In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van een gemeente. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de toepassing van de kostendelersnorm op zijn uitkering, die per 1 juli 2015 was ingegaan. Het primaire besluit, genomen op 1 juni 2015, had de uitkering van eiser verlaagd op basis van zijn woonsituatie. Eiser betoogde dat hij huur betaalde en daarom niet onder de kostendelersnorm viel. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht de kostendelersnorm had toegepast, omdat eiser lagere algemeen noodzakelijke kosten had dan de norm voorziet, als gevolg van zijn woonsituatie. De rechtbank stelde vast dat eiser tot 1 december 2015 in een kamer woonde waarvoor hij een laag bedrag aan huur betaalde en dat hij geen andere woonlasten had. De rechtbank oordeelde dat de verweerder beleidsvrijheid had, maar dat de toepassing van de beleidsregels in dit geval niet in strijd was met de wet. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor het deel dat betrekking had op de bijstandsnorm en stelde deze vast op 45% van de gehuwdennorm. Tevens werd bepaald dat de verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiser moest vergoeden.