ECLI:NL:RBROT:2016:3524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
C/10/497257 / KG ZA 16-284
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over nalatenschap en bewindvoering

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, hebben eisers, bestaande uit twee natuurlijke personen en een besloten vennootschap, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die als bewindvoerders optreden over de goederen van een onder bewind gestelde persoon. De zaak betreft de uitvoering van een eerder vonnis van de rechtbank Arnhem uit 2003, waarin gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van een geldsom aan eisers. Eisers stellen dat zij aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan, terwijl gedaagden van mening zijn dat de executie van het vonnis nog steeds mogelijk is. De rechtbank heeft op 20 april 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de executie van het vonnis van 2003 voorlopig is geschorst totdat in een bodemprocedure de verdeling van de nalatenschap van de erflaatster is vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat er voldoende aanleiding is om de executie te schorsen, gezien de complexiteit van de erfgenamenverhoudingen en de noodzaak om de rechtsgeldigheid van eerdere rechtshandelingen te onderzoeken. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet voldoen aan de hoofdveroordeling. De proceskosten zijn voor gedaagden, die grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/497257 / KG ZA 16-284
Vonnis in kort geding van 20 april 2016
in de zaak van

1.[eiser1] ,

2.
[eiser2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser3],
statutair gevestigd te Vlaardingen,
kantoorhoudende te Schiedam,
eisers,
advocaat mr. M.A.D. Bol te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde1] ,

2.
[gedaagde2],
beiden wonende te [woonplaats2] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.B. van Rij te Rotterdam.
Partijen zullen hierna - in mannelijk enkelvoud - aangeduid worden als [eisers] en [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 16 maart 2016, met producties 1 tot en met 42
  • productie 43 van [eisers]
  • producties 1 tot en met 8 van [gedaagden]
  • de mondelinge behandeling op 6 april 2016
  • de pleitnota van [eisers]
  • de pleitnota van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Geruime tijd geleden is overleden mevrouw [persoon1] (hierna: erflaatster). Als erfgenamen heeft zij haar acht kinderen nagelaten, onder wie eiser sub 1 en de moeder van [gedaagden] , [persoon2] . [persoon2] staat sinds 18 mei 2007 onder bewind van [gedaagden] Gedaagde sub 2 heeft recent aan de kantonrechter verzocht om haar bewindvoerderschap vanwege gezondheidsredenen te mogen beëindigen. Eiseres sub 2 is gehuwd met eiser sub 1. Eiseres sub 3 is als vennootschap van eiser sub 1 in het geschil betrokken.
2.2.
Tussen alle of meerdere kinderen van erflaatster bestaat dan wel bestond geschil over, kort gezegd, de juridische en financiële (feitelijke) afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. In dat verband hebben tussen hen en ook (een) derde(n) doelbewust overdracht van de eigendom van diverse onroerende zaken, overdracht van vorderingsrechten en schuldigerkenningen plaatsgevonden teneinde fiscaal en anderszins voordeel te behalen, zijn machtigingen afgegeven, gerechtelijke en arbitrale procedures gevoerd en (minnelijke) overeenkomsten en kennelijk ook akten gesloten. Feitelijk was bedoeld een constructie op te zetten waarmee beoogd was te bewerkstelligen dat één van de zussen Poot gedwongen van een in de nalatenschap vallende onroerende zaak aan de Polderweg te Schiedam zou vertrekken, zulks ten behoeve van eiser sub 1 (aan wie dan alle onroerende zaken vallend in de nalatenschap konden worden toebedeeld onder uitkering aan de overige erfgenamen van hun erfdeel daarin).
2.3.
Eén van die procedures betreft een tussen o.a. [persoon2] en de stichting Stichting Linux Chess (hierna: Linux Chess) als eisende partijen enerzijds en [eisers] als gedaagde partij anderzijds gevoerde bodemprocedure voor de rechtbank Arnhem die (doelbewust) heeft geleid tot een verstekvonnis d.d. 13 augustus 2003 (zaak-/rolnummer 102231 / HA ZA 03-1196) (hierna ook kortweg: het vonnis) (productie 8 van [eisers] ). Het vonnis is op 28 augustus 2003 aan [eisers] betekend.
2.4.
De rechtbank Arnhem heeft in het vonnis het volgende beslist:
“De rechtbank
veroordeelt gedaagden, met dien verstande dat indien en voor zover de een betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijke kwijting aan eisers te betalen
- de somma van € 550.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente als gevorderd,
- de buitengerechtelijke kosten ad € 4.448,--, vermeerderd met de wettelijke rente als gevorderd,
veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot deze uitspraak aan de zijde van eisers begroot op € 6.155,20,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar hij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.”
2.5.
De activiteiten van Linux Chess zagen, kennelijk, volgens haar statuten op het verrichten van onderzoek op het gebied van computerschaak en andere vormen van kunstmatige intelligentie; feitelijk is de oprichting van deze stichting ingegeven door de tussen broers en zusters Poot ontstane erfrechtelijke problematiek ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster.
2.6.
[persoon2] , Linux Chess en de andere eisers bij het vonnis hebben meermalen, in elk geval op 19 november 2003 en 21 januari 2004, uit hoofde van het vonnis executoriaal beslag doen leggen op (een deel van) aan eiser sub 1 (feitelijk) toebehorende onroerende zaken, zijnde een weiland, een weg, een garage, loodsen en 2 huizen, gelegen aan de Polderweg 96-104 te 3125 KE Schiedam. Voorts hebben zij meermalen, in elk geval op 23 februari 2007 respectievelijk 1 maart 2007, ten laste van [eisers] uit hoofde van het vonnis executoriaal derdenbeslag doen leggen, onder de Stichting Beheer derdengelden Schaap en Partners respectievelijk Stichting Beheer derdengelden Bol & Van Voskuilen Advocaten. (Een deel van) deze beslagen is/zijn op 20 en 21 december 2007 opgeheven, althans geldt dat deze niet geldig zijn gelegd omdat de beslagexploten niet zijn overbetekend, althans hebben de beslagen deels geen doel getroffen.
2.7.
Bij exploot van 3 september 2015 heeft [gedaagden] in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [persoon2] aangekondigd ten laste van [eisers] uit hoofde van het vonnis van 13 augustus 2003 executiemaatregelen te willen treffen. Het bevel is gedaan voor een vordering van per saldo € 320.385,68 p.m. Ter zitting heeft [gedaagden] verklaard de aangekondigde executie feitelijk op te schorten tot onderhavige uitspraak.
2.8.
Linux Chess is met ingang van 7 maart 2008 ontbonden en verkeert in liquidatie.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat, [gedaagden] te verbieden om ten laste van [eisers] welke executiemaatregelen dan ook te (doen laten) nemen, het leggen van executoria(a)l(e) beslag(en) daaronder begrepen, al dan niet door het daartoe opdracht geven aan een gerechtsdeurwaarder uit hoofde van het vonnis van 13 augustus 2003 van de rechtbank Arnhem (zaaknummer 102231 / HA ZA 03-
1196), zulks op straffe van een na betekening van dit vonnis te verbeuren dwangsom van
€ 500.000,00, althans zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren, alsmede [gedaagden] te veroordelen hoofdelijk, des dat de ene betalende, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Aanvulling van eis

4.1.
Ter zitting heeft [eisers] een pleitnota tevens akte aanvulling eis overgelegd. [eisers] vraagt daarin subsidiair - als het mindere van het oorspronkelijk en, na toelating van de aanvulling van eis, primair gevraagde executieverbod - de executie te schorsen totdat in een bodemprocedure is beslist op de vraag of [gedaagden] aan het vonnis van 13 augustus 2003 nog rechten kan ontlenen.
4.2.
Nu [gedaagden] tegen deze aanvulling van eis geen bezwaar heeft gemaakt, ziet de voorzieningenrechter, mede gelet op de eisen gesteld in de wet en het in artikel 11.1 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken civiel/familie bepaalde, ruimte om [eisers] te ontvangen in deze aanvullende subsidiaire eis, gelet op de beperkte omvang daarvan en nu deze eis kan worden aangemerkt als het mindere van het oorspronkelijk meer gevorderde. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] hierdoor in zijn procesbelangen is geschaad.
4.3.
De vordering van [eisers] komt mitsdien na de toegelaten aanvulling van eis als volgt te luiden:
[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat, om:
primair
[gedaagden] te verbieden om ten laste van [eisers] welke executiemaatregelen dan ook te (doen laten) nemen, het leggen van executoria(a)l(e) beslag(en) daaronder begrepen, al dan niet door het daartoe opdracht geven aan een gerechtsdeurwaarder uit hoofde van het vonnis van 13 augustus 2003 van de rechtbank Arnhem (zaaknummer 102231 / HA ZA 03-1196), en
subsidiair
de executie van het vonnis van 13 augustus 2003 te schorsen totdat in een bodemprocedure is beslist op de vraag of [gedaagden] aan dat vonnis nog rechten kan ontlenen,
zulks op straffe van een na betekening van dit vonnis te verbeuren dwangsom van € 500.000,00, althans zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren,
alsmede [gedaagden] te veroordelen hoofdelijk, des dat de ene betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure.
Spoedeisend belang
4.4.
Het spoedeisend belang van [eisers] bij zijn vordering volgt reeds uit de aard van die vordering. De stelling van [gedaagden] dat de spoedeisendheid betwijfeld kan worden omdat hij nog niet daadwerkelijk tot het treffen van incasso- en executiemaatregelen is overgegaan baat hem niet. Immers, dat daartoe, gelet op de inhoud van het in het exploot van 3 september 2015 gegeven bevel (productie 1a van [eisers] ), de dreigende mogelijkheid bestaat is voldoende voor het aannemen van een dergelijk belang bij [eisers]
Inhoudelijk
4.5.
Uitgangspunt in de onderhavige beoordeling is dat ( [gedaagden] voor) [persoon2] op basis van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde en onherroepelijk geworden verstekvonnis van 13 augustus 2003 jegens [eisers] over een executoriale titel beschikt om tot inning van het aan [persoon2] toekomende geldbedrag over te gaan, indien [eisers] niet aan de veroordeling tot voldoening van dat bedrag voldoet. In dat verband heeft (o.a.) [persoon2] reeds eerder executoriale (derden-) beslagen doen leggen ten laste van [eisers] (welke eerdere beslagen kennelijk alle inmiddels zijn opgeheven dan wel vervallen) en dreigen [gedaagden] thans op basis van dat vonnis verdere executiemaatregelen te nemen.
4.6.
Dit kort geding betreft geen ‘standaard’ executiegeschil ex artikel 438 Rv in de zin dat centraal staat de vraag of sprake is van een juridische of feitelijke misslag in het vonnis of van een na het vonnis ontstane noodtoestand aan de zijde van [eisers] , waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging van dat vonnis niet kan worden aanvaard. De kernvraag die in de onderhavige procedure beantwoord moet worden is of aannemelijk is dat [eisers] (al) voldaan heeft aan de vordering die [persoon2] in de visie van [gedaagden] op hem stelt te hebben.
4.7.
[eisers] stelt in dat verband dat [persoon2] haar vordering op hem heeft overgedragen aan Linux Chess, dat hij deze vordering bevrijdend aan Linux Chess heeft voldaan en dat hij daarmee gekweten is. Ten bewijze van de feitelijkheid en de rechtsgeldigheid van bedoelde overdracht van de vordering aan Linux Chess heeft [eisers] verschillende producties overgelegd. [eisers] verwijst onder meer naar de volgende producties en licht als volgt toe hetgeen in zijn visie uit deze producties kan worden afgeleid:
productie 2 - de procesovereenkomst d.d. 4 maart 1998, die ertoe strekt dat een verdeling van de nalatenschap van erflaatster wordt bereikt die 7 van de 8 erfgenamen goeddunkt, inclusief volmacht;
productie 43 - de overeenkomst tot contractsovername/cessie d.d. 2 juni 2003, waaruit blijkt dat [persoon2] haar vorderingsrechten aan Linux Chess heeft overgedragen;
productie 12 - de overeenkomst d.d. 22/23 december 2004, waaruit blijkt dat Linux Chess de partij is aan wie [eisers] geld verschuldigd is;
productie 19 - de vaststellingsovereenkomst d.d. 23 mei 2006 die M. Poot namens zijn zuster [persoon2] heeft ondertekend, kennelijk krachtens de in de procesovereenkomst opgenomen volmacht, en waaruit blijkt [persoon2] haar rechten jegens [eisers] ter incasso heeft overgedragen aan Linux Chess; en
productie 28b - de beschikking d.d. 18 mei 2007 waarin de kantonrechter een bewind heeft ingesteld over het vermogen van [persoon2] en waarbij gedaagden sub 1 en 2 tot bewindvoerders zijn benoemd.
De executiebevoegdheid van [gedaagden] jegens [eisers] op grond van het vonnis is, na de opheffing van de ten laste van [eisers] eerder gelegde beslagen (omdat de vordering uit hoofde van het vonnis geheel door [eisers] was voldaan), komen te vervallen. De executie is mitsdien voltooid, hetgeen aanleiding geeft voor toewijzing van het primair gevraagde verbod, althans de subsidiair gevraagde schorsing van de executie, aldus [eisers]
4.8.
[gedaagden] stelt daartegenover dat van een voltooide executie geen sprake is. De gestelde overdracht van de uit hoofde van het vonnis bestaande deelvordering van [persoon2] op [eisers] heeft nimmer rechtsgeldig plaatsgehad. Vanwege de geestestoestand van [persoon2] was zij niet bekwaam om te handelen en heeft zij niet de gevolgen overzien van het tekenen van de verschillende overeenkomsten en machtigingen waarop [eisers] een beroep doet. Mogelijke betaling aan Linux Chess heeft dus niet tot bevrijdende betaling van [eisers] jegens [persoon2] geleid. De ingevolge het vonnis nog immer openstaande vordering van [persoon2] op [eisers] van minimaal € 80.000,00 dient [eisers] nog steeds aan [persoon2] te voldoen, aldus [gedaagden]
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.10.
Op het eerste gezicht is niet zonder meer aannemelijk te achten dat [persoon2] handelingsonbekwaam was om de rechtshandelingen te verrichten die hebben geleid tot de op basis van de door [eisers] aangehaalde producties wel aannemelijk geworden overdracht van haar vordering op [eisers] aan Linux Chess.
4.11.
De voorzieningenrechter is tot dit voorlopig oordeel gekomen zonder daarbij alle in dit kort geding overgelegde overeenkomsten en machtigingen die in het kader van de (feitelijke) afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster sinds 1998 tussen deze en de verder niet in deze procedure betrokken belanghebbende partijen zijn geconcipieerd diepgaand op rechtsgeldigheid en inhoud te beoordelen. Immers, om op dit punt tot een eenduidig oordeel te kunnen komen is bewijslevering nodig, waarvoor dit kort geding, gelet op de reikwijdte daarvan, zich niet leent, zulks mede gelet op de omstandigheid dat in deze kwestie met erfrechtelijke achtergrond meer partijen betrokken zijn dan alleen [eisers] en [gedaagden]
Verder is van doorslaggevend belang dat gesteld noch gebleken is dat door of namens [persoon2] de nietigheid of vernietigbaarheid van de diverse rechtshandelingen die relevant zijn geweest voor de overdracht van bedoelde vordering van zekere omvang aan Linux Chess is ingeroepen. Het ontbreken van een handtekening van [persoon2] dan wel [gedaagden] onder de regeling getroffen tijdens de zitting in kort geding gehouden bij de rechtbank Arnhem op 14 november 2007 (productie 38 van [eisers] ) doet wellicht vermoeden dat de wijze waarop de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster beoogd was bereikt te worden en de handhaving van de positie van [persoon2] daarin niet de schoonheidsprijs verdient, doch dit is onvoldoende om thans te concluderen dat de rechtsgeldigheid aan de door of namens [persoon2] getekende - eerdere - relevante overeenkomsten en machtigingen is komen te vervallen, zoals [gedaagden] stelt. In die situatie moet mitsdien ernstig betwijfeld worden of een bodemrechter de stelling van [gedaagden] dat [persoon2] niet gebonden is aan één of meer rechtshandelingen die ertoe hebben geleid dat Linux Chess jegens [eisers] vorderingsgerechtigd is geworden zal honoreren. De voorzieningenrechter zal het er daarom vooralsnog voor houden dat [persoon2] aan deze rechtshandelingen gebonden is en dat [eisers] bevrijdend aan Linux Chess heeft kunnen betalen.
4.12.
Bovendien geldt dat de omstandigheid dat vermogen van [persoon2] sinds 18 mei 2007 onder bewind van haar kinderen is gesteld geen handelingsonbekwaamheid als bedoeld in artikel 3:32 BW met zich brengt. Een situatie van handelingsonbekwaamheid zou zich enkel kunnen voordoen in het geval dat (de meerderjarige) [persoon2] onder curatele zou zijn gesteld, hetgeen, anders dan bij bewind, voor derden kenbaar is na raadpleging van het curateleregister. Dat een mogelijke ondercuratelestelling van [persoon2] aan de orde is geweest blijkt wel uit productie 5 van [gedaagden] ; evenwel is niet gebleken dat een verzoek daartoe daadwerkelijk is ingediend bij de bevoegde kantonrechter en is toegewezen. Een onderbewindstelling kan hooguit de consequentie hebben dat een bewindvoerder een door de onder bewind gestelde verrichte rechtshandeling vernietigt, maar daartoe zijn de bewindvoerders, zoals hiervoor reeds is overwogen, kennelijk niet overgegaan. De hiervoor besproken producties, behoudens productie 38, dateren ook van een datum van vóór de onderbewindstelling. In de periode van vóór 18 mei 2007 kan [persoon2] in beginsel handelingsbekwaam worden geacht. Indien en voor zover [gedaagden] op dit punt een andere mening is toegedaan (hetgeen onder meer wel blijkt uit het beroep dat hij doet op de als enige van de hiervoor genoemde producties na de onderbewindstelling getroffen regeling, zie productie 38 van [eisers] ) had het als eerste op zijn weg gelegen om dit met (meer) voldoende (relevante) stukken onderbouwd aannemelijk te maken. Dit heeft hij evenwel nagelaten. Voorts gold op al deze momenten het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) nog niet. In dat arrest wordt antwoord gegeven op prejudiciële vragen over de positie van de beschermingsbewindvoerder in civiele procedures.
4.13.
Hoewel in dit kort geding de vraag of [eisers] uit hoofde van het vonnis bevrijdend heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan Linux Chess van in elk geval de vordering van [persoon2] niet ter beoordeling voorligt, kan de voorzieningenrechter voorshands wel constateren dat [persoon2] , althans [gedaagden] , in beginsel geen recht meer heeft om uit hoofde van het vonnis van 13 augustus 2003 jegens [eisers] tot executie over te gaan. De voorzieningenrechter heeft daarbij van belang geacht de uit de door beide partijen overgelegde producties blijkende feitelijk verrichte betalingen door [eisers] (aan Linux Chess dan wel de storting(en) op derdengeldrekeningen van de (destijds) betrokken raadslieden) en de niet betwiste eerdere opheffing van de beslagen omdat [eisers] de vordering uit het vonnis van 13 augustus 2003 geheel zou hebben voldaan. Dit kan slechts anders liggen als in rechte zou worden vastgesteld, zoals [gedaagden] betoogt, dat [persoon2] niet aan de verschillende overeenkomsten en machtigingen gebonden is. In dat geval rijst de vraag op welk bedrag [persoon2] aanspraak zou kunnen maken: het in de vaststellingsovereenkomst d.d. 23 mei 2006 en ook ter zitting nog genoemde bedrag van (minimaal) € 80.000,00 of het in het exploot van 3 september 2015 genoemde resterende vorderingsbedrag van € 320.385,68 p.m. In die omstandigheden strekt het te ver om het primair gevraagde algehele executieverbod voor derhalve het in het vonnis toegewezen gehele bedrag van € 550.000,00, vermeerderd met rente en kosten, toe te wijzen. Wel bestaat voldoende aanleiding om in de verhouding tussen partijen de subsidiair gevraagde tijdelijke schorsing van de executie toe te wijzen totdat in een aanhangig te maken bodemprocedure (de wijze van) de verdeling van de nalatenschap van erflaatster is bepaald en daarmee de omvang van de vorderingsrechten van de respectieve erfgenamen op welke (rechts-)personen in rechte komt vast te staan. De voorzieningenrechter acht het redelijk om per door [gedaagden] begane overtreding met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 augustus 2003 ingevolge het exploot van 3 september 2015 een beperkte en gemaximeerde dwangsom op te leggen.
4.14.
Een belangenafweging tussen partijen leidt niet tot een ander oordeel. Dit geldt ook nu wel aannemelijk is geworden dat in de onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen bij de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder wellicht steken zijn gevallen.
Proceskosten
4.15.
[gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,08
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.529,08

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 augustus 2003, voor zover het de rechtsverhouding tussen [gedaagden] namens [persoon2] en [eisers] betreft, zulks totdat in een aanhangig te maken bodemprocedure (de wijze van) de verdeling van de nalatenschap van erflaatster is bepaald,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om, na betekening van dit vonnis, aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 25.000,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 150.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.529,08,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2016.1734/2009