In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 9 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die de voorlopige voogdij uitoefent over de minderjarige [voornaam minderjarige]. Het verzoek betreft de nalatenschap van Jeevan Jyoti Bathal, die op 27 januari 2015 is overleden. De vrouw is om het leven gebracht door haar echtgenoot, de vader van de minderjarige. De nalatenschap is door de man verworpen, terwijl de minderjarige deze beneficiair heeft aanvaard. De gemeenschap van goederen tussen de man en de vrouw is ontbonden door het overlijden van de vrouw, en de minderjarige is deelgenoot in deze ontbonden gemeenschap.
De verzoekster vraagt om machtiging op basis van artikel 1:345 BW om een verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen overeen te komen, en om de opheffing van de vereffening ex artikel 4:209 lid 1 BW. De kantonrechter heeft de machtiging verleend en de vereffening opgeheven, omdat de nalatenschap een geringe waarde aan baten heeft en de kosten van een wettelijke vereffening de negatieve boedel onevenredig zwaar belasten. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de publicatieplicht kan vervallen, aangezien de schuldeisers voldoende bekend zijn en de financiële situatie van de nalatenschap via internet kan worden gecommuniceerd.
De reeds gemaakte vereffeningskosten zijn vastgesteld op € 2.345,66, welke kosten ten laste van de boedel worden gebracht. De beschikking is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, kantonrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.