In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, heeft eiser [eiser 1] een kort geding aangespannen tegen Westerhoeve Vastgoed B.V. met als doel de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis te schorsen. Eiser stelt dat het vonnis niet rechtsgeldig aan hem is betekend en dat er juridische misslagen zijn begaan die de uitvoering van het vonnis onterecht maken. De voorzieningenrechter heeft de procedure op 10 mei 2016 behandeld, waarbij de relevante feiten en de procedurele gang van zaken zijn besproken. Eiser heeft in een eerdere bodemprocedure bij de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam een geschil gehad over de woning aan [adres]. De kantonrechter heeft in die procedure geoordeeld dat eiser tekort is geschoten in zijn verplichtingen, wat heeft geleid tot een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
Eiser heeft aangevoerd dat de betekening van het vonnis niet correct is uitgevoerd, omdat hij geen vaste woonplaats in Nederland heeft. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de woning van eiser als zijn werkelijke verblijfplaats kan worden aangemerkt, en dat de betekening op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Eiser heeft ook een bewijsaanbod gedaan, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat dit aanbod onvoldoende specifiek was en daarom niet in behandeling kon worden genomen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat Westerhoeve bevoegd is om het vonnis ten uitvoer te leggen, en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid of juridische misslagen die de uitvoering van het vonnis in de weg staan.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Westerhoeve zijn begroot op € 1.435,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 10 mei 2016.