ECLI:NL:RBROT:2016:3786

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
20 mei 2016
Zaaknummer
C/10/478130 / HA ZA 15-691
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bunkers en de vraag naar de (maritime lien) op het schip Piltene

In deze zaak vordert V Marine Fuels B.V. betaling van bunkers die zijn geleverd aan het zeeschip 'Piltene', dat eigendom is van Skrunda Navigation Inc. en tijdbevracht door Koch Shipping Inc. V Marine stelt dat er een koopovereenkomst is tot stand gekomen en dat Skrunda en Koch (mede) debiteur zijn. De rechtbank oordeelt dat de vordering van V Marine niet verhaalbaar is op het schip, omdat de bestelling van de bunkers niet door de eigenaar of een gemachtigde is gedaan. De rechtbank concludeert dat OW Bunker (Netherlands) B.V. niet bevoegd was om Skrunda te binden, waardoor er geen 'maritime lien' is gevestigd. De vorderingen van V Marine worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderen Skrunda en Koch schadevergoeding voor het onterecht gelegde beslag op het schip, wat door de rechtbank wordt toegewezen, met de schade op te maken bij staat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/478130 / HA ZA 15-691
Vonnis van 4 mei 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
V-MARINE FUELS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam,
tegen
1. de vennootschap en/of rechtspersoon naar buitenlands recht
SKRUNDA NAVIGATION INC.,
gevestigd te Majuro, Marshalleilanden,
2. de vennootschap en/of rechtspersoon naar buitenlands recht
KOCH SHIPPING INC,
gevestigd te Wichita, Kansas, Verenigde Staten,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna V Marine, Skrunda en Koch genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 21 oktober 2015 waarbij de comparitie van partijen is bepaald;
  • de brief van de rechtbank van 25 november 2015 met de zittingsagenda;
  • de brief namens Skrunda en Koch van 23 december 2015;
  • de akte vermeerdering van eis in conventie met producties, de akte overlegging producties, de akte ten behoeve van de comparitie van partijen en de conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van V Marine;
  • de brief van mr. Van Leeuwen van 24 december 2015;
  • de brief van mr. Van Leeuwen van 4 januari 2016 met productie;
  • het proces-verbaal van comparitie van 6 januari 2016 met de ter zitting namens V Marine overgelegde ‘legal opinion’ en de ter zitting namens Skrunda en Koch overgelegde productie G-7;
  • het faxbericht van mr. Van Leeuwen van 19 januari 2016 met een opmerking over het proces-verbaal;
  • het faxbericht van mr. Verhoeven van 20 januari 2016 met een opmerking over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De activiteiten van V Marine bestaan onder meer uit het leveren van brandstoffen aan zeeschepen. Skrunda is eigenaar van het onder de vlag van de Marshalleilanden varende zeeschip “Piltene” (hierna ook: het schip). Koch heeft (of had in ieder geval in oktober 2014) de Piltene in tijdbevrachting.
2.2.
Koch heeft op 1 oktober 2014 bunkers gekocht voor de Piltene bij OW Bunker (Switzerland) SA (hierna: OWBZ).
2.3.
Op 1 oktober 2014 heeft OW Bunker ARA Trading (handelsnaam van OW Bunker (Netherlands) B.V., hierna: OWBNL) bij V Marine bunkers besteld voor aflevering aan de Piltene. De door V Marine aan OWBNL verzonden ‘confirmation’ vermeldt als koper:
“BUYER AND/OR MASTER AND/OR OWNER AND/OR MANAGING OWNERS AND/OR OPERATOR AND/OR CHARTERERS OF MV “PILTENE” AND/OR OWBNL ARA TRADING”.
en verklaart de NOVE-condities toepasselijk.
2.4.
V Marine heeft op 7 en 8 oktober 2014 bunkers geleverd aan de Piltene. Daarbij is op 7 oktober 2014 door de ‘master/chief engineer’ van de Piltene een ‘bunker requisition form’ ondertekend en van een stempel van het schip voorzien (productie E5a). Dit formulier bevat, voor zover relevant, onder meer de volgende tekst:
“The undersigned Master/Chief Engineer of ms Piltene (…) request the delivery of bunkeroils as per specification stated for use as bunkers onboard to enable the vessel to continue her voyage.
Fueloil; 260 mt 380 LSFO (…)
I have taken every precaution required by the local authorities to prevent spillage of mineral oils. (…)
I have been invited to witness the tankdipping of the barge before delivery and I shall also attend to the tankdipping of the barge upon completion of the delivery.
Barge figures are final and binding. Sampling will be done at the flange of the bunkerbarge. (…)
The quality of the product complies with MARPOL regulations Annex VI 14(1) and 18(1). Tamperproof automatic continuous dripsampling will be done onboard of your vessel. In agreement with MARPOL annex VI regulations,
adequate equipment must be provided by the receiver. A safe gangway must be lowered to allow for regular controls onboard of your vessel by the bargecrew during the delivery/sampling period.”
Het ‘bunker requisition form’ van 8 oktober 2014 (productie E5b) is ondertekend noch gestempeld.
2.5.
OWBZ heeft de geleverde bunkers bij factuur van 7 oktober 2014 ad $ 394.739,59 bij Koch in rekening gebracht. Koch heeft deze factuur op 31 oktober 2014 voldaan.
2.6.
V Marine heeft op 10 oktober 2014 een factuur van $ 393.550,60 verzonden aan OWBNL voor de geleverde bunkers. Deze factuur is onbetaald gebleven.
2.7.
OWBNL is op 21 november 2014 in staat van faillissement verklaard. V Marine heeft haar vordering op OWBNL ingediend in het faillissement. De vordering is geplaatst op de lijst van voorlopig erkende concurrente crediteuren.
2.8.
V Marine heeft op 20 februari 2015 te Rotterdam beslag doen leggen op de Piltene. Het beslag is op 24 februari 2015 opgeheven tegen het stellen van een garantie door ING Bank op instructie en voor rekening van Koch.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
V Marine vordert – na vermeerdering van eis – dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
voor recht verklaart dat V Marine een opeisbare vordering heeft op OWBNL en/of Koch en/of Skrunda ter hoogte van $ 393.550,60, te vermeerderen met de contractuele rente van 2% per maand althans de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW althans ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 6 november 2014 tot en met de dag der algehele voldoening;
Koch en/of Skrunda veroordeelt tot betaling van voornoemde vordering;
voor recht verklaart dat voornoemde vordering verhaalbaar is op de Piltene;
Koch en/of Skrunda veroordeelt tot betaling van $ 750 per kwartaal (drie maanden) vanaf 22 oktober 2015 tot en met de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW althans ex artikel 6:119 BW over ieder kwartaalbedrag ad $ 750 vanaf datum van debitering;
Koch en/of Skrunda veroordeelt tot betaling van i) de buitengerechtelijke kosten waaronder een bedrag van € 1.025,89 voor het beslag; ii) de kosten van dit geding; alsmede iii) de nakosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf tien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis.
3.2.
Aan deze vorderingen legt V Marine – samengevat – de volgende stellingen ten grondslag:
  • er is een koopovereenkomst tot stand gekomen waarbij V Marine bunkers heeft verkocht en geleverd aan de Piltene;
  • in de ‘bunker requisition forms’ is de bestelling nog eens door en/of namens de Piltene bevestigd. De bunkers zijn bovendien door de Piltene in ontvangst genomen en vervolgens verbruikt.
  • ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst was de Piltene in tijdbevrachting bij Koch. Debiteur van de vordering van V Marine voor de geleverde bunkers is derhalve Skrunda en/of Koch en/of OWBNL. V Marine heeft haar factuur om die reden verzonden aan “Master and/or Owner and/or Managing Owners and/or Operators and/or Charterers and/or Buyers of MV “Piltene” and OW Bunker ARA Trading”. Die factuur is tot op heden onbetaald gebleven;
  • de vordering van V Marine is verhaalbaar op de Piltene;
  • ingevolge artikel 10:160 BW is een vordering verhaalbaar op een schip indien dit naar zowel (i) het recht van de vordering (lex causae) als (ii) het recht van de vlag (lex registrationis) mogelijk is;
  • artikel 16.1 NOVE-condities bepaalt dat de vraag of een verhaalsrecht op het schip bestaat naar het federale recht van de Verenigde Staten dient te worden beantwoord;
  • volgens het federale recht van de Verenigde Staten bestaat er voor bunkerleveranties aan een schip een ‘maritime lien’. Dat betekent dat de vordering, ongeacht de debiteur van de vordering, verhaalbaar is op het schip;
  • ook naar het recht van de Marshalleilanden is de vordering van V Marine verhaalbaar op de Piltene;
  • op grond van de factuur geldt dat bij te late betaling rente ad 2% per maand verschuldigd is;
  • V Marine heeft onder protest zekerheid gesteld voor de vordering van Skrunda en Koch in de vorm van een bankgarantie voor het bedrag van $ 54.000. De kosten die de bank rekent voor het stellen van een bankgarantie bedragen $750 per kwartaal.
3.3.
Skrunda en Koch voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van V Marine met veroordeling van V Marine, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten. Skrunda en Koch betwisten dat zij debiteur zijn onder de door V Marine gestelde koopovereenkomst. V Marine heeft alleen met OWBNL gecontracteerd. Nadien verrichte eenzijdige handelingen van V Marine (bijvoorbeeld het vermelden van allerlei andere partijen als “en/of” in haar bevestigingen of facturen of het laten ondertekenen van een ‘bunker requisition form’ door een bemanningslid) kunnen partijen bij een bestaand contract niet vervangen of daaraan partijen toevoegen. V Marine probeert een recht van verhaal op het schip te construeren. Naar Nederlands recht bestaat een dergelijk verhaalsrecht niet. Voor het toepassen van Amerikaans recht tussen partijen die geen overeenkomst hebben gesloten, met betrekking tot een levering in Rotterdam, is geen aanleiding en bovendien is er naar Amerikaans recht geen sprake van een verhaalsrecht ter zake van een vordering van een voor-leverancier als V Marine die nooit zaken heeft gedaan, of gedacht heeft zaken te doen, met enige partij die direct betrokken was bij het schip (zoals een bevrachter, een agent, beheerder of de reder). V Marine heeft gecontracteerd met OWBNL waarvan zij wist dat het een handelaar in brandstoffen was, niet een vertegenwoordiger of agent van enig specifiek schip, laat staan de Piltene.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Skrunda en Koch vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, V Marine zal veroordelen aan Skrunda en Koch te betalen de schade veroorzaakt door het beslag gelegd op 20 februari 2015, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van V Marine in de proceskosten.
3.6.
V Marine voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van Skrunda en Koch en tot veroordeling van Skrunda en Koch, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van de kosten van dit geding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf tien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Er is sprake van een internationaal geval, omdat Skrunda is gevestigd op de Marshalleilanden en Koch in de Verenigde Staten terwijl V Marine in Nederland is gevestigd en de bunkers in Nederland aan de Piltene zijn geleverd, respectievelijk op het schip in Nederland beslag is gelegd.
4.2.
V Marine heeft onbetwist gesteld dat partijen zijn overeengekomen dat de Rotterdamse rechtbank rechtsmacht heeft. Daarom gaat de rechtbank er vanuit dat tussen partijen sprake is van een uitdrukkelijke forumkeuze als bedoeld in artikel 25 van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2012, L 351 (EEX-II-Vo).
Ingevolge artikel 4 EEX-II-Vo is in Nederland rechtsmacht gegeven ten aanzien van de vordering in reconventie.
4.3.
De bij dagvaarding door V Marine gestelde grondslagen onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking zijn tijdens de comparitie van partijen door V Marine ingetrokken.
4.4.
V Marine grondt haar vordering op de koopovereenkomst. Het toepasselijk recht wordt bepaald aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I).
Het betreft een (ver)koopovereenkomst van roerende zaken en verkoper, V Marine, heeft haar gewone verblijfplaats in Nederland zodat op grond van artikel 4 lid 1 aanhef en onder a) Rome I Nederlands recht van toepassing is. Vervolgens rijst de vraag of op de koopovereenkomst een aanvullende rechtskeuze voor het federale recht van de Verenigde Staten van toepassing is.
Voor zover V Marine stelt dat zij – los van een koopovereenkomst met het schip en/of Koch en/of Skrunda – een verhaalsrecht (‘lien’) op het schip heeft wordt het toepasselijk recht aangewezen door artikel 10:160 BW.
4.5.
De vordering in reconventie is gegrond op de stelling dat het beslag op de Piltene in Rotterdam een onrechtmatige daad oplevert.
Het toepasselijk recht wordt bepaald aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (hierna: Rome II). Ingevolge de hoofdregel van artikel 4, lid 1 Rome II is van toepassing het recht van het land waar de schade zich voordoet. Dat is in dit geval Nederland. Daarom is Nederlands recht van toepassing.
voorts in conventie
4.6.
V Marine vordert een verklaring voor recht dat zij een opeisbare vordering heeft op onder meer OWBNL. VM heeft echter OWBNL niet in deze procedure betrokken, zodat dat deel van de vordering niet kan worden toegewezen.
Zijn Skrunda en Koch (mede) debiteur onder de koopovereenkomst?
4.7.
V Marine grondt haar vordering op de koopovereenkomst. Skrunda en Koch betwisten dat zij partij zijn bij de koopovereenkomst zodat allereerst de vraag dient te worden beantwoord of Skrunda en Koch (mede) debiteur zijn onder de koopovereenkomst.
4.8.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.
4.9.
De maatstaf voor de beantwoording van de vraag of Skrunda en/of Koch in dit geval al dan niet als wederpartij(en) van V Marine moet(en) worden aangemerkt ontleent de rechtbank aan de in artikel 3:33 BW en artikel 3:35 BW bepaalde wils-vertrouwensleer en aan de volgende arresten van de Hoge Raad:
HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877, NJ 1977, 521 (Kribbebijter): “dat het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam - dat wil zeggen als wederpartij van die ander - is opgetreden, afhangt van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden; dat een bevestigend antwoord op deze vraag, die van feitelijke aard is, niet wordt uitgesloten door de omstandigheid dat die ander wist dat degene met wie hij handelde, dit ten behoeve van een opdrachtgever deed;”
HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9284 (Wiggers/Makelaardij Sneek) rov. 3.3.1: “Het antwoord op de vraag of met elkaar onderhandelende partijen een overeenkomst hebben gesloten, is ervan afhankelijk wat zij jegens elkaar hebben verklaard, en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen behoort de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden.”.
HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 (Tulip) rov. 3.4.3: “Die vraag dient beantwoord te worden aan de hand van hetgeen de betrokkenen [..] jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden [..]. De vraag op welke wijze [de aangesproken partij] zich daarna tegenover derden heeft gepresenteerd is vooral van belang voor de vraag naar gebondenheid jegens die derden en is voor het onderhavige geschilpunt hooguit van zijdelingse betekenis.”.
4.10.
Uit artikel 150 Rv vloeit voort dat stelplicht en – bij voldoende betwisting – bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de Skrunda en Koch (mede) debiteur zijn onder de koopovereenkomst rust op V Marine.
4.11.
Ten aanzien van de gebondenheid van Koch heeft V Marine gesteld dat zowel de ‘customer confirmation’ als de factuur nadrukkelijk ook de tijdbevrachter – Koch – noemen als wederpartij van V Marine. Bovendien is de bestelling door en/of namens de Piltene onder tijdbevrachting van Koch bevestigd in de ‘bunker requisition forms’. Daarmee is Koch (mede) debiteur onder de koopovereenkomst, aldus V Marine. Ten aanzien van Skrunda heeft V Marine gesteld dat de ‘bunker requisition forms’ op 7 en 8 oktober 2014 zijn ondertekend door de ‘master’ of de ‘chief engineer’ van de Piltene waardoor namens Skrunda als de eigenaar van de Piltene rechtstreeks bunkers zijn besteld bij V Marine.
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen V Marine en OWBNL en dat OWBNL dus debiteur is van de koopprijs voor de geleverde bunkers. De vraag is of Skrunda en/of Koch zich (naast of in de plaats van OWBNL) hebben/heeft verbonden tot betaling van de koopprijs onder die koopovereenkomst.
4.13.
De stelling van V Marine dat zij Koch als haar koper mag beschouwen omdat OWBNL moet worden geacht de bunkers mede namens Koch te hebben besteld, wordt als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
Dat OWBNL in naam van Koch zou hebben gehandeld bij het aangaan van de koopovereenkomst met V Marine, is door V Marine niet geconcretiseerd en wordt uit de stukken ook niet aannemelijk. In dit verband acht de rechtbank van belang dat in de (niet door OWBNL, maar) door V Marine opgestelde koopbevestiging (“confirmation”) de naam van Koch niet voorkomt. Voorts is gesteld noch gebleken dat V Marine de confirmation (ook) heeft toegezonden aan Koch, in welk geval enige reactie van Koch (aan V Marine) van belang had kunnen zijn. OWBNL heeft de aankoop van haar kant bevestigd met “Purchase Order No. 213-0800”, waarin zij heeft vermeld “Account OWB ARA SC” en waarin Koch niet wordt genoemd. Gesteld noch gebleken is dat OWBNL zich in de “Purchase Order No. 213-0800” heeft uitgegeven als onmiddellijke vertegenwoordiger van Koch. Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat OWBNL bevoegd was om Koch te binden of dat V Marine gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een door Koch gewekte schijn van bevoegdheid van OWBNL zijn evenmin gesteld of gebleken.
Vast staat (productie E3) dat Koch de bunkers heeft besteld bij OWBZ. Veeleer dan dat OWBNL Koch heeft gebonden lijkt, zoals gedaagden stellen, sprake te zijn van totstandkoming van een keten van koop- en verkooptransacties met betrekking tot dezelfde brandstofleverantie ten behoeve van de Piltene: eerst tussen Koch en OWBZ, daarna tussen OWBZ en OWBNL en vervolgens tussen OWBNL en V Marine, maar niet van een transactie tussen V Marine als verkoper en Koch als koper.
Hieraan doet niet af dat OWBNL de aangekochte bunkerolie zou (doen) afleveren aan de Piltene die Koch in tijdbevrachting had en dat V Marine deze feitelijk aan het schip heeft afgeleverd. In de branche van de exploitatie van zeeschepen is gebruikelijk dat de tijdbevrachter voor eigen rekening voor de leverantie van de brandstoffen aan boord van het zeeschip verantwoordelijk is, naar de rechtbank ambtshalve bekend is. Zonder bijzondere bijkomende omstandigheden kan niet worden aangenomen dat daarmee een betalingsverbintenis uit overeenkomst tussen V Marine en de tijdbevrachter Koch tot stand komt. Voor zover V Marine hierop het oog heeft met haar stelling dat in de ‘bunker requisition forms’ de bestelling nog eens door en/of namens de Piltene is bevestigd, faalt deze stelling.
4.14.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of Skrunda zich als (mede) schuldenaar van de koopprijs heeft verbonden doordat de ‘master/chief engineer’ van het schip een of meer ‘bunker requisition forms’ heeft ondertekend en daarop het scheepstempel heeft geplaatst. Dit komt neer op de vraag of Skrunda wegens deze verklaringen en gedragingen van de kapitein of de hoofdwerktuigkundige van het schip gebonden raakte aan de koopovereenkomst tussen V Marine en OWBNL, althans anderszins de betalingsverplichting op zich nam voor de geleverde bunkers.
4.15.
V Marine stelt dat door ondertekening van het ‘bunker requisition form’ namens Skrunda c.q. het schip rechtstreeks bunkers zijn besteld bij V Marine. V Marine heeft daartoe aangevoerd dat de hoofdregel is dat de kapitein van een schip de eigenaar van het schip vertegenwoordigt, zodat een contractuele relatie is ontstaan tussen de eigenaar, Skrunda, en V Marine.
4.16.
Skrunda voert aan dat de ‘bunker requisition forms’ geen contractuele status hebben. Noch qua vorm, noch qua inhoud zijn zij geschikt of bedoeld om een nieuwe overeenkomst tot stand te brengen of een bestaande overeenkomst te vervangen of aan te vullen. Ter comparitie heeft Skrunda gesteld dat zij niet de wil had om toe te treden tot de koopovereenkomst en dat dat ook niet in het ‘bunker requisition form’ staat. Het ‘bunker requisition form’ is bedoeld ter vaststelling van de levering. De kapitein bevestigt in het formulier dat hij de bunkers wil ontvangen en daarvoor de benodigde maatregelen heeft getroffen. V Marine bevestigt in het formulier dat de bunkers in overeenstemming zijn met de regelgeving. Aldus Skrunda.
4.17.
Op dezelfde gronden als ten aanzien van Koch uiteengezet onder 4.13, faalt de stelling van V Marine dat Skrunda door OWBNL is vertegenwoordigd bij de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Ook de stelling dat Skrunda de bunkers (rechtstreeks) bij V Marine heeft besteld, is niet houdbaar. De ondertekening van het ‘bunker requisition form’ kan niet worden aangemerkt als het vrijwillig door V Marine en Skrunda aangaan van een koopovereenkomst, althans van verbintenissen tot levering respectievelijk betaling van de koopprijs. De tekst van het ‘bunker requisition form’ geeft daartoe geen aanleiding. Integendeel. Meer ligt voor de hand om het ‘bunker requisition form’ te zien als een verzoek om de op het formulier vermelde hoeveelheid bunkerolie af te leveren en de bevestiging van scheepszijde dat de benodigde maatregelen zijn genomen om die hoeveelheid in ontvangst te nemen, respectievelijk een mededeling van de leverancier dat het schip bepaalde maatregelen moet treffen en over monstername (‘tankdipping before delivery and upon completion of the delivery. Barge figures are final and binding. Sampling will be done at the flange of the bunkerbarge’; ‘adequate equipment must be provided by the receiver. A safe gangway must be lowered to allow for regular controls onboard of your vessel by the bargecrew during the delivery/sampling period’). Het voorgedrukte woordgebruik “your vessel” duidt erop dat het formulier niet als een bestelformulier van het schip kan worden aangemerkt.
4.18.
De conclusie op dit punt is dat Skrunda en Koch niet zijn gebonden geraakt om de koopprijs onder de koopovereenkomst tussen V Marine en OWBNL te betalen.
Is de vordering van V Marine op OWBNL NL verhaalbaar op de Piltene?
4.19.
Resteert te beoordelen de stelling van V Marine dat de vordering wegens bunkerleveranties naar het ingevolge artikel 10:160 BW toepasselijke recht op het aan Skrunda toebehorende schip, de Piltene, verhaalbaar is.
4.20.
V Marine stelt in dit verband dat haar vordering naar zowel het recht van de vordering (lex causae) als het recht van de vlag (lex registrationis) verhaalbaar is op de Piltene. Het recht van de vordering is op grond van artikel 16.1 NOVE-condities het federale recht van de Verenigde Staten. Volgens het federale recht van de Verenigde Staten bestaat er voor bunkerleveranties aan een schip een ‘maritime lien’. Ook naar het recht van de Marshalleilanden is die vordering van V Marine verhaalbaar op de Piltene. Aldus V Marine.
4.21.
Skrunda en Koch voeren aan dat naar Nederlands recht een vordering op een bunkerleverancier als OWBNL uitsluitend te verhalen is op vermogensbestanddelen van OWBNL zelf en niet op vermogensbestanddelen van een ander dan de contractspartij, ongeacht of het om een schip gaat of om iets anders. Vorderingen die verhaalbaar zijn op een schip zijn limitatief opgesomd in de artikelen 8:211 en 8:217 BW. Als er geen contractuele band is tussen de reder van het schip en de betreffende crediteur dan is de vordering van een leverancier niet verhaalbaar op het schip waaraan de leveranties zijn gedaan. V Marine kan de toepasselijkheid van Amerikaans federaal recht (bij wijze van contractuele depeçage, op sommige aspecten) met OWBNL zijn overeengekomen maar die beweerde rechtskeuze tussen V Marine en OWBNL heeft voor derden zoals Skrunda en Koch geen gevolgen. Zelfs al zou federaal Amerikaans recht van toepassing zijn dan leidt dat nog niet tot het door V Marine gestelde resultaat van een ‘maritime lien’ op de Piltene, omdat OWBNL niet bevoegd was om de bestelling van de bunkers voor de Piltene namens de eigenaar, Skrunda, bij V Marine te doen.
4.22.
De rechtbank overweegt als volgt.
V Marine baseert haar stelling van vestiging van een ‘maritime lien’ voor de geleverde bunkers uitsluitend op de toepasselijkheid van het federale recht van de Verenigde Staten. Ingevolge het federale recht van de Verenigde Staten is voor het ontstaan van een ‘maritime lien’ ter zake van ‘necessaries’ voor een zeeschip, zoals de brandstoffen voor de Piltene, vereist dat de bestelling is gedaan door (een door) de eigenaar (tot de levering van ‘necessaries’ gemachtigde persoon). Ook de schrijvers van de door V Marine in het geding gebrachte ‘legal opinions’ gaan uit van ‘a person providing necessaries to a vessel
on the order of the owner or a person authorized by the owner’ (productie E 15) en ‘section 319 (1) of the Maritime Act of the Marshall Islands stipulates that “(…) whoever furnishes (…) or other necessaries to any foreign or domestic vessel
upon the order of the owner or person authorised by the ownershall have a maritime lien on the vessel” (productie E 16).
Zoals hiervoor uiteengezet, heeft Skrunda zelf de bunkerleveranties niet besteld en was OWBNL niet bevoegd om Skrunda jegens V Marine te binden. Daarom kan door het optreden van OWBNL geen ‘maritime lien’ ten gunste van V Marine zijn gevestigd.
Daarbij laat de rechtbank in het midden of het federale recht van de Verenigde Staten van toepassing is.
4.23.
Voorts is gesteld noch gebleken dat OWBZ voor zichzelf of ten behoeve van een ander een ‘maritime lien’ heeft gevestigd met betrekking tot haar vordering tot betaling van de koopprijs van de bunkerleveranties. OWBZ heeft (rechtstreeks) gecontracteerd met de tijdbevrachter, Koch, voor de bunkerleveranties. Voor zover OWBZ zodanig verhaalsrecht heeft gevestigd, is dat tenietgegaan door de betaling van de vordering van OWBZ op 31 oktober 2014.
4.24.
Naar Nederlands recht valt de vordering van V Marine op OWBNL, geen van beide contractspartijen van de reder of de rompbevrachter van de Piltene, buiten de categorie van vorderingen die verhaalbaar zijn op het schip (artikelen 8:211 en 8:217 BW).
4.25.
Slotsom is dat de vordering van V Marine op OWBNL niet (in de vorm van een ‘maritime lien’ ingevolge het federale recht van de Verenigde Staten) verhaalbaar is op de Piltene. De vorderingen van V Marine zullen worden afgewezen.
4.26.
V Marine zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Skrunda en Koch worden begroot op:
- griffierecht € 3.864,00
- salaris advocaat €
4.000,00(2 punten × tarief € 2.000,00)
totaal € 7.864,00
voorts in reconventie
4.27.
Nu de vorderingen in conventie worden afgewezen is het beslag ten onrechte gelegd en daarmee onrechtmatig. V Marine is aansprakelijk voor de door het beslag veroorzaakte schade.
4.28.
Skrunda en Koch hebben gesteld dat het schip door het beslag is vertraagd en dat bijkomende kosten zijn ontstaan, onder meer huur die moest worden doorbetaald, bijkomende havenkosten, kosten voor extra gasolie, verloren tijd en kosten voor het stellen en in stand houden van de garantie. Voorst stellen zij schade in de vorm van kosten om zekerheid te verkrijgen voor hun vordering in reconventie. Omdat het totaalbedrag van deze schadeposten afhangt van toekomstige ontwikkelingen vorderen Skrunda en Koch veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat.
4.29.
V Marine betwist dat het schip door de beslaglegging vertraging heeft opgelopen, dat enige schade is geleden door tijdverlet, dat Skrunda en Koch extra kosten hebben moeten maken en de hoogte van de gestelde kostenposten.
4.30.
Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is niet vereist dat Skrunda en Koch bewijzen dat zij schade hebben geleden, daarvoor is voldoende dat Skrunda en Koch de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk maken. Dat hebben zij aannemelijk gemaakt. De vordering zal derhalve worden toegewezen.
4.31.
V-Marine zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Skrunda en Koch worden begroot op € 2.000 aan salaris advocaat (2 punten × factor 0,5 × € 2.000).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt V-Marine in de proceskosten, aan de zijde van Skrunda en Koch tezamen tot op heden begroot op € 7.864,00,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
verklaart voor recht dat V-Marine jegens Skrunda en Koch aansprakelijk is voor de schade die door Skrunda en Koch is geleden en eventueel nog zal worden geleden als gevolg van het op 20 februari 2014 gelegde beslag op de Piltene,
5.5.
veroordeelt V-Marine tot vergoeding aan Skrunda en Koch van die schade, op te maken bij staat,
5.6.
veroordeelt V-Marine in de proceskosten, aan de zijde van Skrunda en Koch tot op heden begroot op € 2.000,00,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.
1573/1928