ECLI:NL:RBROT:2016:297
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een boete opgelegd op grond van de Tabakswet en de vergoeding van proceskosten in bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf 1], eiseres, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder. Eiseres had een boete van € 600,- opgelegd gekregen wegens overtreding van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet. Dit primaire besluit werd op 2 december 2014 door verweerder ingetrokken. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 5 januari 2015, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard en het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar werd afgewezen.
Tijdens de zitting op 7 december 2015 is eiseres niet verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete door de intrekking van het primaire besluit is komen te vervallen, waardoor eiseres geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep met betrekking tot de boete. Eiseres betwistte echter de afwijzing van de proceskostenvergoeding in bezwaar, stellende dat de externe kosten in bezwaar door een derde zijn gemaakt.
De rechtbank oordeelde dat de kosten die eiseres in bezwaar heeft gemaakt niet kunnen worden aangemerkt als kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit oordeel is gebaseerd op de samenhang tussen eiseres en de derde partij die het bezwaarschrift heeft ingediend. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht heeft afgezien van het vergoeden van de proceskosten in bezwaar. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.