ECLI:NL:RBROT:2016:281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
4365040 CV EXPL 15-35635
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.L. van Zetten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en toepassing van het afspiegelingsbeginsel in een reorganisatie

In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, de besloten vennootschap Correct Group B.V. [eiseres] was sinds 1992 in dienst als directiesecretaresse en werd op 1 november 2014 ontslagen na een ontslagaanvraag door Correct op grond van bedrijfseconomische redenen. De werknemer vorderde een schadevergoeding van € 172.967,09 bruto wegens kennelijk onredelijke opzegging van haar arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, waarbij hij oordeelde dat Correct de ontslagprocedure correct had doorlopen en het afspiegelingsbeginsel op de juiste wijze had toegepast. De rechter concludeerde dat de functie van [eiseres] niet uitwisselbaar was met andere functies binnen het bedrijf, en dat de financiële noodzaak voor het ontslag voldoende was onderbouwd. De kantonrechter oordeelde dat de gevolgen van het ontslag voor [eiseres] weliswaar substantieel waren, maar niet zwaarder wogen dan het belang van Correct bij de opzegging. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 4365040 CV EXPL 15-35635
Uitspraak: 15 januari 2016
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Dordrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 8 augustus 2015,
gemachtigde: mr. M. de Beijer (DAS) te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADMINISTRATIE- EN INKOOPCENTRUM CORRECT GROUP B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.D. Ouwerling te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “[eiseres]” en “Correct”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de aantekeningen van de griffier van de ter rolzitting van 23 september 2015 door de gemachtigde van Correct mondeling gegeven reactie alsook de bij die gelegenheid door die gemachtigde ingediende conclusie van antwoord, met producties;
 het vonnis d.d. 23 september 2015, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
 de brief d.d. 2 november 2015 van de gemachtigde van [eiseres], met producties;
 het proces-verbaal van de op 10 november 2015 gehouden comparitie van partijen alsook de daarbij door de gemachtigde van [eiseres] overgelegde pleitnotitie;
 de brief d.d. 20 november 2015 van de gemachtigde van Correct;
 de brief d.d. 27 november 2015 van de gemachtigde van [eiseres];
 de brief d.d. 1 december 2015 van de gemachtigde van Correct.
1.2
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel uit de overgelegde stukken blijken en anderzijds zijn erkend dan wel niet althans onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden:
2.1
[eiseres], geboren op [geboortedatum] 1953, is met ingang van 20 januari 1992 voor de duur van een jaar in dienst getreden van Correct, in de functie van directiesecretaresse. Het dienstverband is vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd.
2.2
Het loon van [eiseres] bedroeg laatstelijk € 2.988,78 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, dit op basis van een werkweek van 30,5 uur.
2.3
Op 30 april 2014 heeft Correct bij het UWV een ontslagaanvraag voor [eiseres] op grond van bedrijfseconomische redenen ingediend. Nadat [eiseres] in de UWV-procedure verweer had gevoerd, heeft het UWV bij beschikking van 29 juli 2014 aan Correct medegedeeld de verzochte toestemming te verlenen. Aan die beschikking wordt het volgende ontleend:
“(…)
Beoordeling
(…)
(…) Hoewel er volgens werknemers binnen uw branche sprake is van een licht herstel, concluderen wij op grond van de door u overgelegde stukken, dat u voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een structurele werkvermindering, als gevolg waarvan u in een slechte financiële situatie bent beland. Werknemers menen dat u onvoldoende kostenbesparende maatregelen heeft genomen. Echter, ons inziens heeft u voldoende andere kostenbesparende maatregelen genomen en hebben deze niet tot voldoende verbetering van het resultaat geleid. Uw toelichting dat u dient te snijden in de grootste kostenposten – zijnde de personeelskosten – vinden wij dan ook overtuigen en in reële verhouding staan tot de financiële problematiek. Wij merken hierbij op dat het in zijn algemeenheid niet noodzakelijk is met personele ingrepen te wachten tot het bedrijf ernstig in de rode cijfers is beland en het mogelijk te laat is het bedrijf te redden. Het is aan u om, indien daar aanleiding toe is, te anticiperen op voorziene ontwikkelingen en te streven naar consolidering van uw bedrijf op de langere termijn.
De wijze waarop u uw onderneming inricht, toetsen wij marginaal: wij gaan niet ‘op de stoel van de werkgever zitten’. Wel beoordelen wij of een ‘redelijk handelende werkgever’ dezelfde keuzes zou kunnen maken. Het voor ontslag voordragen van uw personeel omdat u minder werk voorhanden heeft en het anders invullen van sommige werkzaamheden, vinden wij niet onredelijk.
Het Ontslagbesluit bepaalt dat werknemers volgens het afspiegelingsbeginsel voor ontslag in aanmerking moeten worden gebracht. Het afspiegelingsbeginsel wordt toegepast per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging op basis van de leeftijdsopbouw binnen de betreffende categorie uitwisselbare functies. U geeft aan dat Boat&Bike dient te worden gezien als een afzonderlijke bedrijfsvestiging. Echter, wij zijn van mening dat u niet althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Boat&Bike als zelfstandige bedrijfsvestiging dient te worden gezien. Er ontbreken naar onze mening teveel externe en interne kenmerken, die zouden kunnen duiden op een zelfstandige bedrijfsvestiging. (…) Nu er ons inziens ten aanzien van Boat&Bike geen sprake is van een zelfstandige bedrijfsvestiging, had u Boat&Bike bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel dienen te betrekken. Echter, nu werknemer werkzaam is in de functie van directiesecretaresse en deze functie komt te vervallen, heeft u het afspiegelingsbeginsel niet toegepast. Werknemer is van mening dat u het afspiegelingsbeginsel wel toe had moeten passen, aangezien zij van mening is dat haar functie uitwisselbaar is met de functie secretarieel medewerkster. Aan de hand van de door u overgelegde functiebeschrijvingen zijn wij er voldoende van overtuigd dat de functie van directiesecretaresse niet onderling uitwisselbaar is met de functie van secretarieel medewerkster. Ofschoon een aantal taken van de verschillende functies overeenkomen, zijn er eveneens duidelijke verschillen. Zo verschillen de opleidingseisen (directiesecretaresse heeft een specifieke secretariële opleiding), wordt van de directiesecretaresse verwacht dat ze buitenlandse talen spreekt en is er een aanzien verschil in salaris (tabel F voor de directiesecretaresse en tabel D voor de secretarieel medewerkster). Naar onze mening kan er dan ook niet gesproken worden van onderlinge uitwisselbaarheid tussen de functies. U heeft werkneemster correct op basis van toepassing van het afspiegelingsbeginsel voor ontslag voorgedragen. Het verweer van werknemer brengt ons niet tot een ander oordeel.
(…) Deze ontslagaanvraag is ingegeven door de financiële noodzaak om de loonkosten te verlagen en het aantal arbeidsplaatsen te verminderen. Aannemelijk is geworden dat er geen (geschikte) vacatures zijn zodat het niet mogelijk is om werknemer binnen de bedrijfsvestiging of ergens anders in het bedrijf te herplaatsen.
Al het hiervoor genoemde tezamen maakt dat u ons ervan heeft kunnen overtuigen dat u geen andere mogelijkheid heeft dan het dienstverband met werknemer te beëindigen.
(…)”.
2.4
Bij brief van 30 juli 2014 heeft Correct gebruik gemaakt van de haar door het UWV verleende toestemming en heeft zij de arbeidsovereenkomst met [eiseres], rekening houdend met de geldende opzegtermijn, opgezegd tegen 1 november 2014. Per laatstgenoemde datum is de arbeidsovereenkomst geëindigd.
2.5
Correct heeft, tezamen met drie aan haar gelieerde vennootschappen, een sociaal plan vastgesteld teneinde de nadelige gevolgen van de onderhavige reorganisatie voor de voor ontslag voorgedragen werknemers, onder wie [eiseres], te beperken dan wel op te vangen. Het sociaal plan voorziet onder meer in een ‘Van werk naar werk’-regeling, onder meer inhoudende dat een voor ontslag voorgedragen werknemer van een door Correct (en de drie aan haar gelieerde vennootschappen) gekozen extern bureau ondersteuning kan krijgen bij het zoeken naar een andere baan. [eiseres] heeft van deze regeling geen gebruik gemaakt.

3.Het geschil

3.1
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Correct te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een schadevergoeding van € 172.967,09 bruto vanwege kennelijk onredelijke opzegging, dat bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der uitspraak tot aan de dag der algehele voldoening, en een bedrag van € 2.504,67 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Correct in de proceskosten, een gemachtigdensalaris daarin begrepen.
3.2
Aan die vordering heeft [eiseres] -naast voormelde feiten en samengevat en voor zover thans van belang- ten grondslag gelegd dat Correct de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft opgezegd, in verband waarmee zij het volgende heeft toegelicht.
Allereerst is de opzegging van het dienstverband kennelijk onredelijk omdat, in strijd met artikel 7:681 lid 2 sub d (oud) BW, het afspiegelingsbeginsel niet op een correcte wijze is aangehouden. De functie van directiesecretaresse is namelijk wel degelijk uitwisselbaar met die van de andere secretaresses binnen het concern. Kijkend naar de functieomschrijvingen, vereiste kennis en vaardigheden en competenties staan beide functies aan elkaar gelijk, met als enig verschil dat [eiseres], anders dan de andere secretaresses, voor een directielid werkte. De secretaresses namen bovendien ook werk van elkaar over althans zij konden werk van elkaar overnemen. Nu de functie, kennis en ervaring gelijk zijn, is er geen sprake van een unieke functie.
Verder is de opzegging kennelijk onredelijk op grond van het zogeheten gevolgencriterium als bedoeld in artikel 7:681 lid 2 sub b (oud) BW, nu de gevolgen van de opzegging voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Correct daarbij. In dat verband wijst zij er allereerst op dat zij geen enkele compensatie of vergoeding heeft gekregen voor het verlies van haar dienstverband, dat ruim 22 jaar heeft geduurd en waarbinnen [eiseres] altijd uitstekend heeft gefunctioneerd. Daarbij komen haar vergevorderde leeftijd (61 jaar) en het feit van algemene bekendheid dat het voor werknemers in die leeftijdscategorie lastig, zo niet onmogelijk, is opnieuw een baan te vinden. Onder die omstandigheden mocht van Correct worden verwacht dat zij [eiseres] een compensatie zou hebben aangeboden.
Daarnaast heeft [eiseres] ernstige twijfels bij de door Correct gestelde bedrijfseconomische noodzaak om tot beëindiging van haar dienstverband over te gaan. Uit de jaarrekeningen kan zij de noodzaak van dat ontslag niet opmaken. Uit de financiële stukken maakt zij op dat het bedrijf financieel sterk is, dat het qua solvabiliteit goed gaat met Correct en dat haar liquiditeit zeer goed is. Verder spreekt een artikel d.d. 15 april 2014 uit ‘Telegraaf Digitaal’ tegen dat, zoals Correct in de ontslagaanvraag had gesteld aan de hand van cijfers tot 2012, binnen de consumentenelektronicabranche een verdere omzetdaling wordt verwacht. Voorts meent [eiseres] dat er voldoende aanwijzingen zijn dat ‘Boat&Bike’, een bedrijfsvestiging waarmee Correct op 3 juli 2010 is gestart, anders dan door Correct gesteld, niet beschouwd dient te worden als afzonderlijke bedrijfsvestiging in de zin van artikel 4.2 van het Ontslagbesluit, zodat ook het financiële plaatje van Boat&Bike meegerekend dient te worden. Ook is van belang naar de omzet van Boat&Bike te kijken, omdat bij [eiseres] door een factuur voor een aankoop van een stofzuiger het vermoeden is gerezen dat er met omzet geschoven wordt, teneinde de omzet van Correct in verband met de ontslagprocedure laag te houden. [eiseres] stelt zich -kort en goed- op het standpunt dat de financiële situatie van Correct enige vorm van financiële compensatie zou toelaten.
Ook meent [eiseres] dat Correct onvoldoende andere kostenbesparende maatregelen heeft genomen om een ontslag te voorkomen. Het zou op de weg van Correct hebben gelegen eerst verdere stappen te ondernemen alvorens direct tot personeelsinkrimping over te gaan. In dat kader bevreemdt het [eiseres] dat Correct nog een miljoenenpand aan de Bergweg 110 te Rotterdam heeft leegstaan, terwijl zij dat ook zou kunnen verkopen of verhuren.
Verder wijst [eiseres] erop dat Correct, afgezien van het opstellen van het sociaal plan, geen enkele inspanning heeft verricht om ander passend werk voor haar te vinden, noch binnen noch buiten het concern. Correct heeft nagelaten binnen haar onderneming en de daaraan gelieerde ondernemingen te onderzoeken of er herplaatsingsmogelijkheden zijn. Destijds heeft [eiseres] aangegeven (op dat moment) geen interesse te hebben in het werk-naar-werk-traject. Zij was toen drukdoende met het verweer tegen de ontslagaanvraag en was hoopvol dat zij bij Correct mocht blijven werken. Zou zij dat traject hebben gevolgd, dan had dit ook voor haar gevoeld alsof zij al akkoord ging met haar ontslag. Daarbij was [eiseres] ook wel zo realistisch dat de kans bijna nihil was dat zij via dit traject een baan zou vinden. Collega’s die dat traject wel hebben doorlopen, zijn daarin ook niet geslaagd. Bovendien was de ingeschakelde organisatie niet voldoende gespecialiseerd in dit soort activiteiten.
Overigens heeft [eiseres] begrepen dat een ex-collega van haar, die de gepensioneerde leeftijd al had bereikt, al voordat de UWV-procedure werd gestart, weer een contract voor bepaalde tijd aangeboden heeft gekregen. [eiseres] kan dan ook niet begrijpen waarom Correct heeft besloten tot beëindiging van het onderhavige dienstverband, terwijl zij ook die ex-collega met pensioen had kunnen laten gaan.
Sinds zij bekend is met het ontslag, heeft [eiseres] veelvuldig gesolliciteerd, maar tot nu toe tevergeefs. Correct heeft [eiseres] tijdens het dienstverband ook geen opleidingen aangeboden die haar kansen op de arbeidsmarkt zouden vergroten.
Tot slot merkt [eiseres] op dat de UWV-procedure haar niet in de koude kleren is gaan zitten. Zij ervoer veel verdriet door de manier waarop met haar werd omgegaan en zij is daardoor ernstig depressief geweest, heeft zich daardoor ook ziek moeten melden bij Correct en is onder behandeling geweest van een psycholoog. Als gevolg van die klachten heeft zij zich ook pas op een later moment op de arbeidsmarkt kunnen oriënteren.
Gezien al deze omstandigheden kan [eiseres] niet anders dan concluderen dat het door Correct gegeven ontslag kennelijk onredelijk is en dat Correct als gevolg daarvan jegens [eiseres] schadeplichtig is geworden. [eiseres] heeft de haar geleden en nog te lijden inkomens- en pensioenschade becijferd op € 172.967,09 bruto.
3.3
Correct heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. Op hetgeen Correct daartoe en op hetgeen [eiseres] overigens nog hebben aangevoerd, wordt hierna, voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, teruggekomen.

4.De beoordeling

4.1
Volgens vaste rechtspraak (
HR 27 november 2009, JAR 2009, 305, Van de Grijp/Stamen
HR 12 februari 2010, JAR 2010,72, Rutten/Breed) geldt in het kader van de beoordeling van een vordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag ex artikel 7:681 (oud) BW als uitgangspunt dat eerst aan de hand van de omstandigheden van het geval zoals deze zich voorafgaand aan, en ten tijde van, de beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben voorgedaan, tezamen en in onderling verband beschouwd, moet worden vastgesteld of er sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag, voordat kan worden toegekomen aan de beantwoording van de vraag welke vergoeding aan de werknemer toekomt. Na het tijdstip van het ontslag intredende omstandigheden kunnen in aanmerking worden genomen voor zover zij aanwijzingen opleveren voor wat niet later dan op vermeld tijdstip kon worden verwacht. Ook geldt dat het enkele feit dat geen passende voorziening voor de werknemer is getroffen, niet voldoende is om aan te nemen dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Ook dan hangt het af van alle vast te stellen omstandigheden van het geval, waaronder het ontbreken van een passende vergoeding ter zake van het ontslag en of voldaan is aan de in de wet neergelegde maatstaf die in de kern inhoudt dat het ontslag gegeven is in strijd met algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap. Gegeven dat toetsingskader wordt het volgende overwogen.
Afspiegelingsbeginsel (artikel 7:681 lid 2 sub d (oud) BW)
4.2
[eiseres] heeft aangevoerd dat het ontslag kennelijk onredelijk is omdat Correct daarbij het afspiegelingsbeginsel onjuist zou hebben toegepast. Dit beginsel houdt in dat voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen om uitwisselbare functies gaat, per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging de werknemers met kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking worden gebracht, waarbij het aantal werknemers dat per leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking wordt gebracht voor zover mogelijk overeenkomt met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de betreffende categorie uitwisselbare functies. Onder uitwisselbare functies wordt verstaan functies die naar functie-inhoud en vereiste kennis, vaardigheden en competenties vergelijkbaar en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. Indien sprake is van een unieke functie, dat wil zeggen een functie die slechts door één werknemer wordt bekleed, is afspiegeling niet aan de orde.
4.3
[eiseres] heeft gesteld dat haar functie van directiesecretaresse uitwisselbaar is met de functie van secretaresse (of volgens Correct: secretariaat medewerkster) en dat de werkzaamheden behorend bij de tot dan toe unieke functie van directiesecretaresse vanaf begin 2014 zijn gaan overvloeien in die van secretaresse en omgekeerd, hetgeen Correct heeft bestreden. Gelet op de ter zake overgelegde functieomschrijvingen (zie productie 11 bij dagvaarding en productie 24 bij conclusie van antwoord) is de kantonrechter met het UWV (zie 2.3) van oordeel dat de beide functies deels wel overeenkomende taken omvatten maar ook op essentiële punten verschillen. Zo is voor de functie van directiesecretaresse een specifiek secretariële opleiding (“MEAO secretarieel/Schoevers, Applicatiecursussen zoals steno, notuleren en correspondentie”) vereist evenals “beheersing van tenminste twee vreemde talen (Engels en Duits bij voorkeur)”. Ook stelt het functieprofiel als vereiste dat de betrokken medewerker kan omgaan met “uiterst vertrouwelijke informatie”. [eiseres] heeft niet bestreden dat deze extra eisen, die ontbreken in het functieomschrijving van de functie van secretaresse/secretariaat medewerkster, golden voor de functie van directiesecretaresse.
Verder komt ook in de salariëring (volgens de functiebeschrijvingen tabel F versus tabel D) tot uitdrukking dat de door [eiseres] beklede functie een beduidend zwaardere functie betreft dan de functie van secretaresse/secretariaat medewerkster. In dat verband heeft Correct (onder punt 73 bij conclusie van antwoord) concreet gemaakt dat een directiesecretaresse zoals [eiseres] € 22,61 bruto per uur verdiende en een secretaresse/secretariaat medewerkster maximaal € 11,43 bruto per uur kan verdienen, hetgeen [eiseres] niet heeft betwist.
Gelet op dat alles, ook in onderling verband beschouwd, wordt geoordeeld dat de functies van directiesecretaresse en secretaresse/secretariaat medewerkster niet kunnen worden beschouwd als onderling uitwisselbaar. Het andersluidende standpunt van [eiseres] wordt dan ook verworpen.
4.4
Voorts heeft [eiseres] aangevoerd dat haar functie van directiesecretaresse in ieder geval onderling uitwisselbaar is met de door mevrouw [N.] beklede functie. Laatstgenoemde had volgens [eiseres] eveneens toegang tot de directie-files, heeft bij de managementvergadering genotuleerd vanaf begin 2014 en was tot aan de UWV-procedure bij dezelfde afdeling als [eiseres] ingedeeld. Correct heeft dit bestreden. Zij stelt dat mevrouw [N.] de secretariaat medewerkster van wijlen de heer [J.] Sr. was, feitelijk en krachtens een arbeidsovereenkomst voor Corgress B.V. werkzaam was en is, welke vennootschap niets met (de activiteiten van) Correct van doen heeft anders dan dat er een payrollconstructie bestaat, en dus niet valt binnen de afzonderlijke bedrijfsvestigingen van Correct dan wel Boat&Bike, terwijl volgens Correct ook onjuist is dat, zoals [eiseres] heeft gesteld, mevrouw [J.] de taken van [eiseres] als directiesecretaresse bij Correct heeft overgenomen.
4.5
Geoordeeld wordt dat [eiseres], in het licht van het gemotiveerde verweer van Correct bezien en mede gelet op het feit dat [eiseres] de kwestie van de ‘externe secretaresse’ ook al in de UWV-procedure had aangeroerd (zie productie 12 bij dagvaarding), onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd en onderbouwd teneinde aannemelijk te maken dat mevrouw [J.], die volgens Correct secretariaat medewerkster is, ten tijde van het indienen van de ontslagvraag -de peildatum- een functie bekleedde die naar functie-inhoud en vereiste kennis, vaardigheden en competenties vergelijkbaar was met, en naar niveau en beloning gelijkwaardig was aan, de functie van directiesecretaresse, laat staan dat mevrouw [J.] de taken van [eiseres] als directiesecretaresse bij Correct zou hebben overgenomen. Daartoe is niet toereikend dat zij, naar [eiseres] heeft gesteld, ook toegang had tot de directie-files, dat zij, naar Correct heeft erkend, eenmaal (vlak na het overlijden van de heer [J.] Sr. in februari 2014) bij de managementvergadering heeft genotuleerd en dat zij voorkomt op de door [eiseres] overgelegde roosters van Correct, hetgeen volgens Correct niet meer betekende dan dat men om praktische redenen wilde weten wie wanneer waar was. Daarbij komt dat [eiseres] ter comparitie heeft erkend dat mevrouw [J.] voor een andere vennootschap dan Correct werkzaam was (te weten Corgress B.V.), maar dat zij verder niet inzichtelijk gemaakt heeft dat ook Corgress B.V. in dit geval geschaard zou moeten worden onder het begrip ‘bedrijfsvestiging’ waarover naast Correct (en volgens [eiseres] ook Boat&Bike) afgespiegeld zou moeten worden. Dat alles leidt de kantonrechter tot de slotsom dat [eiseres] niet gevolgd kan worden in de door haar betrokken stelling dat haar functie (in ieder geval) onderling uitwisselbaar is met de door mevrouw [J.] beklede functie.
4.6
Gezien het voorgaande gaat de kantonrechter er verder vanuit dat [eiseres] bij Correct een unieke functie bekleedde, zodat afspiegeling niet aan de orde is. Het standpunt van [eiseres] dat Correct de onderhavige arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft opgezegd omdat de opzegging in strijd met het afspiegelingsbeginsel is geschied, wordt dan ook verworpen.
Gevolgencriterium (artikel 7:681 lid 2 sub b (oud) BW)
4.7
Bij de beantwoording van de vraag of de gevolgen van de opzegging voor [eiseres], mede in aanmerking genomen de voor haar getroffen voorzieningen en de voor haar bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Correct bij de opzegging, wordt hier herhaald dat (zie 4.1) het enkele feit dat, naar [eiseres] met zoveel woorden stelt, geen passende voorziening voor de werknemer is getroffen, niet voldoende is om aan te nemen dat het ontslag kennelijk onredelijk is, maar dat het ook dan afhangt van alle vast te stellen omstandigheden van het geval, waaronder het ontbreken van een passende vergoeding ter zake van het ontslag en of voldaan is aan de in de wet neergelegde maatstaf die in de kern inhoudt dat het ontslag gegeven is in strijd met algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap.
Het belang van Correct bij de opzegging
4.8
Correct heeft gedocumenteerd aangevoerd dat haar omzet en brutowinstmarge de afgelopen jaren sterk zijn gedaald en dat zij over de afgelopen boekjaren 2010/2011, 2011/2012, 2012/2013 en 2013/2014 netto verliezen heeft geleden van € 1.563.000,-, € 968.000,-, € 1.308.000,- en € 1.947.000,-, terwijl het netto verlies over het boekjaar 2014/2015 € 990.000,- was in plaats van een geprognosticeerd netto verlies van € 787.000,-. [eiseres] heeft deze bedrijfsresultaten op zichzelf niet bestreden.
4.9
Verder heeft Correct aangevoerd dat zij om gedwongen ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen in het verleden tal van maatregelen heeft doorgevoerd om de kosten meer in verhouding met de baten te brengen. In dat verband heeft zij gesteld dat zij in het boekjaar 2013/2014 onder meer de bonusregelingen heeft afgeschaft, de managementsalarissen tijdelijk met 5-10% heeft verlaagd (in ruil voor vrije tijd), een eigen pensioenbijdrage heeft doorgevoerd, de roosterurentoeslag heeft laten vervallen en hulpmedewerkers niet meer dan het overeengekomen aantal uren heeft laten werken. [eiseres] heeft niet bestreden dat Correct deze maatregelen heeft genomen. Evenmin heeft zij bestreden dat, naar Correct verder heeft gesteld, Correct substantiële bedragen van de familie De Jong (zijnde de familie achter het familiebedrijf) heeft moeten lenen teneinde de lopende kosten en reorganisatiekosten te kunnen betalen, dit om reden dat banken haar geen krediet meer wilden verstrekken.
4.1
Daarnaast heeft Correct ter onderbouwing van de bedrijfseconomische noodzaak om tot reorganisatie te komen gewezen op de inhoud van de door haar als productie 11 bij conclusie van antwoord overgelegde brief d.d. 11 april 2014 van accountant Boomman omtrent de financiële van Fahaki B.V. en haar dochterondernemingen, waaronder Correct, een 100% dochteronderneming van Fahaki B.V. Deze concludeert:
“(…)
Op grond van vorenstaande analyse ben ik van mening, dat de onderneming een aanzienlijke reductie van haar kosten nodig heeft om tot een break even scenario te komen. Dit betekent dat het onvermijdelijk is dat hierdoor een reductie van de personele lasten noodzakelijk is. Gegeven de krappe financiering van de onderneming is er geen ruimte voor een uitgebreid sociaal plan met een financiële tegemoetkoming. Geld voor de verliesfinanciering dient te worden vrijgemaakt uit de verkoop en reductie van de voorraad.
Ik wil er nogmaals op wijzen dat de onderneming zonder reductie van het personeel en het structureren van de financiering mogelijk dit jaar in faillissement kan komen (wegens gebrek aan werkkapitaal).
(...)”.
4.11
Ook heeft Correct (als productie 15 bij antwoord) het advies d.d. 28 april 2014 van de Ondernemingsraad inzake de voorgenomen reorganisatie overgelegd. Deze schrijft:
“(…)
De OR onderkent dat Correct de afgelopen jaren grote verliezen heeft geleden en de financiële situatie zeer zorgelijk is, waardoor drastische ingrepen onontkoombaar zijn om de continuïteit van Correct te waarborgen. De door u voorgestelde personele reductie van ca. 36 FTE’s wordt door de OR als zeer pijnlijk, maar ook als noodzakelijk, ervaren, om de kansen op behoud van werk voor de achterblijvende medewerkers zoveel als mogelijk te garanderen. De OR heeft echter, zelfs na reorganisatie, nog steeds grote zorgen over het toekomstperspectief van Correct (…)
Alhoewel de OR onderkent dat de liquiditeitspositie van Correct zeer slecht is, betreurt de OR het dat ca. vijftig medewerkers zonder adequaat sociaal plan worden ontslagen.
Advies
De OR begrijpt dat er in de huidige situatie geen financiële ruimte is voor een behoorlijk sociaal plan. Het sociaal plan wat thans voorligt wordt door de OR echter als volstrekt onvoldoende gekwalificeerd om de sociale gevolgen van het gedwongen ontslag te compenseren. De OR wenst zich derhalve niet te committeren aan het thans voorliggende sociaal plan.
Echter gezien de financiële noodzaak en in het licht van de lange termijn continuïteit van de onderneming, gaat de OR, hoe pijnlijk ook, akkoord met de voorgenomen reorganisatie.
(…)”.
4.12
Met het bovenstaande heeft Correct op zichzelf genomen genoegzaam onderbouwd dat zij, gelet op haar slechte financiële omstandigheden ten tijde van het ontslag, genoodzaakt was tot het treffen van personele maatregelen. [eiseres] heeft echter een aantal argumenten daartegenin gebracht.
4.13
Zo heeft [eiseres] gesteld dat zij uit de jaarrekeningen niet kan opmaken dat Correct er daadwerkelijk zo slecht voor staat (stond), als zij stelt. Die stelling heeft zij echter, gezien al hetgeen Correct daartegenover heeft gesteld, onvoldoende onderbouwd. Haar beroep op het artikel uit ‘Telegraaf Digitaal’ uit april 2014 (overgelegd als productie 16 bij dagvaarding) doet de kantonrechter evenmin twijfelen aan de juistheid van de door Correct gegeven onderbouwing van haar slechte financiële situatie ten tijde van het ontslag. Daarin staat immers, voor zover hier relevant, niet meer te lezen dan dat volgens cijfers van het CBS de Nederlandse detailhandel in de maand februari 2014 een omzetstijging van 0,1% heeft geboekt ten opzichte van de maand februari 2013 en dat, in het bijzonder, winkels in de consumentenelektronicabranche in die maand een omzetstijging van 9% hebben geboekt ten opzichte van de maand februari 2013. Nog daargelaten dat Correct gemotiveerd heeft betoogd dat de omzet in de consumentenelektronicabranche in het algemeen wel degelijk dalende is, zegt dit algemene bericht echter niets over de concrete financiële situatie van (juist) Correct ten tijde van het ontslag, zoals deze (wel) uit het hierboven besprokene blijkt.
4.14
Ook kan [eiseres] hier niet baten dat, naar zij heeft aangevoerd, ‘het financiële plaatje’ van Boat&Bike bij de beschouwing van de financiële situatie van Correct betrokken zou moeten worden, omdat dit geen afzonderlijke bedrijfsvestiging zou zijn en zij het vermoeden koestert dat er ‘met omzet geschoven wordt’ teneinde de financiële situatie van Correct negatiever te doen lijken dan deze werkelijk is. Daartoe wordt overwogen dat, daargelaten dat Correct gemotiveerd heeft bestreden dat Boat&Bike geen afzonderlijke bedrijfsvestiging zou zijn en dat er met omzet geschoven zou worden, Correct (zie punt 124 bij conclusie van antwoord) onweersproken erop heeft gewezen dat ‘het financiële plaatje’ van Boat&Bike reeds meegenomen werd in de ontslagaanvraag (hetgeen ook blijkt uit de door [eiseres] als productie 3 bij dagvaarding overgelegde ontslagaanvraag voor meerdere werknemers) nu/en ook daar verschillende ontslagen zijn gevallen, meer bepaald ten aanzien van (onder andere) de divisiemanager, de bedrijfsleider en de hulpmedewerkers van Boat&Bike. Dat duidt er immers op dat het UWV ook ten aanzien van Boat&Bike een bedrijfseconomische noodzaak in de zin van (aanhoudende) negatieve bedrijfsresultaten aanwezig heeft geacht om in de personeelskosten te snijden. Daarbij komt dat Correct onweersproken erop heeft gewezen dat uit de geconsolideerde jaarrekening volgt dat Boat&Bike ook afzonderlijk verlies maakt.
4.15
Voorts heeft [eiseres], overigens eerst ter comparitie van partijen, aangevoerd dat de (negatieve) resultaten van Correct op een niet te verwaarlozen wijze zijn beïnvloed doordat andere ondernemingen van de directieleden van Correct jarenlang hebben geprofiteerd van Correct, bijvoorbeeld door de kosten van de jaarlijkse uitjes van de zeilinstructeurs van Zeilschool de Biesbos aan Correct te laten factureren en door haar te laten betalen alsook door personeel van Correct werkzaamheden voor andere ondernemingen van de directieleden te laten verrichten zonder dat deze vervolgens aan die ondernemingen zijn gefactureerd. Correct heeft dit verwijt gemotiveerd bestreden; volgens haar werden die kosten en werkzaamheden wel degelijk doorbelast en volgde jaarlijks een verrekening.
4.16
Vastgesteld moet allereerst worden dat [eiseres], door dit verwijt eerst ter comparitie naar voren te brengen, het Correct heeft bemoeilijkt, zo niet onmogelijk heeft gemaakt, daarop behoorlijk onderbouwd te reageren, meer bepaald door aan de hand van financiële stukken haar verweer dat bedoelde doorbelasting daadwerkelijk heeft plaatsgevonden kracht bij te zetten. Evenwel staat de juistheid van dit verwijt door het gemotiveerde verweer van Correct niet vast. Bovendien heeft [eiseres], daar waar dat juist gezien het (zeer) late stadium waarin zij dit verwijt te berde heeft gebracht van haar mocht worden verlangd, verzuimd behoorlijk inzichtelijk te maken dat een en ander een dusdanige (structurele) impact op het bedrijfsresultaat heeft meegebracht dat, als de door Correct gestelde doorbelasting (wel) had plaatsgevonden (hetgeen volgens Correct ook het geval is geweest), haar financiële situatie dusdanig was geweest dat zij in redelijkheid niet tot personeelsinkrimping, meer bepaald ten aanzien van de functie van [eiseres], had kunnen besluiten. Aan dit verwijt wordt dan ook, bij gebrek aan een voldoende onderbouwing, voorbijgegaan.
4.17
Verder heeft [eiseres] gesteld dat Correct onvoldoende kostenbesparende maatregelen heeft genomen om een ontslag te voorkomen. In dat verband heeft zij gewezen op het feit dat Correct een miljoenenpand aan de Bergweg 110 te Rotterdam leeg heeft staan en dat dit pand, had zij dit verkocht of verhuurd, voor extra inkomsten zou (hebben) kunnen zorgen. Hiervan heeft Correct gesteld dat er wel degelijk getracht is en wordt dit pand te verkopen of te verhuren. Daarbij merkt Correct wel op dat verkoop niet in de rede ligt omdat de mogelijke opbrengst bij lange na niet voldoende zal zijn om de op het pand staande lening van ruim tien miljoen euro in te lossen, terwijl de vanaf februari 2014 tot aan heden gevoerde gesprekken met makelaars, ontwikkelaars en buitenlandse detailhandelspartijen tot niets hebben geleid en dat het om een lastige markt gaat.
4.18
Overwogen wordt dat [eiseres] ter comparitie van partijen weliswaar heeft bestreden dat de door Correct bedoelde gesprekken hebben plaatsgehad, maar zij heeft niet betwist dat de opbrengst van een eventuele verkoop van het pand de door Correct bedoelde lening niet zou overstijgen en ook niet dat de marktomstandigheden -kort gezegd- niet gunstig zijn althans waren om een geschikte huurder voor het pand aan te trekken. Dit laatste geldt evenzeer voor het ter comparitie van partijen ter sprake gebrachte pand aan de Ceintuurbaan 125 te Rotterdam, althans voor zover dat niet in gebruik is of was. Daarbij komt dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat een eventuele verhuur een dusdanig kostenbesparend effect zou hebben (gehad) dat Correct, gegeven de beleidsvrijheid die zij als werkgever heeft, in redelijkheid niet had mogen besluiten tot personeelsinkrimping, onder andere ten aanzien van de functie van directiesecretaresse, om een structurele resultaatsverbetering te trachten te bewerkstelligen, terwijl ook de accountant in diens voornoemde beschouwing dit niet als structurele oplossing heeft aangedragen teneinde de (aanhoudende) negatieve resultaten het hoofd te bieden. Voor het overige heeft [eiseres] ook niet concreet gemaakt welke (andere) kostenbesparende maatregelen, bovenop de hiervoor onder 4.9 genoemde en gegeven het oordeel van de accountant en de Ondernemingsraad (zie 4.10-4.11), van Correct gevergd konden worden alvorens zij in redelijkheid kon besluiten tot personeelsinkrimping. Haar standpunt dat Correct eerst nog andere kostenbesparende maatregelen had dienen te treffen alvorens tot personeelsinkrimping, meer bepaald ten aanzien van de functie van [eiseres], over te gaan, wordt dan ook verworpen.
4.19
Het hierboven overwogene maakt dat voor de kantonrechter voldoende vast is komen te staan dat Correct, gelet op haar (slechte) financiële omstandigheden ten tijde van het ontslag, genoodzaakt was tot het nemen van personele maatregelen. Gegeven de haar als werkgever toekomende beleidsvrijheid ten aanzien van de wijze waarop zij haar organisatie wenst in te richten, kan niet gezegd worden dat Correct niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de -zoals hierboven werd vastgesteld: unieke- functie van directiesecretaresse te laten vervallen en de van die functie resterende werkzaamheden elders onder te brengen op de wijze als blijkt uit het door haar als productie 25 bij conclusie van antwoord overgelegde overzicht, dat inhoudelijk door [eiseres] onbestreden is gelaten, teneinde zo een (structurele) kostenbesparing te realiseren. Dat alles wettigt de conclusie dat Correct een zwaarwegend belang bij de door haar gedane opzegging van het dienstverband met [eiseres] had.
De gevolgen van de opzegging voor [eiseres]
4.2
Vast staat dat Correct [eiseres] geen (financiële) afvloeiingsregeling heeft aangeboden. Als gezegd, brengt dat enkele feit niet met zich dat de opzegging als kennelijk onredelijk moet worden beschouwd en moet aan de hand van bijkomende omstandigheden worden bezien of de nadelige (financiële) gevolgen van het ontslag geheel of gedeeltelijk voor rekening van Correct (behoren te) komen.
4.21
Dienaangaande wordt vooropgesteld dat Correct met de overgelegde financiële cijfers, vorenbedoelde brief van de accountant en het aangehaalde advies van Ondernemingsraad naar het oordeel van de kantonrechter voldoende heeft aangetoond dat zij niet beschikte over financiële ruimte voor het aanbieden van een geldelijke vergoeding aan de voor ontslag voorgedragen werknemers, onder wie [eiseres].
4.22
[eiseres] verwijt Correct dat zij zich niet (voldoende) heeft ingespannen om haar te herplaatsen. Dienaangaande overweegt de kantonrechter dat niet in geschil is dat Correct, die overigens onderbouwd heeft gesteld dat haar directie ook actief heeft geïnformeerd bij bedrijven in de regio naar herplaatsingsmogelijkheden ten behoeve van de voor ontslag voorgedragen werknemers, in het kader van het in het sociaal plan bedoelde werk-naar-werk-traject, heeft uitgenodigd voor een bijeenkomst met Allure Uitzendbureau (“Allure”) en haar ook bij herhaling heeft aangeboden gebruik te maken van een outplacementtraject verzorgd door het door Correct ingeschakelde externe bureau Pierrette B.V. Verder staat vast dat Correct [eiseres] heeft aangeboden onder werktijd te solliciteren en zij haar per 22 september 2015 geheel heeft vrijgesteld van werkzaamheden. Vast staat echter ook dat [eiseres] niet is ingegaan op bedoelde uitnodiging, volgens [eiseres] omdat zij na het bestuderen van de website van Allure had geconcludeerd dat zij geen geschikte vacatures voor [eiseres] had, daar Allure zich voornamelijk richtte op verkooppersoneel. Evenzeer staat vast dat [eiseres] van de diensten van Pierrette B.V. geen gebruik heeft gemaakt, volgens [eiseres] omdat zij geen vertrouwen had in de kwaliteiten van dat bedrijf, te minder nu dit een onderneming was van een zuster van een van de directieleden van Correct. Bovendien was [eiseres], zo heeft zij toegelicht, druk doende met het verweer tegen de ontslagaanvraag, hopende dat zij haar baan zou kunnen behouden, en zou voor haar meewerken aan een outplacementtraject hebben gevoeld alsof zij al akkoord was met het ontslag. Wat dit laatste betreft, overweegt de kantonrechter dat, hoe begrijpelijk die opstelling moge zijn, dit niet maakt dat Correct kan worden aangerekend dat [eiseres] geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van Allure en Pierrette B.V. Niet duidelijk is verder, want dat is door Correct gemotiveerd bestreden, of [eiseres], objectief gezien, terecht weinig te verwachten had van de haar aangeboden diensten van Allure en Pierrette B.V. met het oog op het verwerven van een dienstbetrekking elders, maar wat dat betreft kan [eiseres] wel worden tegengeworpen dat zij die bij haar ontstane indruk toen niet bij Correct heeft aangekaart en, voor zover gewenst, verzocht heeft om volgens haar meer passende begeleiding, hetgeen toch wel op haar weg had gelegen, juist nu zij Correct achteraf verwijt dat de (wel) aangeboden begeleiding voor haar niet geschikt was.
4.23
In reactie op de stelling van [eiseres] dat Correct nagelaten heeft binnen de onderneming en de daaraan gelieerde ondernemingen te onderzoeken of er herplaatsingsmogelijkheden voor [eiseres] waren, heeft Correct aangevoerd dat een dergelijke mogelijkheid er niet was (en is), juist om reden dat zij een noodzakelijke kostenbesparing diende te realiseren en haar bedrijfsvoering slechts in afgeslankte vorm kon voortbestaan. Ook heeft Correct bestreden dat, naar [eiseres] heeft gesteld, een ex-collega van [eiseres], die reeds de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, per maart 2014 wederom een contract voor bepaalde tijd aangeboden heeft gekregen. In reactie hierop heeft [eiseres], hoewel dat op haar weg had gelegen, niet nader geconcretiseerd en aannemelijk gemaakt dat er ten tijde van het ontslag een (passende) functie beschikbaar was welke Correct aan [eiseres] had behoren aan te bieden. Niet is dan ook komen vast te staan dat Correct op dit punt een verwijt te maken valt.
4.24
[eiseres] heeft verder aangevoerd dat Correct haar tijdens het dienstverband (de kantonrechter begrijpt: vanaf het moment dat de beslissing was genomen de door [eiseres] beklede functie te laten vervallen, nu voor wat betreft de periode daarvoor niet duidelijk is gemaakt waarom Correct daartoe verplicht was) geen opleidingen heeft aangeboden ter vergroting van haar kansen op de arbeidsmarkt. In reactie hierop heeft Correct aangevoerd dat [eiseres] heeft kunnen deelnemen aan producttrainingen en informatieavonden uit de industrie en dat zij bovendien ook in het kader van het werk-naar-werk-traject gebruik heeft kunnen maken van scholing door middel van het zogenoemde O&O-fonds.
4.25
Overwogen dat, indien juist is dat, naar [eiseres] heeft gesteld, genoemde trainingen en avonden bestemd waren voor het verkopend personeel, begrijpelijk is dat [eiseres], gezien haar werkverleden, daaraan niet deelgenomen. Dat neemt evenwel niet weg dat in het door Correct aangeboden sociaal plan (meer bepaald in artikel 1.9 daarvan) zij aan [eiseres] de mogelijkheid heeft geboden kenbaar te maken of zij, teneinde haar competentieniveau en haar kennis en/of vaardigheden te verhogen en daarmee haar functionele inzetbaarheid te vergroten, gebruik wenste te maken van de ondersteuning van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Elektrotechnische detailhandel (‘O&O’). Nu niet in geschil is dat ook aan [eiseres] destijds dit sociaal plan is aangeboden, kan zij niet gevolgd worden in haar stelling dat dit fonds haar niet bekend was. Wat daar ook van zij, vast staat dat [eiseres] deze mogelijkheid niet heeft aangegrepen om zich te doen bij- of omscholen met het oog op het vergroten van haar kansen op de arbeidsmarkt en dat [eiseres] dit niet heeft gedaan, kan Correct niet worden aangerekend. Overigens is gesteld noch gebleken dat [eiseres] Correct heeft verzocht heeft om (financiële steun voor) (andere) bij- of omscholing.
4.26
Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Correct verrichte inspanningen en geboden voorzieningen met het oog op herplaatsing van [eiseres], binnen haar (financiële) mogelijkheden en hetgeen in dit kader redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht, voldoende zijn geweest. Het andersluidende standpunt van [eiseres] wordt dan ook verworpen.
4.27
Anderzijds weegt mee dat [eiseres] als gevolg van de opzegging haar baan en daarmee haar vaste inkomsten, na een dienstverband van ruim 22 jaar bij Correct, op (bijna) 61-jarige leeftijd is kwijtgeraakt, bij een pensioendatum van 1 juli 2010. Niet in geschil is overigens dat zij steeds (tenminste) naar behoren heeft gefunctioneerd. Ook is uit hetgeen partijen in dat verband naar voren hebben gebracht wel duidelijk geworden dat de ontslagaanzegging een forse impact op [eiseres] heeft gehad en tot spanningen in de arbeidsrelatie heeft geleid. Een en ander heeft erin uitgemond dat, zo blijkt uit de processtukken, [eiseres], die zich eerder ziek had gemeld, per 22 september 2014 weer arbeidsgeschikt werd geacht en per die datum, tot aan het einde van het dienstverband, werd vrijgesteld van werkzaamheden.
4.28
Hoewel Correct heeft aangevoerd dat de arbeidsmarkt voor administratief personeel aantrekt, heeft [eiseres] aangevoerd dat haar inspanningen, onder meer bestaande in deelnames aan sollicitatietrainingen en netwerkbijeenkomsten voor 55+ werkzoekenden, inschrijvingen bij uitzendbureaus en inmiddels meer dan 70 sollicitaties bij organisaties zowel binnen als buiten de regio, er nog niet toe geleid hebben dat zij elders een nieuwe dienstbetrekking heeft kunnen verwerven. De kantonrechter heeft ook geen aanleiding eraan te twijfelen dat [eiseres] zich, ondanks de door haar geduide gezondheidsklachten na de ontslagaanzegging, ter zake naar beste kunnen heeft ingezet. Een en ander duidt er wel op dat het voor [eiseres] ten tijde van het ontslag lastig was, en voor haar thans nog steeds lastig is, elders een nieuwe (passende) baan te vinden. Aannemelijk is dan ook dat zij door het ontslag inkomens- en pensioenschade heeft geleden en mogelijkerwijs nog zal lijden. Anderzijds is duidelijk dat Correct groot belang heeft bij het voorkomen van (zie hiervoor 4.8-4.12) een faillissement, het waarborgen van de continuïteit van de onderneming en het behoud van de banen van de overgebleven medewerkers.
4.29
Gelet op al het voorgaande komt de kantonrechter, alle omstandigheden in ogenschouw nemend, tot het oordeel dat, mede gelet op de voor [eiseres] getroffen voorzieningen en de voor haar bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging van het dienstverband voor [eiseres] weliswaar substantieel zijn, maar niet zodanig ernstig dat deze zwaarder wegen dan het belang van Correct bij de opzegging. Van een kennelijk onredelijke opzegging in de zin van artikel 7:681 lid 2 sub b (oud) BW is dan ook geen sprake.
4.3
Dit alles leidt tot de slotsom dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen. De door haar meegevorderde rente en buitengerechtelijke kosten delen in dat lot.
4.31
Bij deze uitkomst past dat [eiseres] in de kosten van de procedure wordt veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Correct begroot op € 1.400,- (twee punten á € 700,-). In die zin wordt dan ook beslist.

5.De beslissing

De kantonrechter:
 wijst de vorderingen af;
 veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Correct vastgesteld op € 1.400,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. van Zetten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654