Op 11 april 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak met nummer 10/964013-12, waarin het verzoek van de raadsvrouw van de verdachte Van Rey, mr. Stevens, werd behandeld. Het verzoek betrof het horen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Plasterk, als getuige in het onderzoek San José. Mr. Stevens onderbouwde het verzoek door te verwijzen naar een tweet van de minister van 5 april 2016, waarin de minister reageerde op een eerdere tweet van diezelfde datum. Volgens mr. Stevens blijkt uit de tweet dat de minister kennis heeft van andere gang van zaken bij de benoemingen van burgemeesters dan de verdachte Van Rey heeft verklaard tijdens de zitting.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek getoetst moet worden aan het criterium van het verdedigingsbelang, ondanks de bezwaren van het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie stelde dat de tweet van de minister geen bewijsmiddel is en dat deze uitlating buiten het proces is gedaan, wat zou moeten leiden tot afwijzing van het verzoek. De rechtbank erkende echter dat niet alles wat buiten een strafproces plaatsvindt irrelevant is voor de zaak. In dit geval was de tweet van de minister relevant, omdat deze inging op een belangrijk verweer van de verdachte Van Rey over de gang van zaken bij burgemeestersbenoemingen.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte Van Rey een duidelijk belang heeft bij het horen van de minister, aangezien deze directe kennis kan hebben van de inhoud van zijn tweet. De rechtbank wees het verzoek van mr. Stevens tot het horen van minister Plasterk toe, zij het onder voorwaarde dat de rechtbank zich bevoegd acht om de getuige te horen. Mocht de rechtbank zich niet bevoegd achten, dan zou het horen van de getuige niet plaatsvinden.