ECLI:NL:RBROT:2016:2674

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
11 april 2016
Zaaknummer
4182567
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.A. van Son
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Erasmus Universiteit voor studievertraging door nakijkfout bij tentamen

In deze zaak vorderde eiseres, een studente aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), schadevergoeding van de EUR wegens studievertraging die zij had opgelopen door een nakijkfout bij haar tentamen. Eiseres had zich voor de masteropleiding Marketing aan de Vrije Universiteit Amsterdam aangemeld, maar was niet toegelaten omdat zij haar bachelordiploma niet op tijd had behaald. De kantonrechter oordeelde dat de EUR onrechtmatig had gehandeld door een fout te maken bij het nakijken van het tentamen en door niet tijdig inzage te geven in het tentamen. Eiseres had herhaaldelijk om inzage gevraagd, maar deze was pas na de deadline voor inschrijving aan de VU verleend. De rechter concludeerde dat de EUR aansprakelijk was voor de schade die eiseres had geleden door de studievertraging. De schade werd vastgesteld op een bedrag van € 9.210,93, vermeerderd met wettelijke rente. De EUR werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 4182567 \ CV EXPL 15-23252
uitspraak: 25 maart 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [plaatsnaam] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 27 mei 2015,
gemachtigde: mr. J.R. van Manen te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Universiteit of Academisch Ziekenhuis Erasmus Universiteit Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P. Malanczuk te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “EUR”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • De dagvaarding met producties, ingekomen ter griffie op 4 juni 2015;
  • De conclusie van antwoord met producties, ingekomen ter griffie op 31 augustus 2016;
  • Het proces-verbaal van het behandelde ter comparitie gehouden op 17 november 2016
  • De conclusie van repliek met producties, ingekomen ter griffie op 6 januari 2016;
  • De brief d.d. 11 januari 2016 waarin namens [eiseres] uitstel wordt verzocht;
  • De mail d.d. 3 februari 2016 van [de medewerker] namens de rechtbank, waarin wordt bevestigd dat verder buiten de reguliere roltermijnen wordt geprocedeerd. EUR zal uiterlijk 16 februari dupliceren. Daarna zal [eiseres] binnen een week reageren op eventuele producties;
  • De conclusie van repliek met producties, ingekomen d.d. 15 februari 2016;
  • De conclusie van dupliek met producties, gedateerd op 15 februari 2016
1.2.
De kantonrechter slaat geen acht op de namens [eiseres] ingezonden akte uitlating producties d.d. 23 februari 2016 met productie, daar deze buiten de met partijen per mail d.d. 3-2-2016 afgesproken termijn is binnengekomen en een productie bevat waarop EUR niet heeft kunnen reageren.
1.3.
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.
2. Vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken staat tussen partijen - voor zover thans van belang - het volgende vast:
2.1.
[eiseres] volgde een studie psychologie en stond daartoe ingeschreven bij EUR. Voor
1 september 2014 was zij derdejaars student Arbeid & Organisatie. [eiseres] had zich voor het studiejaar 2015 aangemeld voor de masteropleiding Marketing (hierna: “de master”) aan de Vrije Universiteit,( hierna:”VU”).
2.2.
Om toegelaten te worden tot de masteropleiding Marketing aan de VU diende [eiseres] voor 1 september 2014 haar bachelor psychologie te hebben gehaald. [eiseres] heeft op 14 juli 2014 het multiple choice herkansingstentamen Health and Management (hierna: “het tentamen”) afgelegd. Docent is [naam docent] (hierna: “de docent”). Dit was het enige tentamen dat nog openstond voor haar bachelor. Op 30 juli 2014 werd de uitslag bekend en zij bleek een 5.2 te hebben gehaald. Een score van 5.5 is voldoende.
2.3.
[eiseres] heeft de toets op 4 september 2014 ingezien. Tijdens de inzage van het tentamen is gebleken dat het antwoordblad een fout bevatte, hetgeen tot gevolg had dat [eiseres] een 5.5 voor haar tentamen had gehaald in juli 2014 en daarmee toen was geslaagd voor haar bachelor.
2.4.
[eiseres] is niet toegelaten tot de masteropleiding Marketing aan de VU in het studiejaar 2014-2015 omdat zij niet voor 1 september 2014 haar bachelordiploma had gehaald. De VU hanteert een “harde knip”.
2.5.
[eiseres] twijfelde tot 10 juli 2014 of zij haar laatste tentamen voor het bachelordiploma zou herkansen. Dit hield verband met de vraag of de VU haar met of zonder schakeljaar zou toelaten. Zij heeft advies gevraagd aan de studieadviseur. De studieadviseur antwoordt daarop bij mail van 19 juni 2014:
“Ik vind het lastig je hierin te adviseren. Je zal zelf de afweging moeten maken of je helemaal gaat voor het behalen van je diploma (met het risico dat hoger tarief betaalt voor je schakelprogramma) of dat je niet gaat voor je diploma ( met het risico dat je aan de VU niet wordt toegelaten, maar ook hier niet aan een master kan starten of je ba-diploma dit jaar nog kan behalen). Er zijn geen sluiproutes om dit probleem te voorkomen ben ik bang… “
2.6.
Op 11 of 12 juli 2014 kreeg [eiseres] bericht van de VU dat zij met een bachelordiploma direct kon instromen bij de masteropleiding en geen schakeljaar hoefde te doen. [eiseres] heeft daarop besloten het tentamen te doen op 14 juli 2014.
2.7.
[eiseres] heeft de volgende mailcontacten gehad met de examencommissie EUR, zakelijk weergegeven:
Op 30 juli 2014 heeft [eiseres] een mail gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
”Beste Examencommissie,
Helaas heb ik te horen gekregen dat ik mijn bachelor diploma niet gehaald heb, omdat ik een 5.2 heb voor mijn tentamen Health & Management van blok 3.6. Ik had me voor volgend jaar aangemeld voor de master Marketing aan de Vrije Universiteit van Amsterdam maar helaas kan ik volgend jaar niet beginnen aan mijn master. Omdat het tentamen van 3.6 het enige vak is dat ik mis voor mijn bachelor, is mijn vraag of ik het tentamen vervroegd mag herkansen. (….) “
Bij mail d.d. 30 juli 2014 heeft de examencommissie geantwoord dat zij in aanmerking komt voor de vervroegde herkansing in september.
Op 4 augustus 2014 schreef [eiseres] per mail aan de examencommissie EUR
: “Op de website van de VU staat dat er sprake moet zijn van een diploma of afstudeerverklaring voor 1 september, om te kunnen beginnen aan je master. De mogelijkheid om later in te stromen bestaat niet. Mijn vraag is daarom of er de mogelijkheid is om het tentamen in de week voor september te herkansen om VU tegemoet te komen. Als dit niet mogelijk is wat zou u mij dan het beste kunnen adviseren als voorzitter van de examencommissie. Ik ben eerlijk gezegd zelf radeloos. (….)Twee dagen voor de herkansing van 3.6 kreeg van VU te horen dat ik direct ben toegelaten. (….)”
Bij mail d.d. 5 augustus 2014 schrijft de examencommissie EUR dat een herkansing voor september niet mogelijk is en
“Het enige dat we kunnen aanraden is om in Amsterdam te vragen of ze een uitzondering voor je willen maken, bijvoorbeeld door je voorwaardelijk te laten instromen, maar met de harde knip is de mogelijkheid die opleidingen hebben om mensen toe te laten zonder afgeronde bachelor helaas heel erg beperkt.”
2.8.
[eiseres] heeft de volgende mailcontacten gehad met de docent -zakelijk weergegeven-:
Op 30 juli 2014 vroeg [eiseres] per mail inzage in het tentamen, zij kreeg geen reactie. Na een reminder op 31 juli 2014 van [eiseres] antwoordde [naam docent] op diezelfde dag om 16.31 uur:
“Ik had je mail wel gezien maar moest nog even kijken wat handig zou zijn. (…)Ik ben volgende week op vakantie waarschijnlijk tot de 18e. Misschien dat je anders een keer langs zou kunnen komen. Heb je enig idee wanneer de volgende herkansing voor jou dan zou kunnen zijn?”
[eiseres] mailde vervolgens op 31 juli om 16.34 uur aan [naam docent]
: “Ik hoop dat ik voor september mag herkansen omdat ik anders een heel jaar collegegeld zou moeten betalen voor één vak en ook niet kan beginnen aan mijn master(…) Ik zou graag hoe dan ook langs willen komen voor een inzage en zal na de 18e contact opnemen met u.”
[naam docent] antwoordde per mail:
“Okay doe dat dan maar. En dan spreken we na de 18e verder.”
Op 19 augustus 2014 mailde [eiseres] aan [naam docent]: “
Zoals afgesproken zou ik na de 18e contact met u opnemen voor een toetsinzage, graag hoor ik van u.”
Op 29 augustus 2014 mailde [eiseres] aan [naam docent]:
“Ik geloof dat mijn onderstaande mail niet in goede orde is ontvangen. Graag zou ik volgende week langs willen komen voor een inzage”.
Op 3 september 2014 mailde [eiseres] aan [naam docent]
:”Ik heb u een paar keer gemaild voor een toetsinzage, maar nog steeds geen reactie ontvangen. Ik zou graag vandaag langs willen komen voor een inzage.”
2.9.
Op 4 september 2014 heeft [eiseres] per mail aan [naam docent] gevraagd ervoor te zorgen dat zij zo snel mogelijk aan haar master aan de VU zou kunnen beginnen.
2.10.
Op 5 september 2014 heeft [eiseres] een brief geschreven aan de Examencommissie van
de VU dat zij - kort samengevat - wel geslaagd was voor haar tentamen en zij heeft gevraagd alsnog toelating te krijgen tot de master Marketing. Vanwege de sluiting van de inschrijftermijn op 1 september 2014 werd daarop gereageerd met een afwijzing.
2.11.
[eiseres] is in september 2015 begonnen met de master Marketing aan de VU.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert EUR te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 22.727,33 te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 februari 2015 tot en met de dag van de algehele voldoening alsmede de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] stelt EUR aansprakelijk voor de schade die voor haar is ontstaan door het jaar studie vertraging ten gevolge van de fout van de EUR. De schade is ontstaan door de schadeveroorzakende gebeurtenis, het foutief/onzorgvuldig nakijken van het examen, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat zij niet werd toegelaten tot de VU. Als schade wordt gevorderd een bedrag aan de hand van de geobjectiveerde bepalingen uit de Richtlijn inzake Studievertraging van de Letselschaderaad die een jaar studievertraging HBO/WO over 2015 heeft vastgesteld op € 19.575,--. Daarnaast is EUR aansprakelijk voor de buitengerechtelijke kosten tot en met maart 2015.
3.3.
EUR voert gemotiveerd verweer en stelt daartoe het volgende, kort weergegeven.
EUR erkent dat de uitslag van het tentamen, zoals op 30 juli 2014 gegeven, niet juist was.
EUR betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. De uitslag van het tentamen is voor inzage niet definitief. De situatie van [eiseres] is het gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en een door [eiseres] ongelukkig gekozen strategie met betrekking tot de planning van haar studie. Er was een mogelijkheid tot inzage, [eiseres] heeft nagelaten daarvan tijdig gebruik te maken. Als er een onrechtmatige gedraging zou zijn kan deze niet worden toegerekend aan de EUR. Het gaat om een enkele vergissing, terwijl de student een inzagemogelijkheid werd geboden. Er bestaat onvoldoende causaal verband tussen de vergissing bij het nakijken van het tentamen en de vermeende schade. Het causaal verband wordt verbroken door aan [eiseres] toe te rekenen omstandigheden. [eiseres] had bij de examencommissie van de VU in beroep moeten gaan tegen de beslissing haar niet toe te laten tot de master.
[eiseres] heeft geen schade. Zij werkt sinds oktober 2014 full time bij een schoenenwinkel. Direct daaraan voorafgaand werkte zij bij een ander bedrijf. Voor zover [eiseres] schade heeft moet deze voor haar rekening blijven omdat deze schade is veroorzaakt door de eigen schuld van [eiseres] .
3.4.
De overige stellingen van partijen worden, voor zover relevant voor de beoordeling, hierna behandeld.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is tussen partijen dat bij het nakijken van het tentamen een nakijkfout is gemaakt waardoor [eiseres] op 30 juli 2014 een 5.2. kreeg in plaats van een 5.5 en dat zij met een 5.5. haar bachelordiploma in juli 2014 heeft gehaald. Evenmin is in geschil dat de VU als eis stelde voor toelating van [eiseres] tot de master Marketing per 1 september 2014, dat zij haar bachelordiploma voor die datum zou hebben gehaald. Daarmee staat vast dat [eiseres] op 1 september aan haar master Marketing aan de VU had kunnen beginnen wanneer de juiste uitslag van haar tentamen voor 1 september 2015 bekend was geweest.
4.2.
Het geschil tussen partijen betreft de vraag of EUR onrechtmatig handelen jegens [eiseres] kan worden verweten waarvoor EUR aansprakelijk kan worden gehouden of dat er omstandigheden zijn die meebrengen dat eventuele schade ten gevolge van deze gebeurtenis voor risico en rekening van [eiseres] moet blijven.
4.3.
EUR stelt dat haar fout geen onrechtmatig handelen oplevert. Ter beoordeling van de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen van de EUR dient beoordeeld te worden of EUR heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Bij de beoordeling zijn de volgende omstandigheden van belang.
Tussen partijen staat vast dat het cijfer pas definitief is nadat inzage heeft plaatsgevonden. EUR stelt dat [eiseres] met inzage heeft gewacht tot 4 september 2014. Daarover overweegt de kantonrechter:
Na de uitslag heeft [eiseres] onmiddellijk op 30 juli 2014 haar docent gemaild met de vraag het tentamen de volgende week te mogen inzien. Op 31 juli 2014 heeft zij die vraag herhaald nadat zij geen antwoord had gekregen. In een vervolgmail op 31 juli 2014 licht zij toe dat zij hoopt voor september te mogen herkansen omdat zij anders een jaar collegegeld moet betalen voor een enkel vak en omdat zij dan niet kan beginnen aan haar master. Op 19 augustus 2014 mailt [eiseres] opnieuw naar de docent, die had meegedeeld tot 18 augustus met vakantie te zijn en vraagt om toetsinzage. Zij krijgt daarop geen antwoord. Op 29 augustus 2014 stuurt [eiseres] opnieuw een mail en vraagt de volgende week langs te mogen komen. Op 3 september 2014 antwoordt de docent dat hij in de loop van de week even contact zal opnemen met een inzagemoment aan het begin van de week.
Daarnaast heeft [eiseres] eerder op 29 juli 2014 een mail gestuurd aan de docent waarin zij vraagt of de uitslag al bekend is en op 11 juli 2014 heeft zij een vraag gesteld over de tentamenstof.
In haar mail van 31 juli om 16.34 uur schrijft [eiseres] dat zij hoopt voor september te mogen herkansen omdat zij anders een jaar collegegeld moet betalen en niet aan haar master kan beginnen. Uit al deze mails in samenhang, gevoegd bij de concrete vermelding van de maand september 2014 in de mail van 31 juli 2014, kan niet anders dan afgeleid worden dat [eiseres] er groot belang bij had het tentamen voor september 2014 te mogen inzien en te mogen herkansen, ervan uitgaande dat het cijfer juist was. [eiseres] vroeg herhaaldelijk tevergeefs om inzage bij de docent en zij vroeg om vervroegde herkansing voor september 2014 bij haar docent en bij de examencommissie. Zij heeft daarmee duidelijk aandacht gevraagd voor haar belang en zij heeft daarbij ook de datum van 1 september (bij de examencommissie) of voor september (bij de docent) genoemd.
4.4.
EUR stelt dat [eiseres] inzage had moeten vragen bij de examencommissie.
[eiseres] heeft daarover gesteld dat zij inzage wilde om ervan te leren en niet omdat zij een fout verwachtte, daar het om een multiple choice-tentamen ging dat met de computer wordt nagekeken. Een fout vinden zou zijn als het winnen van de jackpot, aldus [eiseres] .
Die aanname kan [eiseres] niet verweten worden. Artikel 4.1 OER vermeldt dat de uitslag direct wordt opgenomen in de onderwijsadministratie, waaruit afgeleid kan worden dat ook EUR uitgaat van de juistheid van de cijfers. De docent maakte geen haast met inzage ondanks de druk van [eiseres] , waaruit afgeleid kan worden dat ook hij niet verwachtte dat het cijfer nog zou veranderen. Hij ging met vakantie en wees [eiseres] er niet op dat zij ook inzage kon vragen bij de examencommissie. Ook het onderwijsbureau en de examencommissie hebben niet bij [eiseres] geïnformeerd of het cijfer definitief was, ook zij gingen er kennelijk vanuit dat dit zo was. Tegen die achtergrond kan [eiseres] niet verweten worden dat zij ervan uitging dat het cijfer juist was.
Art. 4.3. OER bepaalt dat inzage binnen dertig dagen na bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen plaatsvindt. Inzage heeft niet binnen deze termijn plaats gevonden, hoewel [eiseres] daarop vijf maal heeft aangedrongen. Inzage vond uiteindelijk plaats op 4 september 2014, nadat de voor [eiseres] fatale datum voor inschrijving van 1 september 2014 was gepasseerd. Bij tijdige inzage had [eiseres] kunnen beginnen aan haar master. Dit nalaten tijdig inzage te verschaffen kan EUR worden toegerekend, zeker nu [eiseres] daarom herhaaldelijk, met reden omkleed heeft verzocht.
De kantonrechter overweegt dat de kans dat er bij het nakijken van multiple choice tentamens fouten worden gemaakt ook bij de docent bekend zou moeten zijn indien dit vaker voorkomt, zoals EUR stelt en dat het in dat geval op de weg van de docent had gelegen ervoor te zorgen dat [eiseres] snel haar tentamen kon inzien en in ieder geval binnen de daarvoor vastgestelde termijn van 30 dagen. De docent wist immers dat het cijfer niet definitief was omdat [eiseres] haar tentamen nog niet had kunnen inzien.
Daar komt bij dat [eiseres] tijdens de comparitie onweersproken heeft gesteld dat zij, direct nadat het cijfer bekend was, het Onderwijsbureau heeft gebeld en dat dit bureau haar adviseerde een vervroegde herkansing aan te vragen. Niet is gebleken dat het Onderwijsbureau haar heeft gevraagd of zij al inzage had gehad en haar erop heeft gewezen dat het cijfer met de uitslag niet definitief was.
Dat [eiseres] zowel inzage als herkansing vroeg kan haar tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde omstandigheden niet worden verweten.
4.5.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat EUR onrechtmatig heeft gehandeld door een fout te maken bij het nakijken van het tentamen en door na te laten binnen de daarvoor gestelde termijn van dertig dagen gelegenheid te geven voor inzage opdat die fout verbeterd kon worden.
4.6.
EUR stelt dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] . Door nalaten van [eiseres] is zij niet toegelaten tot de master aan de VU aldus EUR. [eiseres] had in beroep kunnen gaan tegen de beslissing van de examencommissie EUR om haar niet voor september 2014 te laten herkansen en zij had in beroep kunnen gaan tegen de beslissing van de examencommissie VU om haar niet toe te laten.
4.7.
Dat een beroep tegen de beslissing van de examencommissie EUR van 4 augustus 2014 ertoe had kunnen leiden dat [eiseres] een hertentamen voor 1 september 2014 zou hebben gehaald, is alleen al onaannemelijk vanwege de korte tijdspanne waarin het beroep ingesteld en behandeld had moeten worden, waarna ook nog het tentamen met goed gevolg zou moeten zijn afgelegd. Dit verweer wordt gepasseerd.
4.8.
Dat een beroep tegen de beslissing van de examencommissie VU enige kans van slagen had is evenmin aannemelijk geworden. De studieadviseur VU heeft per mail van 6 en van 7 augustus 2014 aan [eiseres] meegedeeld dat zij niet voorwaardelijk of voorlopig zou worden toegelaten, dat de faculteit “de harde knip” hanteert en dat een verzoek aan de examencommissie geen kans maakt. Hij adviseert geen verzoek in te dienen. De examencommissie VU mailt op 10 september aan [eiseres] dat het bij de VU echt niet mogelijk is na 1 september in te schrijven.
“Het is heel spijtig dat u door een fout bij de EUR nu niet kunt studeren, maar de examencommissie kan in deze niets voor u betekenen”, is het antwoord op een mail van 5 september 2014 van [eiseres] waarin zij meedeelt dat zij haar bachelordiploma wel op tijd heeft gehaald. De EUR heeft telefonisch contact gehad met verschillende persoenen bij de VU en ook dat had niet het resultaat dat [eiseres] werd toegelaten. Bij conclusie van antwoord is als productie 5 een mail d.d.23 september 14 van de Examencommissie EUR overgelegd aan [eiseres] met een CC aan de docent waarin haar wordt meegedeeld dat zij, de examencommissie EUR, niets voor haar kunnen doen omdat de VU geen instroomverzoeken behandelt na 1 september.
[eiseres] heeft met de inhoud van de overgelegde mails van de examencommissie VU voldoende onderbouwd dat een beroep tegen de weigering haar na 1 september 2014 toe te laten, geen kans van slagen zou hebben. EUR heeft haar verweer dienaangaande onvoldoende onderbouwd, zodat niet aannemelijk is geworden dat een beroep van [eiseres] tot toelating zou hebben geleid.
4.9.
EUR voert als verweer dat het vooral ook aan de schuld van [eiseres] te wijten is dat zij met een zo gering verschil van 0,3 punt haar bachelor niet gehaald heeft. [eiseres] stelt dat zij een korte voorbereidingstijd had door de onzekerheid over de toelating aan de VU en de grote financiële gevolgen die het wel of niet halen van haar bachelor zou hebben indien zij wel een schakeljaar had moeten volgen. Wat daarvan zij, [eiseres] bleek haar tentamen bij juist nakijken gehaald te hebben. Dat dat met de hakken over de sloot is doet daaraan niet af en dat zij wellicht op andere moment meer studiepunten had kunnen halen evenmin. Een beetje gehaald bestaat niet en het halen van het bachelorexamen is bepalend voor de toelating tot de master. Dat de niet op elkaar afgestemde regelingen tussen universiteiten maken dat studenten voor lastige keuzes komen te staan, kan noch [eiseres] noch EUR worden verweten.
4.10.
EUR voert als verweer dat de vereiste relativiteit ontbreekt. Dat verweer wordt gepasseerd. Een student mag er in beginsel vanuit gaan dat multiple-choice tentamens zorgvuldig worden nagekeken en dat de richtlijnen zoals vastgelegd in de OER worden nageleefd. Deze richtlijnen zijn opgesteld om de belangen van studenten te beschermen. Dat studenten er belang bij hebben te weten waar zij aan toe zijn behoeft geen toelichting.
Het hiervoor overwogene leidt tot het oordeel dat EUR onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en dat EUR aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade.
4.11.
EUR stelt dat [eiseres] geen schade lijdt door de studievertraging. Zij heeft gewerkt, is een zeer middelmatige student en zij heeft weinig kans op een baan wanneer zij is afgestudeerd, aldus EUR. Bij het vaststellen van de schade houdt de kantonrechter rekening met de volgende omstandigheden. Door het onrechtmatig handelen treedt [eiseres] een jaar later toe tot de arbeidsmarkt als afgestudeerd master Marketing. [eiseres] was verplicht zoveel mogelijk haar schade te beperken. Zij heeft dit gedaan door geen studiekosten te maken in het studiejaar 2014-2015 waarin zij nauwelijks vakken zou kunnen volgen, haar beurs stop te zetten en te gaan werken. Zij heeft daarmee voldaan aan haar verplichting de schade zoveel mogelijk te beperken. [eiseres] heeft gewerkt en daarmee inkomen verworven.
Beoordeeld dient te worden hoeveel inkomen zij naar verwachting mis zal lopen doordat zij een jaar studievertraging heeft opgelopen en gedurende een tussenjaar andersoortige werkzaamheden heeft verricht dan zij zou kunnen verrichten als afgestudeerd master Marketing. De stelling van EUR dat [eiseres] had kunnen instromen in februari 2015 en daarmee de studievertraging had kunnen beperken, is onvoldoende onderbouwd .
Bij het vaststellen van de schade wordt aansluiting gezocht bij de Richtlijn inzake Studievertraging van de Letselschaderaad (hierna: “de Richtlijn”), waarbij de inkomsten die [eiseres] heeft gehad van het daar genoemde normbedrag worden afgetrokken. In de Richtlijn is het uitgangspunt dat letselschade de oorzaak is van het jaar studievertraging en dat geen inkomsten uit arbeid verworven kunnen worden. Indien het volledige normbedrag zou worden toegekend, zou [eiseres] in een voordeliger positie komen dan zij geweest zou zijn indien het schade veroorzakende feit niet had plaatsgevonden. [eiseres] was immers wel in staat om te werken en heeft dit gedaan. Zij was daartoe ook verplicht. Dat [eiseres] meer had kunnen werken is niet gebleken. Met de kansen al dan niet een baan te vinden na het behalen van de master wordt geen rekening gehouden, aangezien dit niet alleen van de studieresultaten maar ook van veel andere factoren afhankelijk is. Ervan uitgegaan wordt dat dergelijke factoren in de Richtlijn zijn meegewogen. Het normbedrag in 2014 was € 19.425,--. voor een jaar studievertraging WO. In de periode september 2014 tot juni 2015 heeft [eiseres] een netto-bedrag verdiend van € 11.009,23. Dit bedrag wordt afgetrokken van de verschuldigde schade, zodat een bedrag van € 8.415,17 resteert.
4.12.
Partijen hebben bewijs aangeboden meer in het bijzonder door het horen van getuigen. Dat bewijsaanbod wordt als onvoldoende gespecificeerd gepasseerd.
4.13.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot het bedrag van € 795,76, gelet op het bepaalde in artikel 2 lid 1 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Ten aanzien van het meerdere heeft te gelden dat de kosten voor die werkzaamheden worden geacht verdisconteerd te zijn in de proceskostenveroordeling.
4.14.
De wettelijke rente is over de toegewezen hoofdsom als op de wet gegrond toewijsbaar vanaf 20 februari 2015.
4.15.
EUR zal als de grotendeels in het on gelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing:

De kantonrechter:
veroordeelt EUR tot betaling aan [eiseres] van € 9.210,93, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 8.415,17 vanaf 20 februari 2015 tot en met de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt EUR in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op:
€ 70,64, te weten 75% van de explootkosten, voor welk bedrag EUR van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangt, alsmede € 750,00 aan salaris voor de gemachtigde, € 23,55 aan resterende explootkosten en
€ 78,00 voor het door [eiseres] verschuldigde en door de gemachtigde betaalde griffierecht,
van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A. van Son en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
703