 25 september 2013 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Mijn gedachten zijn:
1. 1e vracht sturen met een beperkte hoeveelheid waarvan wij duidelijk weten hoeveel Aceton & DMF het betreft (maar dit Zemo niet zeggen, we kunnen het dan achteraf checken).
2. Ik zou deze als een gewone rit sturen en niet als afval. Voor het daaropvolgende traject moeten we het transport goed inregelen conform de wet.”
2.11
Na bestudering van het eindproces-verbaal door Linde Gas heeft er op 21 december 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen Linde Gas en [werknemer] .
2.12
Bij brief van 24 december 2015 heeft Linde Gas [werknemer] op staande voet ontslagen op grond van een dringende reden. Deze brief luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Geachte heer [werknemer] ,
Op 17 december 2015 constateerden wij feiten in het strafdossier waarin zowel Linde Gas als u betrokken zijn. Naar aanleiding hiervan heeft er op maandag 21 december 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen u, [P.] , [B.] van Linde Gas en uw advocaat.
Na zorgvuldig onderzoek is vastgesteld dat u zich ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met Zemo (…) in augustus 2013, althans kort daarna, bewust was dat de aan Zemo aangeboden acetyleenflessen zeer gevaarlijke en giftige stoffen, waaronder asbest, acyteleen en DMF konden bevatten. Ondanks de strikte verplichting hiertoe, heeft u hiervan géén melding of een onvolledige melding gemaakt aan Zemo, Linde Gas en/of de Inspectie SZW.
Door hiervan geen (volledige) melding te maken heeft u rechtstreeks in strijd gehandeld met interne reglementen van Linde Gas en de relevante wet- en regelgeving. Zo heeft u onder meer in strijd gehandeld met de veiligheids- en informatieverplichtingen (…) die van toepassing zijn op uw arbeidsovereenkomst, artikelen 10.1 en 10.37 lid 1 van de Wet Milieubeheer en artikel 4 Productbesluit Asbest.
(…)
Gedurende en ná het onderzoek van de Inspectie SZW in januari 2014 hebben wij, vele malen (…) u expliciet gevraagd of u al vóór het onderzoek van de Inspectie SZW kennis had van het feit dat de acetyleenflessen gevaarlijke stoffen bevatten, althans of u de daarvoor relevante wet- en regelgeving heeft overtreden bij het organiseren van het transport c.q. laten verschroten van de cilinders. U heeft meerdere malen nadrukkelijk aangegeven hier géén kennis van te hebben gehad, althans van slechts een gedeelte van de flessen. U heeft hiermee Linde Gas bewust misleid, althans bewust foutief geïnformeerd. Inmiddels is gebleken dat u die kennis wel had.
Met de bovenstaande gedragingen heeft u het vertrouwen van Linde Gas in u als zorgvuldig handelend werknemer ernstig geschonden en uw plichten uit de arbeidsovereenkomst grovelijk veronachtzaamd.
Deze gedragingen zijn zeer ernstig en zeker gezien uw leidinggevende functie door Linde Gas absoluut niet te tolereren.
Alle hiervoor genoemde punten vormen in samenhang bezien en ieder op zichzelf staand, een dringende reden voor ontslag op staande voet. (…)”
2.13
Bij brief van 30 december 2015 heeft de gemachtigde van [werknemer] tegen het ontslag op staande voet geprotesteerd en bericht dat [werknemer] zich beschikbaar houdt de bedongen werkzaamheden te verrichten. Tevens zijn bij deze brief de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de kosten aangezegd.

3.Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
[werknemer] heeft verzocht om bij beschikking te oordelen, uitvoerbaar bij voorraad, dat:
Primair
1) het door Linde Gas op 24 december 2015 gegeven ontslag op staande voet nietig is;
2) Linde Gas het salaris en emolumenten vanaf 24 december 2015 aan [werknemer] moet doorbetalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd is;
3) de post sub 2 te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het thans achterstallige salaris te rekenen vanaf de verzuimdatum, te weten 31 december 2015;
4) Linde Gas een compensatie voor het privégebruik betaalt aan [werknemer] van (pro rata)
€ 521,75 bruto per maand, althans een bedrag in goede justitie te bepalen door de kantonrechter op grond van de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente;
5) Linde Gas [werknemer] binnen tien dagen na de datum van de beschikking weer toe moet laten in zijn functie van CMCS Program Manager, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 350,- per dag voor elke dag dat Linde Gas hiermee na eenmalige schriftelijke sommatie in gebreke blijft;
6) Linde Gas binnen tien dagen na de datum van de beschikking ter rehabilitatie intern aan de medewerkers een bericht verspreid met de volgende tekst:
“Op 15 oktober 2015 heeft [M.S.] , Head of CSCM RES, [werknemer] op non actief gezet. Inmiddels is komen vast te staan dat deze actie niet terecht is geweest. Linde heeft vervolgens [werknemer] de dag voor kerstmis op staande voet ontslagen vanwege zijn vermeende aandeel in het asbest incident in januari 2014. Ook deze daad blijkt niet terecht te zijn geweest. Linde en [M.S.] bieden [werknemer] oprecht hun excuses aan en kijken uit naar een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst.”
Althans een tekst van vergelijkbare strekking te bepalen door de kantonrechter in goede justitie, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 350,- per dag voor elke dag dat Linde Gas hiermee na eenmalige schriftelijke sommatie in gebreke blijft;
7) Linde Gas haar eerdere toezegging moet blijven nakomen om de kosten van rechtsbijstand van [werknemer] te betalen;
Subsidiair
1) aan [werknemer] ten laste van Linde Gas een billijke vergoeding wordt toegekend van
€ 70.000,- bruto, althans een billijke vergoeding in goede justitie door de kantonrechter te bepalen;
2) het Sociaal Plan van Linde Gas op de situatie van [werknemer] van toepassing is;
3) aan [werknemer] ten laste van Linde Gas een beëindigingsvergoeding wordt toegekend op basis van de collectieve regeling onder het Sociaal Plan van Linde Gas, zijnde een bedrag van € 105.595,- bruto, althans indien niet van toepassing, dat in plaats daarvan de transitievergoeding van € 33.376,- bruto wordt toegekend;
4) aan [werknemer] ten laste van Linde Gas een vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt toegekend op basis van de collectieve regeling onder het Sociaal Plan van Linde Gas, zijnde een bedrag van € 45.368,68 bruto, althans indien niet van toepassing, dat in plaats daarvan een vergoeding van € 23.521,40 bruto wordt toegekend;
Primair en Subsidiair
Linde Gas te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan zijn verzoek heeft [werknemer] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Allereerst is het ontslag niet onverwijld gegeven, omdat de e-mails van 23 t/m 25 september 2013 reeds in oktober 2014 in het kader van het strafrechtelijk onderzoek aan Linde Gas ter beschikking zijn gesteld, terwijl Linde Gas het ontslag baseert op zorgvuldig onderzoek naar aanleiding van feiten uit het strafdossier op
17 december 2015. Deze feiten waren niet nieuw, omdat Linde Gas er al veel eerder kennis van had kunnen nemen. Daarnaast heeft er op 21 december 2015 geen deugdelijke hoor en wederhoor plaatsgevonden voorafgaand aan het ontslag.
3.3
Ook is er geen sprake van een dringende reden voor ontslag, omdat de door Linde Gas vermelde gronden het op 24 december 2015 het gegeven ontslag op staande voet niet kunnen dragen. Van bewuste misleiding of bewust foutief informeren is geen sprake. Op basis van informatie van de afdeling Plan & Source is aan Zemo gecommuniceerd dat in de huidige populatie acetyleencilinders geen sprake meer was van asbest. Er is ook niet, althans niet bewust, in strijd met interne reglementen, beleid of wet- en regelgeving gehandeld. Zemo was een bekende afvalverwerker, zodat erop mocht worden vertrouwd dat de verschroting van de cilinders volgens de regels zou worden uitgevoerd. Het transport van de acetyleencilinders heeft op advies van Zemo als regulier transport van gevaarlijke stoffen plaatsgevonden.
3.4
De overige stellingen van [werknemer] zullen hierna – voor zover van belang voor de beoordeling – worden besproken.

4.Het verweer en de (voorwaardelijke) zelfstandige tegenverzoeken

4.1
Het verweer van Linde Gas strekt tot afwijzing van de primaire en subsidiaire verzoeken van [werknemer] , met veroordeling van [werknemer] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na datum van de uitspraak tot aan de dag der voldoening. Daartoe heeft Linde Gas – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
4.2
Het ontslag is onverwijld gegeven. Het eindproces-verbaal van het OM was op 3 december 2015 beschikbaar en met de bestudering daarvan waren meerdere werkdagen gemoeid, waardoor Linde Gas pas op 17 december 2015 kennis nam van de mogelijkheid van een dringende reden voor ontslag. Daarna is verder onderzoek gedaan, waarna uiteindelijk op 24 december 2015 het ontslag op staande voet is gegeven. Hierbij is verwezen naar uitspraken van de Hoge Raad.
4.3
Uit de in 2.10 vermelde transcripties en e-mailcorrespondentie blijkt dat [werknemer] kennis had, althans vermoedde dat er een risico bestond dat de cilinders van ná 1968 asbest bevatten en dat hij zich ervan bewust was dat de transporten van de acetyleencilinders naar Zemo niet conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving zou geschieden. [werknemer] heeft hiervan geen melding gemaakt aan Linde Gas. [werknemer] heeft hiermee zeer onzorgvuldig gehandeld in strijd met de geldende interne en wettelijke regels. Gezien de verantwoordelijke positie van [werknemer] is de schending van het vertrouwen van Linde Gas onherstelbaar. Deze omstandigheden in samenhang en ieder op zichzelf staand vormen een dringende reden voor ontslag op staande voet.
4.4
De overige stellingen van Linde Gas zullen hierna – voor zover van belang voor de beoordeling – worden besproken.
4.5
Voor het geval de verzoeken van [werknemer] worden afgewezen, heeft Linde Gas twee zelfstandige tegenverzoeken ingediend. Deze verzoeken zien op een verklaring voor recht dat Linde Gas geen transitievergoeding aan [werknemer] is verschuldigd en een veroordeling van [werknemer] tot betaling aan Linde Gas van de vergoeding zoals bedoeld in artikel 7:677 lid 2 jo. 3 sub a BW. Deze tegenverzoeken zullen hierna – voor zover van belang – worden besproken.

5.Het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst

5.1
Linde Gas heeft zowel in geval van afwijzing van de verzoeken van [werknemer] als in geval van toewijzing van de verzoeken van [werknemer] verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover tussen partijen of onherroepelijk in rechte wordt vastgesteld dat deze nog bestaat, voorwaardelijk te ontbinden tegen een zo kort mogelijke termijn, primair zonder toekenning van de transitievergoeding dan wel billijke vergoeding, en subsidiair onder toekenning van uitsluitend een transitievergoeding, met veroordeling van [werknemer] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na datum van de uitspraak tot aan de dag der voldoening.
5.2
Bovenstaand verzoek heeft Linde Gas gegrond op artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 3 sub e BW, te weten verwijtbaar handelen van [werknemer] in de nakoming van zijn uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Hieraan zijn dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd als die hiervoor aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd.
5.3
[werknemer] heeft tegen de tegenverzoeken van Linde Gas gemotiveerd verweer gevoerd, waarbij vastgesteld wordt dat [werknemer] in dit kader geen aanspraak heeft gemaakt op een transitievergoeding. Op zijn verweer zal hierna – voor zover van belang – worden ingegaan.

6.De beoordeling

Primaire verzoeken van [werknemer] : het ontslag op staande voet
6.1
Het verzoek is - gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 aanhef en sub a jo. artikel 7:681 lid 1 BW - tijdig ingediend nu het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
6.2
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op dat artikel kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Op grond van artikel 7:671 lid 1 sub c BW geldt die eis niet wanneer de opzegging geschiedt op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. In het laatstgenoemde artikel is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij een dergelijke opzegging van de werkgever een bepaalde mate van voortvarendheid wordt verwacht.
Dringende reden - onverwijldheid
6.3.
Uit de in 2.12 genoemde brief van 24 december 2015, waarbij Linde Gas de arbeidsovereenkomst met [werknemer] heeft ontslagen, volgt dat Linde Gas
[werknemer] heeft ontslagen omdat hij Linde Gas bewust zou hebben misleid, althans bewust foutief zou hebben geïnformeerd ten aanzien van, kort gezegd, (het transport van) de afgekeurde acetyleenflessen. Voor
bewustemisleiding en/of
bewustfoutief informeren zijn echter in de processtukken, de overgelegde producties en in hetgeen door partijen ter zitting naar voren is gebracht geen aanknopingspunten te vinden. De dringende reden die Linde Gas aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd is dan ook niet komen vast te staan, zodat het ontslag niet in stand kan blijven. Dat neemt niet weg dat [werknemer] buiten dit kader wel degelijk een verwijt te maken valt ten aanzien van zijn handelwijze met betrekking tot het transport van de acetyleen cilinders. Die handelwijze zal hierna bij de beoordeling van de door Linde Gas verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst nader aan de orde komen.
6.4
Ten aanzien van het vereiste van onverwijldheid wordt geoordeeld dat Linde Gas direct na het asbestincident op 23 januari 2014 intern onderzoek had kunnen doen om de oorzaak van het incident te achterhalen. [werknemer] heeft ook om een onderzoek verzocht waar Linde Gas niet op ingegaan is, zo is ter zitting onweersproken gesteld. Linde Gas heeft om haar moverende redenen gekozen voor een andere strategie als gevolg waarvan zij, zo stelt zij, pas op 17 december 2015 via het eindprocesverbaal in het strafproces kennis heeft genomen van de gewraakte e-mails in de periode van 23-25 september 2013 en het transscript van 30 september en 2 oktober 2014. Linde Gas heeft door zo te handelen - als gevolg waarvan er sprake is van een tijdverloop van bijna twee jaar - naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende voortvarend gehandeld met als gevolg dat er evenmin sprake is van een onverwijld gegeven ontslag. In het licht hiervan wordt voorbij gegaan aan de door Linde Gas aangehaalde uitspraken van de Hoge Raad nu deze zien op situaties die in deze procedure niet van toepassing zijn.
6.5
Gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot de ontslaggronden en de onverwijldheid is overwogen, wordt geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden in strijd met het bepaalde in artikel 7:671 lid 1 sub c jo. artikel 7:677 lid 1 BW en dus voor vernietiging in aanmerking komt, zodat de verzochte vernietiging van het ontslag op staande voet wordt toegewezen.
Subsidiaire verzoeken van [werknemer]
6.6
Gezien het vorenstaande kan het door [werknemer] subsidiair verzochte onbesproken blijven. Dit leidt ertoe dat de kantonrechter in het kader van de onderhavige procedure niet toe komt aan de behandeling van de subsidiair verzochte transitievergoeding.
6.7
Om praktische redenen zal nu eerst de door Linde Gas verzochte (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden beoordeeld, aangezien zowel aan het ontslag op staande voet als aan de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag zijn gelegd. Daarna worden de verder (tegen)verzoeken behandeld.
Het verzoek tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst
6.8
Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden en dus zal worden vernietigd, wordt aan de voorwaarde waaronder het tegenverzoek tot ontbinding is ingesteld voldaan zodat er sprake is van een onvoorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
6.9
Allereerst wordt vastgesteld dat van opzegverboden zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 2 BW ten aanzien van het onderhavige verzoek niet gebleken.
6.1
Ten aanzien van de verzochte ontbinding geldt het volgende algemene uitgangspunt. Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Die eisen gelden volgens artikel 7:671b lid 2 BW ook voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter.
6.11
Uit artikel 7:699 aanhef en lid 3 sub e BW volgt dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden als sprake is van zodanig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hierbij is de mate van het verwijtbaar handelen of nalaten bepalend voor de vraag of sprake is van een redelijke grond voor ontslag. In het onderhavige geval is de kantonrechter van oordeel dat [werknemer] met betrekking tot het asbestincident op 23 januari 2014 zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat van Linde Gas in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij dit oordeel zijn de navolgende omstandigheden betrokken.
6.12
[werknemer] is in zijn functie van CSCM Manager leidinggevende van de afdeling Plan Source/Plan PGB Benelux en is uit dien hoofde eindverantwoordelijk voor hetgeen op zijn afdeling plaatsvindt, hetgeen ook het transport van de in 2.4 genoemde acetyleencilinders naar Zemo omvat.
6.13
Zoals tijdens de mondelinge behandeling door [werknemer] is bevestigd, was [werknemer] op de hoogte van het bestaan van de in 2.1 genoemde stickers en de in de 2.2 genoemde veiligheidsdocumenten en werkinstructies voor acetyleencilinders. [werknemer] bleek de inhoud daarvan niet te hebben bekeken. Dat heeft hij aan zijn team overgelaten. [werknemer] verwijst naar zijn medewerkers voor de technische kennis en stelt hij dat hij zich steeds door hen heeft laten adviseren. [werknemer] heeft zich in dat verband gelet op zijn verantwoordelijke functie niet van zijn taken gekweten en heeft nagelaten op adequate wijze de regie te voeren. Het is immers de taak van een leidinggevende om erop toe te zien dat veiligheidsinstructies worden nageleefd en om medewerkers op de afdeling daar op te (laten) wijzen en vervolgens te (laten) controleren of daar ook naar gehandeld wordt. Dit klemt temeer nu het in dit geval ging om een transport van afgekeurde acetyleencilinders welk transport niet tot de gebruikelijke taken van de afdeling behoorde en een uitzonderlijke opdracht betrof, zo heeft [werknemer] bevestigd.
6.14
[werknemer] heeft de regie ook uit handen gegeven door ten onrechte af te gaan op hetgeen Zemo heeft meegedeeld, zonder Zemo te wijzen op eventuele risico’s ten aanzien van het transport ter zake mogelijke asbest. De offerte van Zemo spreekt niet over asbest. Dat daar een risico lag, blijkt wel uit het feit dat op alle acetyleen cilinders een sticker zat met een waarschuwing voor asbest. [werknemer] heeft Zemo ingeschakeld terwijl Zemo niet gecertificeerd was voor de verwerking van asbest, zo heeft [werknemer] ter zitting bevestigd. Volgens Linde Gas was Zemo alleen gecertificeerd voor het verwerken van de stoffen aceton en DMF. [werknemer] had er op toe moeten zien dat het transport van de acetyleencilinders niet als een regulier transport van gevaarlijke stoffen was bestempeld, maar als afvaltransport volgens de werkinstructies en de veiligheidsdocumenten met betrekking tot asbest conform de daarvoor geldende interne regels en regelgeving plaatsvonden. [werknemer] wist immers dat oudere acetyleen cilinders asbest bevatten en had, mede gelet op de stickers op de cilinders, geen enkel risico mogen nemen. [werknemer] is nota bene opgeleid tot chemisch procestechnoloog.
6.15
Uit de hierboven beschreven gang van zaken volgt dat [werknemer] zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van zijn verantwoordelijkheden als leidinggevende, met een ernstig asbestincident tot gevolg. Voornoemde handelwijze en houding maken dat [werknemer] jegens Linde Gas naar het oordeel van de kantonrechter verwijtbaar heeft gehandeld.
6.16
De vraag die rest is of sprake is van ‘ernstige’ verwijtbaarheid, zoals Linde Gas heeft aangevoerd. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat bij ‘ernstige’ verwijtbaarheid bijvoorbeeld gedacht kan worden aan de situatie dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven. De kantonrechter oordeelt dat een dergelijke situatie zich hier niet voordoet. [werknemer] heeft zijn functie niet naar behoren uitgeoefend zoals beschreven in 6.11 t/m 6.15, hetgeen hem te verwijten valt. Dit maakt zijn gedrag in het licht van alle omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter echter nog niet ‘ernstig’ verwijtbaar. Dat was anders geweest als [werknemer] Linde Gas bewust had misleid dan wel bewust foutief had geïnformeerd, hetgeen nu juist niet is komen vast te staan zoals hiervoor onder 6.3 is geoordeeld.
6.17
In dit kader wordt nog opgemerkt dat [werknemer] intern om een audit heeft gevraagd ten aanzien van het inschakelen van Zemo. Volgens hetgeen mevrouw [P.] van Linde Gas ter zitting heeft verklaard, is er vervolgens alleen een check gedaan of Zemo een vergunning had voor aceton. Waarom er verder geen audit heeft plaatsgevonden, heeft Linde Gas niet duidelijk kunnen maken. De stickers op de acetyleen cilinders gaven voldoende aanleiding tot een meeromvattende audit, zo komt het de kantonrechter voor. Niet alleen [werknemer] , maar ook Zemo en Linde Gas hebben aan die stickers onvoldoende aandacht gegeven. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat de interne werkwijze met betrekking tot het verschroten van acetyleen cilinders na het incident substantieel is aangepast. Daarin is ten aanzien van acetyleen cilinders sindsdien onder meer een expliciete verwijzing opgenomen naar asbest onder verwijzing naar het EIGA Document. Het lijkt er op dat men zich bij Linde Gas in zijn algemeenheid onvoldoende bewust is geweest van de risico’s die zich in onderhavige zaak hebben gemanifesteerd. In het licht van de thans beschikbare omstandigheden past het Linde Gas niet een beroep te doen op ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [werknemer] . Dat zou afhankelijk van de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek, welk uitkomst nog niet bekend is, wellicht anders kunnen komen te liggen.
6.18
Het bovenstaande leidt ten aanzien van de andere (tegen)verzoeken over en weer tot de volgende conclusies.
Herplaatsing
6.19
Nu sprake is van verwijtbaar handelen van [werknemer] ligt herplaatsing van [werknemer] binnen het concern van Linde Gas niet in de rede.
Datum einde arbeidsovereenkomst
6.2
Nu de arbeidsovereenkomst tussen Linde Gas en [werknemer] wordt ontbonden wegens verwijtbaar handelen van [werknemer] , wordt het einde van de arbeidsovereenkomst, gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 sub a BW, bepaald op 1 mei 2016. Er is geen aanleiding om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op een eerder tijdstip te bepalen, zoals door Linde Gas (primair) is verzocht, aangezien er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] .
Doorbetaling salaris
6.21
Gelet op de vernietiging van het ontslag op staande voet en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2016 is Linde Gas gehouden het achterstallige salaris ad
€ 6.380,- bruto per maand over de periode van 24 december 2015 tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst aan [werknemer] te betalen. Dit onderdeel van het verzoek van [werknemer] is dan ook toewijsbaar.
Wettelijke verhoging
6.22
De verzochte wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW zal worden toegewezen over het salaris, op de wijze zoals hierna vermeld. Gelet op de handelwijze van Linde Gas jegens [werknemer] ten aanzien van het onterecht gegeven ontslag op staande voet, wordt voor matiging van de wettelijke verhoging geen aanleiding gezien.
Wettelijke rente
6.23
De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het salaris is toewijsbaar, op de wijze zoals hierna vermeld. Over de hierboven genoemde wettelijke verhoging is de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd vanaf 31 december 2015 zoals verzocht, de datum waarop Linde Gas in verzuim is getreden.
Compensatie privégebruik leaseauto
6.24
De door [werknemer] verzochte compensatie voor het privégebruik van de leaseauto van € 521,75 bruto per maand is niet inhoudelijk door Linde Gas weersproken, zodat dit onderdeel van het verzoek wordt toegewezen.
Wedertewerkstelling
6.25
Gelet op de ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2016 op grond van verwijtbaar handelen van [werknemer] , zoals hiervoor is overwogen, is wedertewerkstelling in de functie van CSCM Program Manager niet aan de orde. Dit onderdeel van het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Interne rehabilitatie
6.26
Het ontslag op staande zal weliswaar worden vernietigd, maar de arbeidsovereenkomst wordt wel ontbonden wegens verwijtbaar handelen van [werknemer] ter zake het transport van de cilinders. Gelet hierop is een interne rehabilitatie zoals verzocht naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de orde. Dit onderdeel van het verzoek van [werknemer] wordt derhalve afgewezen.
De voorwaardelijke tegenverzoeken (verklaring voor recht en schadevergoeding)
6.27
Nu de verzoeken van [werknemer] inzake het ontslag op staande voet (grotendeels) worden toegewezen, is niet aan de voorwaarde waaronder de tegenverzoeken zijn gedaan, voldaan. Deze tegenverzoeken behoeven dan ook geen bespreking meer.
Proceskosten
6.28
Ten aanzien van het verzoek van [werknemer] om het ontslag op staande voet te vernietigen, wordt Linde Gas als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
6.29
Ten aanzien van het tegenverzoek van Linde Gas om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, wordt [werknemer] als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

7.De beslissing

De kantonrechter,
ten aanzien van het (primaire) verzoek van [werknemer] :
vernietigt het op 24 december 2015 door Linde Gas aan [werknemer] gegeven ontslag op staande voet;
veroordeelt Linde Gas:
  • om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werknemer] te betalen het verschuldigde salaris ten bedrage van € 6.380,- bruto per maand vermeerderd met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 24 december 2015 tot het einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW berekend op de wijze zoals in dat artikel is beschreven, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 31 december 2015 telkens vanaf de vervaldatum van iedere betalingsperiode tot aan de dag van algehele voldoening;
  • om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werknemer] te betalen een bedrag van (pro rata) € 521,75 bruto per maand ter zake van compensatie voor het privégebruik van de leaseauto over de periode van 24 december 2015 tot en met het einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW telkens vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt Linde Gas in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [werknemer] vastgesteld op € 471,- aan griffierecht en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte;
ten aanzien van het verzoek van Linde Gas tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2016;
veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Linde Gas vastgesteld op € 400,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. T.M.J. Smits en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
879/642