Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 27 mei 2015, met 10 producties;
- de conclusie van antwoord, met 4 producties;
- het tussenvonnis van 30 september 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de brief van de rechtbank van 3 november 2015, met daarin de aan partijen gezonden zittingsagenda;
- de akte overlegging producties 11 tot en met 16 van [eiser] ;
- het proces-verbaal van de op 9 december 2015 gehouden comparitie van partijen;
- de akte van [eiser] , met 2 producties (doorgenummerd als 17 en 18);
- de antwoordakte van Vabix.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
dat zij – ondanks pogingen hiertoe – per saldo nog geen gelden heeft geïncasseerd van [klant Vabix] noch haar agent die in mindering kunnen strekken op deze vordering.” de rechtbank onjuist c.q. onvolledig heeft voorgelicht, waaraan de rechtbank ingevolge artikel 21 Rv de gevolgen kan verbinden die zij geraden acht.
We gaan akkoord met het voorstel dat jullie geen enkele lading verschepen vanuit Antwerpen voordat [eiser] het geld betaald heeft gekregen voor de projecten Rostock/Westerburg.’, maar rept niet over de aanvaarding van de garantstelling.
Nogmaals wil ik bevestigen dat jullie niet verantwoordelijk zijn voor het geld dat wij nog tegoed hebben voor de projecten Rostock/ Westerburg, dit ligt tussen ons en de opdrachtgever.’, behoefde Vabix niet te begrijpen dat [eiser] haar aan de voorgestelde garantstelling van 11 april 2013 hield. Dat - zoals [eiser] stelt – zij met de zinsnede niet beoogde afstand te doen van de garantstelling, doet daar niet aan af. Tot aan het e-mailbericht van 29 mei 2013 wordt er door [eiser] ook niet gesproken over de vermeende garantstelling. Wanneer [eiser] hierover in haar e-mailbericht van 29 mei 2013 begint, wordt dit uitdrukkelijk van de hand gewezen door Vabix. [eiser] reageert hierna niet meer.