3.2Aan die vordering heeft [eiseres] -naast voormelde feiten en samengevat en voor zover thans van belang- ten grondslag gelegd dat Correct de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft opgezegd, in verband waarmee zij het volgende heeft toegelicht.
Allereerst is de opzegging van het dienstverband kennelijk onredelijk omdat, in strijd met artikel 7:681 lid 2 sub d (oud) BW, het afspiegelingsbeginsel niet op een correcte wijze is aangehouden. De functie van directiesecretaresse is namelijk wel degelijk uitwisselbaar met die van de andere secretaresses binnen het concern. Kijkend naar de functieomschrijvingen, vereiste kennis en vaardigheden en competenties staan beide functies aan elkaar gelijk, met als enig verschil dat [eiseres], anders dan de andere secretaresses, voor een directielid werkte. De secretaresses namen bovendien ook werk van elkaar over althans zij konden werk van elkaar overnemen. Nu de functie, kennis en ervaring gelijk zijn, is er geen sprake van een unieke functie.
Verder is de opzegging kennelijk onredelijk op grond van het zogeheten gevolgencriterium als bedoeld in artikel 7:681 lid 2 sub b (oud) BW, nu de gevolgen van de opzegging voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Correct daarbij. In dat verband wijst zij er allereerst op dat zij geen enkele compensatie of vergoeding heeft gekregen voor het verlies van haar dienstverband, dat ruim 22 jaar heeft geduurd en waarbinnen [eiseres] altijd uitstekend heeft gefunctioneerd. Daarbij komen haar vergevorderde leeftijd (61 jaar) en het feit van algemene bekendheid dat het voor werknemers in die leeftijdscategorie lastig, zo niet onmogelijk, is opnieuw een baan te vinden. Onder die omstandigheden mocht van Correct worden verwacht dat zij [eiseres] een compensatie zou hebben aangeboden.
Daarnaast heeft [eiseres] ernstige twijfels bij de door Correct gestelde bedrijfseconomische noodzaak om tot beëindiging van haar dienstverband over te gaan. Uit de jaarrekeningen kan zij de noodzaak van dat ontslag niet opmaken. Uit de financiële stukken maakt zij op dat het bedrijf financieel sterk is, dat het qua solvabiliteit goed gaat met Correct en dat haar liquiditeit zeer goed is. Verder spreekt een artikel d.d. 15 april 2014 uit ‘Telegraaf Digitaal’ tegen dat, zoals Correct in de ontslagaanvraag had gesteld aan de hand van cijfers tot 2012, binnen de consumentenelektronicabranche een verdere omzetdaling wordt verwacht. Voorts meent [eiseres] dat er voldoende aanwijzingen zijn dat ‘Boat&Bike’, een bedrijfsvestiging waarmee Correct op 3 juli 2010 is gestart, anders dan door Correct gesteld, niet beschouwd dient te worden als afzonderlijke bedrijfsvestiging in de zin van artikel 4.2 van het Ontslagbesluit, zodat ook het financiële plaatje van Boat&Bike meegerekend dient te worden. Ook is van belang naar de omzet van Boat&Bike te kijken, omdat bij [eiseres] door een factuur voor een aankoop van een stofzuiger het vermoeden is gerezen dat er met omzet geschoven wordt, teneinde de omzet van Correct in verband met de ontslagprocedure laag te houden. [eiseres] stelt zich -kort en goed- op het standpunt dat de financiële situatie van Correct enige vorm van financiële compensatie zou toelaten.
Ook meent [eiseres] dat Correct onvoldoende andere kostenbesparende maatregelen heeft genomen om een ontslag te voorkomen. Het zou op de weg van Correct hebben gelegen eerst verdere stappen te ondernemen alvorens direct tot personeelsinkrimping over te gaan. In dat kader bevreemdt het [eiseres] dat Correct nog een miljoenenpand aan de Bergweg 110 te Rotterdam heeft leegstaan, terwijl zij dat ook zou kunnen verkopen of verhuren.
Verder wijst [eiseres] erop dat Correct, afgezien van het opstellen van het sociaal plan, geen enkele inspanning heeft verricht om ander passend werk voor haar te vinden, noch binnen noch buiten het concern. Correct heeft nagelaten binnen haar onderneming en de daaraan gelieerde ondernemingen te onderzoeken of er herplaatsingsmogelijkheden zijn. Destijds heeft [eiseres] aangegeven (op dat moment) geen interesse te hebben in het werk-naar-werk-traject. Zij was toen drukdoende met het verweer tegen de ontslagaanvraag en was hoopvol dat zij bij Correct mocht blijven werken. Zou zij dat traject hebben gevolgd, dan had dit ook voor haar gevoeld alsof zij al akkoord ging met haar ontslag. Daarbij was [eiseres] ook wel zo realistisch dat de kans bijna nihil was dat zij via dit traject een baan zou vinden. Collega’s die dat traject wel hebben doorlopen, zijn daarin ook niet geslaagd. Bovendien was de ingeschakelde organisatie niet voldoende gespecialiseerd in dit soort activiteiten.
Overigens heeft [eiseres] begrepen dat een ex-collega van haar, die de gepensioneerde leeftijd al had bereikt, al voordat de UWV-procedure werd gestart, weer een contract voor bepaalde tijd aangeboden heeft gekregen. [eiseres] kan dan ook niet begrijpen waarom Correct heeft besloten tot beëindiging van het onderhavige dienstverband, terwijl zij ook die ex-collega met pensioen had kunnen laten gaan.
Sinds zij bekend is met het ontslag, heeft [eiseres] veelvuldig gesolliciteerd, maar tot nu toe tevergeefs. Correct heeft [eiseres] tijdens het dienstverband ook geen opleidingen aangeboden die haar kansen op de arbeidsmarkt zouden vergroten.
Tot slot merkt [eiseres] op dat de UWV-procedure haar niet in de koude kleren is gaan zitten. Zij ervoer veel verdriet door de manier waarop met haar werd omgegaan en zij is daardoor ernstig depressief geweest, heeft zich daardoor ook ziek moeten melden bij Correct en is onder behandeling geweest van een psycholoog. Als gevolg van die klachten heeft zij zich ook pas op een later moment op de arbeidsmarkt kunnen oriënteren.
Gezien al deze omstandigheden kan [eiseres] niet anders dan concluderen dat het door Correct gegeven ontslag kennelijk onredelijk is en dat Correct als gevolg daarvan jegens [eiseres] schadeplichtig is geworden. [eiseres] heeft de haar geleden en nog te lijden inkomens- en pensioenschade becijferd op € 172.967,09 bruto.