ECLI:NL:RBROT:2016:2962

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
21 april 2016
Zaaknummer
10/700330-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag op ex-partner met verminderd toerekeningsvatbaarheid en TBS met voorwaarden

Op 21 april 2016 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn ex-partner. De verdachte, geboren in 1983 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, heeft op 4 augustus 2015 in Rotterdam zijn ex-vriendin met een vuurwapen beschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelde, maar heeft ook rekening gehouden met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld door deskundigen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar en TBS met voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft hem ter beschikking gesteld met voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 11.079,77 aan schadevergoeding moet betalen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen vuurwapen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer:
10/
700330-15
Datum uitspraak:
21 april 2016
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres PI],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Haaglanden, locatie Zoetermeer.
raadsvrouw mr. S. Bosmans, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 07 april 2016.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met voorwaarden betreffende zijn gedrag zoals verwoord in het maatregelenrapport van Reclassering Nederland.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak “voorbedachte rade” zonder nadere motivering (feit 1)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde (poging tot moord) niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu er onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit blijkt dat de verdachte met “voorbedachte rade” heeft gehandeld. De verdachte zal daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijsverweer ten aanzien van het opzet (feit 1)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte niet het zuiver (“boze”) opzet had om mevrouw [slachtoffer] van het leven te beroven, maar dat het handelen van de verdachte – gelet op zijn verklaring – moet worden gezien als voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte meerdere malen van zeer dichtbij met een vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten. De verdachte is het slachtoffer schietend achterna gelopen en heeft haar in een hoek gedreven. Het slachtoffer is geraakt in de beide bovenarmen, haar bovenbeen en borstholte.
De verklaring van de verdachte dat hij op de billen van het slachtoffer schoot acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen niet geloofwaardig.
Het hiervoor bedoelde handelen van verdachte, is naar de uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, gericht op en geschikt tot het doden van het slachtoffer. De rechtbank verwijst in dit verband naar het hierna opgenomen bewijsmiddel 4. Derhalve is sprake van (zuiver) opzet op de dood van het slachtoffer.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van hetgeen ten aanzien van de vereiste opzet is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (impliciet subsidiair) en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op
of omstreeks04 augustus 2015 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
en met voorbedachten radeeen
persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven,
althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,met dat opzet
en na kalm beraad en rustig
overleg,
- terwijl hij een geladen pistool bij zich droeg naar het Verzamelgebouw
Zuid is toegegaan en daar die [slachtoffer] heeft opgewacht en
/of
- onverhoeds en zonder voorafgaande aanleiding het pistool heeft gepakt en
/of
- vervolgens meermalen met dat pistool van korte afstand op het
onder- en bovenlichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij
op
of omstreeks04 augustus 2015 te Rotterdam een
of meerwapen
svan categorie
III, te weten een pistool van het merk FN [model 1910 & kaliber 7,65mm], en
/of
munitie van categorie III, te weten 7 kogelpatronen [kaliber 7,65mm],
voorhanden heeft gehad
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Poging tot doodslag;
2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal ernstige strafbare feiten. Op 4 augustus 2015 heeft de verdachte zijn ex-vriendin bij haar werk opgewacht omdat zij een formulier moest ondertekenen om hem uit te kunnen schrijven op haar woonadres. Volgens de verdachte ontstond er een kleine discussie, waarbij zij wel op normale toon met elkaar hebben gesproken. Door haar gezichtsuitdrukking en het feit dat ze zei dat ze snel naar boven wilde, kreeg hij naar zijn zeggen plotseling een enorme woede over zich. Het hele gesprekje met zijn ex duurde al met al slechts 30 seconden. De verdachte heeft hierop zijn geladen vuurwapen gepakt en van dichtbij meerdere kogels op haar afgevuurd en haar in een hoek gedreven. Hierbij is het slachtoffer geraakt in beide armen, haar bovenbeen en de borstholte. Het slachtoffer moest direct geopereerd worden, waarbij onder meer sprake was van een geperforeerde darm. Daarna heeft het slachtoffer – mede vanwege al het bloedverlies - een lang revalidatieproces ondergaan. Dat het slachtoffer de schietpartij heeft overleefd, mag een wonder heten.
Een dergelijk schietincident, waarbij door verdachte zoveel bruut geweld is gebruikt ten aanzien van het slachtoffer, in een publieke ruimte met omstanders, levert een ernstige verstoring van de rechtsorde op en vormt een ernstige aantasting voor slachtoffers en getuigen in hun gevoel van veiligheid. Daarbij leidt de rechtbank uit deze zeer gewelddadig gedragingen van verdachte af, dat hij op dat moment kennelijk een diepe wens had het slachtoffer te doden, waarbij hij zich bovendien geen enkele rekenschap heeft gegeven van het effect op (mogelijk) aanwezige omstanders. Dit dient dan ook zeer streng te worden bestraft
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 maart 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
Blijkens een de verdachte betreffende Strafkaart Justitiële Documentatie van 10 maart 2016 is de verdachte in 2010 op [land van herkomst] onherroepelijk veroordeeld voor een geweldsdelict met gebruik van een vuurwapen.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psychiater [naam] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 november 2015. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte lijdt aan ziekelijke stoornissen in de zin van een depressie, eenmalige episode, nu licht van ernst maar matig van ernst ten tijde van het tenlastegelegde en een persoonlijkheidsstoornis met cluster B en C trekken. Zijn lage zelfbeeld is de grote gemene deler van deze problematieken.
De depressie ging ten tijde van het ten laste gelegde gepaard met overwaardige denkbeelden aangaande ontrouw van [slachtoffer].
Er is een persoonsgebonden neiging tot impulsiviteit.
Er is ook een persoonsgebonden neiging tot heftig reageren bij relatiebreuken/verlating. Deze beide neigingen werden versterkt door alcoholgebruik (niet in het kader van alcoholafhankelijkheid).
De depressie, waardoor hij vatbaar was gegeven zijn lage zelfbeeld, maakte hem dysfoor en hostiel.
Door deze combinatie van factoren, gebonden aan in eerste instantie zijn depressie (met jaloerse overwaardige denkbeelden en dysforie), in tweede instantie zijn persoonlijkheid (laag zelfbeeld, impulsieve trekken) en in derde instantie de alcohol, beïnvloedden zijn handelen in significante mate ten tijde van het tenlastegelegde.
Geadviseerd wordt hem verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De persoonlijkheidsstoornis is relatief permanent aanwezig evenals dus zijn vatbaarheid voor depressies en impulsiviteit.
De verdachte gaat een onzekere toekomst tegemoet, ook als hij vrijkomt, want hij heeft geen uitkering, geen werk en geen huisvesting. Deze factoren zijn ongunstige prognostica ten aanzien van recidive.
Geadviseerd wordt zijn antidepressieve medicatie voor geruime tijd te continueren. Verder wordt cognitieve gedragstherapie aanbevolen ter profylaxe van toekomstige episoden van depressie bij krenking en verlating en om hem te behoeden voor toekomstige overwaardige jaloersheidsdenkbeelden. Verder is een leefstijltraining aan te bevelen voor zijn neiging tot alcoholmisbruik onder stress.
Geadviseerd wordt een dergelijke behandeling te beginnen in een klinische setting omdat hij een voorgeschiedenis heeft van inadequaat hulpzoekgedrag (en bovendien omdat hij dakloos is). Zodra de behandeling grond gevat heeft in een klinische setting is ambulante behandeling bij een forensische polikliniek aan te bevelen.
Geadviseerd wordt dit te effectueren binnen het kader van een TBS met voorwaarden mits de rechtbank van mening is dat, gezien de aard van het ten laste gelegde feit en het strafrechtelijk verleden van de verdachte, deze maatregel in de rede ligt.
Psycholoog drs. [naam] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 30 oktober 2015. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke, antisociale en
obsessief-compulsieve trekken geconstateerd. De geconstateerde problematiek was aan de orde ten tijde van het ten laste gelegde en speelt een belangrijke rol in de aanloop en het ontstaan van het ten laste gelegde.
De verdachte is een man die in relaties een afhankelijke positie inneemt, zo ook in de relatie met zijn ex-vriendin. De relatie verslechtert door alledaagse meningsverschillen, waar de verdachte vermijdend mee omgaat. Daarnaast verdenkt hij zijn ex-vriendin van ontrouw.
Door zijn vermijdende, passieve en onzekere houding en uit angst om verlaten te
worden, spreekt hij zijn vermoedens niet uit. Hij voelt zich op meerdere gebieden als
partner tekort schieten en als zij afstand van hem neemt, raakt hij geobsedeerd door de
naderende relatiebreuk. Gevoelens van achterdocht ontstaan en nemen dusdanige
vormen aan dat de verdachte haar controleert en zich nog meer vastklampt aan haar,
met als resultaat dat zijn ex-vriendin zich juist meer van hem afkeert. Als reactie hierop
neemt de preoccupatie en de obsessiviteit toe waarbij hij zijn eigen zienswijze steeds
bekrachtigt ziet en geen oog meer heeft voor het tegendeel. De verdachte raakt hier
dusdanig in verstrikt dat hij het patroon niet meer kan keren. De toename van angst
en agressiegevoelens nemen toe en resulteren in een verminderde grip op de realiteit
en uiteindelijk in een extreme agressiedoorbraak, waarbij alle woede geuit wordt.
Het wapenbezit kan tevens gezien worden in het kader van de antisociale persoonlijkheidstrekken omdat hij zich reeds langere tijd moedwillig in het criminele milieu begeeft en eerder heeft aangetoond het gebruik van een vuurwapen niet te schuwen.
Op grond van de bevindingen van dit onderzoek, adviseert ondergetekende de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Indien de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte onbewerkt blijft en de omgevingsfactoren ongunstig blijven, is de kans op herhaling van delict gedrag aanwezig. Uit de risicotaxatie komt naar voren dat de risico’s voornamelijk gelegen zijn in het
beperkte steunsysteem en gebrek aan een zinvolle dagbesteding naast de persoonskenmerken waarbij de verdachte als kwetsbaar en onvaardig gezien wordt. Al is de verdachte van goede wil, het ontbreekt hem aan copingvaardigheden om op adequate wijze om te gaan met alledaagse problemen, laat staan met problemen binnen een intieme relatie.
Om recidive te voorkomen en tot een adequaat zelfstandig functioneren te komen is
het belangrijk dat de verdachte zowel een behandeling ondergaat ten aanzien van zijn
persoonlijkheidsproblematiek als praktische ondersteuning krijgt op het gebied van
wonen, werken, netwerk en vrijetijdsbesteding. Daarnaast zal de verdachte zijn criminele
levensstijl achter zich moeten laten. Vanwege het ontbreken van beschermende factoren, acht ondergetekende een klinische start van de behandeling aangewezen. De
beveiliging van een FPA kan volstaan en in dit behandelmilieu kan onderzocht worden
of de verdachte zijn motivatie tot verandering en zijn bereidheid tot behandeling behoudt. In het meest gunstige scenario verloopt deze eerste fase positief en kan de klinische fase beperkt van duur zijn. Hierna verdient het aanbeveling de verdachte via een gestructureerde forensische woonvorm (bijvoorbeeld Exodus), gecombineerd met een poliklinische behandeling, te resocialiseren.
Gezien de ernst van het tenlastegelegde, het ontbreken van beschermende factoren, de
geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek én de antisociale levenswandel van de verdachte, acht ondergetekende een fors verplichtend kader noodzakelijk. Een deels
voorwaardelijke sanctie borgt de noodzakelijk geachte behandeling onvoldoende. Immers, als de verdachte zich aan de behandeling onttrekt (of hier onvoldoende van profiteert), rest in dat geval alleen de tenuitvoerlegging van de deels voorwaardelijke straf.
Dit is in het geval van de verdachte een herhaling van zetten.
Op grond van bovenstaande adviseert ondergetekende het opleggen van de maatregel
TBS met voorwaarden. Indien zou blijken dat het risicomanagement bij de verdachte
(door onvermogen of onwil) onvoldoende tot stand komt, kan de veiligheid van de
maatschappij geborgd worden door de overgang te maken naar het kader van de
dwangverpleging. Ook biedt deze maatregel meer garantie op een zorgvuldige en gestructureerde resocialisatie.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 februari 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
Geadviseerd wordt om de verdachte in aanmerking te laten komen voor de maatregel TBS met voorwaarden (als vermeld in het rapport op p.11). De verdachte zegt in te zien dat hij behandeling nodig heeft en wil meewerken aan een intensief behandel- en begeleidingstraject. Tevens is er sprake van enig probleeminzicht en stelt de verdachte zich coöperatief op ten aanzien van de strikte voorwaarden die de reclassering hem binnen een forensisch kader wenst te stellen. Dit maakt dat de reclassering de maatregel TBS met voorwaarden (vooralsnog) als haalbaar en afdoende beschouwt om bij de verdachte gedragsbeïnvloeding en derhalve een verlaagd recidiverisico te kunnen bewerkstelligen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De maatregel (TBS)
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd, als geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 4 februari 2016 en hierna onder 12 opgenomen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend worden na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voorwerp (1 vuurwapen FN 1910 G4949126) te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het in beslag genomen vuurwapen.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen voorwerp (1 vuurwapen FN 1910 G4949126) zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
De bewezen feiten zijn met betrekking tot voornoemd voorwerp begaan.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer], domicilie kiezende te Honselersdijk, aan het adres van haar raadsman mr. E.W. Bosch, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.249,37 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,-- aan immateriële schade.
Voorts vordert de benadeelde partij een schadevergoeding in natura op grond van artikel 6:103 van het Burgerlijk Wetboek, te weten een contactverbod
De benadeelde partij heeft tevens wettelijke rente gevorderd en oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding in natura heeft de officier van justitie geconcludeerd dat deze, gelet op zijn eis, niet noodzakelijk is.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering omdat de behandeling daarvan, gelet op de omvang en complexiteit, een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van de materiële schade
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de posten
reiskostenvan € 527,55 en
kosten inschrijving nieuwe woning en verhuizingvan € 2.986,65 afgewezen dienen te worden nu deze onvoldoende onderbouwd zijn.
Ten aanzien van de post
niet vergoede zorgkostenheeft de verdediging aangevoerd dat de kosten met betrekking tot de kussens (totaal € 49,56) niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De verdediging komt het redelijk voor dat een bedrag van € 730,21 voor materiële schadevergoeding wordt toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade
De verdediging heeft de rechtbank verzocht een bedrag in redelijkheid vast te stellen.
Ten aanzien van de schadevergoeding in natura
De verdediging heeft bepleit de vordering af te wijzen, gelet op de te verwachten straf en de verdachte niet het voornemen heeft om contact met het slachtoffer op te nemen.
9.3.
Beoordeling
Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 11.079,77 schade heeft geleden. Dit zal hieronder per schadepost worden toegelicht. Voor deze schade is verdachte op grond van het voorgaande naar burgerlijk recht aansprakelijk. In zoverre is de vordering voor toewijzing vatbaar, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente met ingang van de hieronder te bepalen data.
Ten aanzien van de materiële schade
 Kledingschade
Tegen de hoogte van de gevorderde kledingschade is geen inhoudelijk verweer gevoerd. Nu de schadepost naar het oordeel van de rechtbank verder voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt, is zij van oordeel dat deze schadepost kan worden toegewezen.
Het bedrag van € 61,95 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 4 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
 Ziekenhuisdaggeldvergoeding
Tegen de hoogte van de gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding is geen inhoudelijk verweer gevoerd. Nu de schadepost naar het oordeel van de rechtbank verder voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt, is zij van oordeel dat deze schadepost kan worden toegewezen.
Het bedrag van € 448,-- zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 4 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
 Reiskosten
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 300,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Een bedrag van € 300,-- zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 4 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
 Kosten inschrijving nieuwe woning en verhuizing
Omdat de verdachte destijds nog in haar woning stond ingeschreven voelde het slachtoffer zich na het handelen van de verdachte niet langer veilig in haar woning. Zij is daarom met spoed op zoek gegaan naar een andere woning en heeft daarvoor kosten gemaakt.
Van het rechtstreeks causaal verband tussen het bewezen verklaarde strafbare feit en de posten die betrekking hebben op de door de benadeelde partij gemaakte kosten voor de inschrijving bij de woningbouwvereniging, verhuiskosten, dubbele huur vanwege de nieuwe woning en kosten vanwege het “woonklaar” maken van de woning, is naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer gebleken, mede gelet op het feit dat verdachte in detentie zat en de onmiddellijke noodzaak tot verhuizing op dat moment ontbrak. Beantwoording van de vraag of sprake is van een causaal verband brengt een onevenredige belasting van het strafproces met zich mee. De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
 Niet vergoede zorgkosten
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering ten aanzien van deze kosten genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting ten aanzien van de aanschaf van speciale kussens, door de verdachte, worden toegewezen.
Een bedrag van € 219,82 zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 4 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
 Overige materiële kosten
Tegen de hoogte van de gevorderde extra telefoon- en portokosten is geen inhoudelijk verweer gevoerd. Nu de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Het bedrag van € 50,-- zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover per 4 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de immateriële schade
Gevorderd is (als voorschot) een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 10.000,-- onder verwijzing naar het letsel en de fysieke en psychische (deels: blijvende) gevolgen van het bewezenverklaarde feit.
Op grond van vaste jurisprudentie bij de naar billijkheid toe te kennen immateriële schadevergoeding moet worden aangesloten bij wat Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegewezen (met inachtneming geldontwaarding), rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard en de ernst van de (letsel)schade, de aard en de ernst van de gevolgen en de aard en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, de mate van gederfde levensvreugde en de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde.
Het geweldsmisdrijf dat de benadeelde partij is overkomen, heeft een zeer grote impact gehad op haar leven. Zij heeft ernstig en blijvend fysiek letsel opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 10.000, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van schadevergoeding in natura (contactverbod)
De rechtbank zal het door de benadeelde partij gevorderde contactverbod afwijzen. Nu bij de voorwaarden bij de terbeschikkingstelling een contactverbod zal worden opgenomen heeft zij hier geen (zelfstandig) belang bij..
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 600,--.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 11.079,77 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2015, zijnde de datum van het handelen dat de schade heeft veroorzaakt.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 (impliciet subsidiair; poging doodslag) en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
  • de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
  • de ter beschikking gestelde pleegt geen strafbare feiten;
  • de ter beschikking gestelde zal zijn medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het landelijke opsporingsbeleid ten aanzien van TBS-gestelden;
  • de ter beschikking gestelde stelt zich onder toezicht van de reclassering en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden. Betrokkene zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering, zijn behandelaren en zijn begeleiders;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan het convenant tussen reclassering en politie, dat onder meer inhoudt dat hij onaangekondigd door de wijkagent gecontroleerd kan worden in zijn huis of omgeving;
  • de ter beschikking gestelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven, tenzij en voor zover hem dit in overleg met het Openbaar Ministerie en de reclassering wordt toegestaan;
  • de ter beschikking gestelde zal niet van adres wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering. Overnachtingen op een ander adres dan zijn vaste verblijfsadres, worden vooraf met de reclassering besproken.
  • de ter beschikking gestelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
  • de ter beschikking gestelde heeft op geen enkele wijze contact met het slachtoffer;
  • de ter beschikking gestelde verblijft op FPA Noord Holland Noord of soortgelijke instelling zulks ter beoordeling van de reclassering en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven, ook als dit inhoudt de inname van de hem door de behandelaren voorgeschreven medicatie op de voorgeschreven wijze en controle hierop;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan behandel- en begeleidingstrajecten betreffende resocialisatie en nazorg, overeenkomstig de te geven aanwijzingen door de reclassering. Ook als dit inhoudt begeleiding door poliklinische nazorg zulks ter beoordeling van de reclassering;
  • de ter beschikking gestelde laat zich na zijn klinische behandeling opnemen in een RIBW indien dit door de behandelaars en/of reclassering nodig wordt geacht en/of ambulant begeleiden in een door een door de reclassering goedgekeurde en geschikte woonplek;
  • de ter beschikking gestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
  • de ter beschikking gestelde geeft inzicht in zijn financiën en werkt desgewenst mee aan een financieel begeleidingstraject;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan de opbouw van een ondersteunend sociaal netwerk;
  • de ter beschikking gestelde geeft openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties. Hij verleent toestemming tot contactopname met een nieuwe relatie. Tevens verleent betrokkene, indien de reclassering dat nodig acht, inzicht in zijn telefoon, e-mail, sms en internetactiviteiten hieromtrent;
  • de ter beschikking gestelde onthoudt zich van middelengebruik en laat zich hierop controleren via urine- en blaascontroles. Bij een terugval in middelengebruik werkt hij, indien door de reclassering gewenst, mee aan (klinische) behandeling;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK vuurwapen kl: zwart
FN 1910 G4949126
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer], domicilie kiezende te Honselersdijk, te betalen een bedrag van
€ 11.079,77 (zegge: elfduizendnegenzeventig euro en zevenenzeventig cent), bestaande uit € 1.079,77 aan materiële schade en € 10.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 600,-- (zeshonderd euro), aan salaris voor de advocaat;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 11.079,77(hoofdsom,
zegge:
elfduizendnegenzeventig euro en zevenenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 11.079,77 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. M.A. van der Laan en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2016.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 04 augustus 2015 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een
persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg,
- terwijl hij een geladen pistool bij zich droeg naar het Verzamelgebouw
Zuid is toegegaan en daar die [slachtoffer] heeft opgewacht en/of
- onverhoeds en zonder voorafgaande aanleiding het pistool heeft gepakt en/of
- vervolgens meermalen met dat pistool van korte afstand op het
onder- en bovenlichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij
op of omstreeks 04 augustus 2015 te Rotterdam een of meer wapens van categorie
III, te weten een pistool van het merk FN [model 1910 & kaliber 7,65mm], en/of
munitie van categorie III, te weten 7 kogelpatronen [kaliber 7,65mm],
voorhanden heeft gehad;