ECLI:NL:RBROT:2016:3913

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
C/10/478959 / HA ZA 15-712
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over borgtocht en betaling in transportovereenkomst tussen wegvervoerder en logistiek dienstverlener

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Van der Vlist B.V. (hierna: [eiser]) en VABIX SHIPPING B.V. (hierna: Vabix) over een transportovereenkomst en de vraag of er een borgtocht is gesloten. [eiser] heeft goederen vervoerd van Duitsland naar Antwerpen en vervolgens naar Saoedi-Arabië, maar heeft geen betaling ontvangen voor de geleverde diensten. Vabix, als logistiek dienstverlener, heeft de zeevracht verzorgd en is in deze zaak betrokken als gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 27 mei 2015, gevolgd door verschillende producties en een comparitie van partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen borgtocht is aanvaard, maar dat er wel een andere afspraak is gemaakt tussen partijen. Het geschil draait om de uitleg van deze afspraak en de reikwijdte ervan. De rechtbank concludeert dat Vabix niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat het vasthouden van de lading niet eindeloos kon doorgaan. De vordering van [eiser] wordt afgewezen, en [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/478959 / HA ZA 15-712
Vonnis van 4 mei 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te Groot-Ammers,
eiseres,
advocaat mr. drs. M. Hoogendoorn te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VABIX SHIPPING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. H.T. Kernkamp te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Vabix genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 27 mei 2015, met 10 producties;
  • de conclusie van antwoord, met 4 producties;
  • het tussenvonnis van 30 september 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de brief van de rechtbank van 3 november 2015, met daarin de aan partijen gezonden zittingsagenda;
  • de akte overlegging producties 11 tot en met 16 van [eiser] ;
  • het proces-verbaal van de op 9 december 2015 gehouden comparitie van partijen;
  • de akte van [eiser] , met 2 producties (doorgenummerd als 17 en 18);
  • de antwoordakte van Vabix.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een onderneming die zich richt op het (doen) vervoeren van goederen zowel nationaal als internationaal, over – met name – de weg.
2.2.
Vabix is een logistiek dienstverlener, die zich bezighoudt met het (doen) vervoeren van goederen voor haar klanten.
Vabix heeft in het verleden ten behoeve van haar klanten - waaronder eveneens [klant Vabix] (hierna: [klant Vabix] ) - wegvervoer uitbesteed aan [eiser] .
2.3.
Op of omstreeks maart 2013 heeft [eiser] zonder tussenkomst van Vabix gecontracteerd met [klant Vabix] , via [persoon 6] de Duitse agent Van [klant Vabix] , waarbij [eiser] de opdracht aannam om verschillende onderdelen van een asfaltfabriek over de weg te vervoeren van Rostock, Ubersdorf, Dehlitz en Westerburg (Duitsland) naar Antwerpen (België). De uiteindelijke plaats van bestemming was Jeddah (Saudi-Arabië).
Vabix verzorgde in haar hoedanigheid van NVOCC (Non Vessel Operating Common Carrier) het zeevervoer van Antwerpen naar Jeddah.
2.4.
[eiser] heeft de uitvoering van de vervoeropdracht opgeschort wegens het uitblijven van betaling van haar facturen door [klant Vabix] .
2.5.
Bij e-mailbericht van 11 april 2013, 11:36 uur bericht Vabix aan [eiser] , onder meer, het volgende:
“Beste vrienden,
Momenteel hebben we een aantal projecten lopen, al of niet door ons opgegeven, waarvan we graag willen weten hoe de status is:
Ex Rostock
Ex Westerburg
Ex Ramstein
Projecten 1 en 2, zijn door jullie zelf onderhandeld echter gestopt met afhalen omdat jullie op betalingen zitten te wachten. Mij is hedenmorgen medegedeeld dat jullie a.s. zaterdag/zondag het resterende bedrag overgemaakt krijgen anders staan wij daar voor garant. Kunnen jullie daar mee leven om de transporten op te pakken en aan te leveren in Antwerpen ?????
(…)”.
2.6.
Bij e-mailbericht van 11 april 2013, 15:15 uur bericht [eiser] aan Vabix het volgende:
“Beste Harry,
Als besproken gaan we vanaf volgende week onderstaande projecten weer inplannen. Zoals Peter reeds aangaf zijn de vergunningen voor het project Ramstein gisteren aangevraagd en zal dit nog even op zich laten wachten.
We gaan akkoord met het voorstel dat jullie geen enkele lading verschepen vanuit Antwerpen voordat [eiser] het geld betaald heeft gekregen voor de projecten Rostock/Westerburg.
Mijn collega’s [persoon 1] / [persoon 2] zullen het laden met jullie afstemmen.
Tot dinsdag as.
(…)”.
2.7.
Bij e-mailbericht van 26 april 2013 deelt [eiser] aan Vabix het volgende mee:
“Beste Harry,
Zoals zojuist besproken hebben we op dit moment nog steeds geen geld ontvangen van [persoon 6] en zijn alle vrachten ex Ramstein inmiddels gelost in Antwerpen.
Op onze emails komt geen reactie en ook telefonisch krijgen we geen contact.
Er liggen nog een paar vrachten in Rostock (of omgeving), maar deze staan op “on hold”. Hebben jullie meer informatie over deze ontbrekende stukken ?
Nogmaals wil ik bevestigen dat jullie niet verantwoordelijk zijn voor het geld dat wij nog tegoed hebben voor de projecten Rostock/ Westerburg, dit ligt tussen ons en de opdrachtgever.
Echter deze 2 projecten zijn destijds op “on hold” gezet door VDV vanwege het niet nakomen van de betalingsafspraken met [persoon 6] en zoals bekend zijn we wel op basis van een goede samenwerking met jullie en in goed vertrouwen weer verder gegaan met deze projecten.
Ik ga er nog steeds vanuit dat er geen enkele lading verscheept gaat worden voordat wij ons geld hebben !
Mochten jullie meer informatie hebben betreffende de ladingen ex Rostock dan hoor ik het graag.
We houden contact.
(…)”.
2.8.
Op 28 mei 2013 vindt er tussen [eiser] en Vabix een e-mailwisseling plaats.
[eiser] vraagt Vabix of zij [eiser] aub wil berichten of de ladingen inmiddels zijn verscheept. Vabix antwoordt hierop als volgt:
“Arjan,
Er staat wel wat lading in Jeddah maar wordt niet vrijgesteld en er staat nog een gedeelte in Antwerpen we wachten op betaling alvorens we tot verschepen overgaan. Er zit nu wel wat beweging in de betaling maar gaan pas over tot vrijstellen/verschepen als alles betaald is.
Zijn jullie inmiddels betaald ???
Harry.”
2.9.
Bij e-mailbericht van 29 mei 2013, 19:11 uur bericht [eiser] aan Vabix als volgt:
“Geachte [persoon 3] ,
Bedankt voor de info.
Wij hebben helaas nog steeds geen betaling ontvangen alhoewel ze ons dit al diverse malen beloofd hebben. Wij wachten nog op een bedrag van in totaal Euro 31067,70
Zoals u zult begrijpen zitten wij hier behoorlijk mee in onze maag want het gaat om een groot bedrag.
Kunnen we afspreken dat u wacht met vrijstellen/verschepen totdat wij onze vordering ook binnen hebben? Hierbij willen we u ook wijzen op uw mail van 11 april jl. waarin u schrijft dat u garant staat voor het resterende bedrag.
Graag uw reactie/bevestiging.
Bij voorbaat dank.
Met vriendelijke groet,
[persoon 4] ”
2.10.
Bij e-mailbericht van 29 mei 2013, 19:19 uur bericht Vabix aan [eiser] het volgende:
“Beste hendrik Jan
Natuurlijk werken wij mee en zullen uw belangen trachten te beschermen, echter staan wij niet garant voor de kosten.
Wij zullen de partij niet vrijstellen alvorens volledige compensatie verstrekt is door de ontvanger
Mvgr
[persoon 3] ”
2.11.
In reactie op dit e-mailbericht deelt [eiser] bij e-mail van 29 mei 2013, 19:34 uur het volgende mee:
“Geachte [persoon 3]
Bedankt voor uw snelle reactie. U schrijft echter wel in uw mail van 11 april jl. dat u garant staat en daar hebben wij ons besluit op gebaseerd om door te gaan met deze order, anders had ik daar geen toestemming voor gegeven aan [persoon 7] en de operationele afdeling. Ik hoop dat dat duidelijk is voor u.
De volgende stap is nu volgens mij dat jullie en wij de druk flink gaan opvoeren naar de [klant Vabix] , dat er niets verscheept of vrijgesteld wordt totdat zij alle betalingen hebben gedaan naar jullie en ons en het geld ook daadwerkelijk op onze rekeningen staat. Hoop dat ze, als ze zich dat gaan realiseren, dan toch tot betaling overgaan.
Bedankt voor jullie medewerking.
Met vriendelijke groet,
[persoon 4] ”
2.12.
Bij e-mail van 3 juli 2013 bericht Vabix aan [eiser] onder meer het volgende:
“ Beste Hendrik Jan,
Het ziet er niet naar uit dat we de vrachtpenningen kunnen incasseren van [persoon 5] , de kosten voor storage etc. lopen flink op in Jeddah. De man heeft vele beloftes gedaan om te betalen maar tot op heden geen cent ontvangen. De rederij en de stuwadoor zet ons onder flinke druk. Alle kosten voor zeevracht zijn door ons inmiddels betaald aan de reder.
Geprobeerd om jullie belangen te behartigen maar heeft geen resultaat opgeleverd ik denk dat jij je geld bij de leverancier Dhr. [persoon 6] moet gaan halen.
We gaan de partij ter veiling stellen en zullen ons verlies moeten nemen helaas, dat betekent voor Vabix een flink verlies.
(…)”.
2.13.
Bij e-mailbericht van 24 juli 2013 bericht Vabix aan [eiser] , voor zover van belang weergegeven, het volgende:
“(…) Door ons is inderdaad verzocht op 11 April om de transporten niet te stoppen en de ladingen die nog open stonden af te halen.
Kunt u ons opgeven welke ladingen er na deze datum door u afgehaald zijn ?
Deze ritten na 14 April zouden eventueel een discussiepunt kunnen zijn, echter de ritten die reeds door u uitgevoerd zijn voor deze datum waren destijds al een probleem en dat kan natuurlijk niet in onze schoenen geschoven worden.
Voorts hebben wij destijds onze medewerking toegezegd mbt het eventueel vasthouden van de zending echter is dit aan juridische regels gebonden en zijn wij niet gemachtigd om deze partij na betaling van de gefactureerde zeevrachten vast te houden.
Wij hebben u reeds eerder verzocht om tot beslaglegging over te gaan gedurende de periode dat de partij in Antwerpen lag echter heeft u hier geen gehoor aan gegeven.
Wij hebben begrepen dat [klant Vabix] de zeevrachten afgelopen maandag betaald heeft en wij zijn derhalve genoodzaakt de cognossementen af te geven.
Zijn ook van mening dat ook de betaling aan [eiser] wel plaats zal vinden echter zal er wel dwingende maatregels genomen moeten worden voor de incassering.
Gezien bovenstaande informatie bevestigen wij het volgende:
Indien mocht blijken dat, nadat u aantoonbaar alle rechts en incassomiddelen geprobeerd heeft, (zowel in Duitsland alsmede in Saudi Arabie) en u geen betaling heeft ontvangen, wij bereid zijn om de uitgevoerde transporten na 11 April aan u te vergoeden.
Alle zaken voor deze datum zijn in uw eigen regie uitgevoerd en vallen onder uw eigen debiteurenrisico.
(…)”.
2.14.
Bij e-mailbericht van 30 juli 2013 bericht [eiser] aan Vabix onder meer het volgende:
“(…)
We merken het volgende op:
Uiteraard spannen wij ons in om de vorderingen te incasseren, zowel bij [persoon 6] (Duitsland) als bij [klant Vabix] (Jordanië).
Wat betreft de transporten die door ons zijn uitgevoerd na 11 april 2013 zijn we het eens dat Vabix deze aan [eiser] betaalt, mochten [persoon 6] danwel [klant Vabix] in gebreke blijven.
Wat betreft de transporten die door ons zijn uitgevoerd voor 11 april 2013 staan wij echter op het standpunt dat deze ook door Vabix betaald zouden moeten worden, mochten [persoon 6] danwel [klant Vabix] in gebreke blijven. Op verzoek van Vabix heeft [eiser] namelijk haar zekerheid om de vorderingen te incasseren opgegeven. Dat heeft [eiser] vanzelfsprekend alleen gedaan nadat zij van Vabix de toezegging had gekregen waarbij zij zich garant stelde en aanvullend de toezegging dat de goederen niet verscheept noch vrijgegeven zouden worden voordat alles betaald zou zijn. Wij wijzen derhalve uw stelling af dat Vabix geen verplichtingen heeft jegens [eiser] voor de transporten die uitgevoerd zijn voor 11 april 2013.
Dat jullie ons reeds eerder verzocht hebben om beslag te leggen toen de partij in Antwerpen lag, komt ons niet bekend voor. Wellicht heb je daar meer informatie over.
Wij betreuren het als Vabix in deze zaak schade zou lijden als gevolg van het niet betalen door [persoon 6] danwel [klant Vabix] . Wij menen echter ook dat het alleszins redelijk én zakelijk is als wij Vabix houden aan de afspraken/toezeggingen. Niettemin wensen wij dat [persoon 6] danwel [klant Vabix] volledig zal betalen. Daarvoor spannen wij ons in. (…)”.
2.15.
Bij e-mailbericht van 30 juli 2013 bericht Vabix, voor zover van belang weergegeven, aan [eiser] het volgende:
“(…)
Beste Hendrik Jan,
Alles goed en aardig maar wij verwachten de betaling van Mani Group deze week en na ontvangst wordt de partij vrijgesteld.
Wij krijgen nou niet bepaald de indruk dat jullie druk zetten op de ontvanger voor betaling, zien daar geen enkele correspondentie van en de mogelijkheid om beslag te leggen in Jeddah wordt ook niet aangegrepen.
Kennelijk is het makkelijker Vabix aan een uitspraak te houden die niet als zodanig bedoeld was. Uiteindelijk hebben we de partijen meer dan 4 maanden vastgehouden. Wij hebben vernomen dat [persoon 5] een gedeelte van jullie facturen aanvecht vanwege het feit dat hij er geen schuld aan heeft dat er wachttijd is ontstaan tijdens het laden. Die kosten zullen jullie moeten verhalen op de leverancier.
Wij hebben U de garantie gegeven dat we de partij zullen vasthouden. Dat hebben wij 4 maanden kunnen volhouden, nu de ontvanger ons uiteindelijk betaalt zijn wij verplicht deze partijen vrij te stellen. Wij hebben geen garantie gegeven dat wij Uw facturen betalen. Op dat moment wisten wij nog niet eens over welke bedragen wij spraken, afgezien van het feit dat U achter onze rug om deze klant een offerte stuurde waardoor ook Vabix schade heeft geleden.
De verwachting is dat wij donderdag/vrijdag 1 of 2 augustus a.s. de vrachtkosten op onze rekening hebben, dan wordt de partij vrijgesteld. U heeft dus nog tijd om actie te ondernemen !!!!!
U heeft een vordering op [klant Vabix] en/of Maketpo maar NIET op Vabix, wij gaan Uw rekeningen niet betalen ! (…)”.
2.16.
[eiser] heeft geen betaling ontvangen van [klant Vabix] .

3.Het geschil

3.1.
De verminderde vordering van [eiser] luidt, verkort weergegeven, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair Vabix zal veroordelen om aan [eiser] een bedrag van € 45.191,29 te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente over € 27.610,50, vanaf 19 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair Vabix zal veroordelen om aan [eiser] een bedrag van € 30.538,25 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 27.610,50, vanaf 19 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
zowel primair als subsidiair Vabix zal veroordelen in de kosten van de procedure en daarbij zal bepalen dat Vabix wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn, indien deze niet binnen tien dagen na dagtekening van dit vonnis aan [eiser] zal zijn voldaan.
3.2.
Vabix concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in haar vordering, althans tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, inclusief de nakosten van € 131,-, dan wel – indien betekening plaatsvindt – € 199,-, uitvoerbaar te verklaren bij voorraad.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eerst ter comparitie is gebleken dat [eiser] in Duitsland een procedure heeft gevoerd tegen [persoon 6] , de Duitse agent van [klant Vabix] , met betrekking tot betaling van de facturen waarvan zij in deze procedure in de kern (door een beroep op borgstelling) ook betaling vordert.
[eiser] heeft gesteld dat in die procedure - die twee jaar heeft geduurd - een minnelijke regeling is getroffen voor een bedrag van € 8.000,- en dat na aftrek van de proceskosten een bedrag van € 3.457,20 aan betaling op de vordering resteerde.
Het betreft hier een voor de beoordeling relevant feit. Van [eiser] mocht worden verwacht dat zij zich bewust was van de relevantie en het belang van het vermelden van deze procedure en de uitkomst daarvan en dat zij de rechtbank en wederpartij hierover juist en volledig inlichtte. Mede gelet op het door Vabix gedane beroep op verjaring van de vordering, had [eiser] moeten begrijpen dat zij deze informatie tijdig diende te verstrekken.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] waar zij in randnummer 21 van haar dagvaarding stelt “
dat zij – ondanks pogingen hiertoe – per saldo nog geen gelden heeft geïncasseerd van [klant Vabix] noch haar agent die in mindering kunnen strekken op deze vordering.” de rechtbank onjuist c.q. onvolledig heeft voorgelicht, waaraan de rechtbank ingevolge artikel 21 Rv de gevolgen kan verbinden die zij geraden acht.
4.2.
De rechtbank heeft, gelet op dit eerst ter comparitie bekend geworden feit, partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de volgende punten:
de datum waarop de vordering in Duitsland jegens [klant Vabix] en [persoon 6] is ingesteld;
de aard, inhoud en grondslag van de vordering die in Duitsland jegens [klant Vabix] en [persoon 6] is ingesteld;
de uitkomst van de procedure met betrekking tot de onder 1. en 2. genoemde vordering en de gevolgen daarvan voor de onderhavige procedure.
[eiser] heeft een akte genomen en haar vordering op Vabix verminderd. Vabix heeft hierop bij antwoordakte gereageerd.
4.3.
Uit de inhoud van de akte – en in het bijzonder het afschrift van het inleidend processtuk (‘de Klage’) – kan worden opgemaakt dat de procedure in Duitsland uitsluitend is gevoerd tegen de heer [persoon 6] , in deze procedure aangeduid als zijnde de agent van [klant Vabix] . Dit betekent dat zich hier niet de situatie voordoet dat er sprake is van misbruik van procesrecht door op dezelfde gronden een identieke vordering in te stellen tussen dezelfde partijen of dat er geconcludeerd moet worden dat sprake is van een reeds tussen partijen geldende vaststaande rechtsverhouding over hetzelfde onderwerp, als gevolg van een eerder tussen dezelfde partijen over dat onderwerp gevoerde procedure.
Het in dit verband door Vabix gevoerde verweer dat de vordering is teniet gegaan door de in Duitsland getroffen schikking met [persoon 6] , faalt. Gelet op de door [eiser] gestelde afspraak, die moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van borgtocht, stond het [eiser] in beginsel vrij om – voor zover haar vordering niet volledig was voldaan door betaling door [persoon 6] en/of [klant Vabix] – te proberen het restantbedrag op Vabix te verhalen.
4.4.
De rechtbank komt dus toe aan de (verdere) inhoudelijke beoordeling van het geschil.
[eiser] vordert primair nakoming van een door Vabix gedane toezegging dat Vabix garant zou staan voor het uitblijven van betaling door [klant Vabix] . [eiser] stelt dat Vabix aan haar vier eenzijdige, ongeclausuleerde toezeggingen heeft gedaan, die er op neer komen dat Vabix instond voor de betaling van de vorderingen van [eiser] en dat Vabix niet tot verscheping over zou gaan totdat de vorderingen van [eiser] zouden zijn voldaan, waarop [eiser] onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht vertrouwen. [eiser] heeft daarop de door haar opgeschorte uitvoering van het vervoer hervat en haar dwangpositie (retentierecht) ten opzichte van [klant Vabix] prijsgegeven, maar geen betaling van [klant Vabix] verkregen. Vabix dient daarom haar afspraak na te komen, stelt [eiser] .
Subsidiair beroept [eiser] zich op onrechtmatige daad.
4.5.
Vabix voert gemotiveerd verweer. Vabix betwist dat er op grond van de e-mail van 11 april 2013 een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en voert aan dat Vabix slechts trachtte om de problemen bij de rechtstreeks tussen [klant Vabix] en [eiser] gecontracteerde projecten op te lossen en dat geen sprake is van een garantie maar van een ‘voor acceptatie vatbaar voorstel van Vabix’ dat niet door [eiser] is aanvaard. Na telefonisch overleg, waarbij bleek dat het nog niet mogelijk was om de transporten direct op te pakken in verband met nog niet beschikbare vergunningen, hebben partijen een andersluidende afspraak gemaakt die schriftelijk is vastgelegd in het e-mailbericht van 11 april 2013, 15.15 uur. Deze afspraak kwam er op neer dat Vabix geen lading zou verschepen vanuit Antwerpen voordat [eiser] het geld betaald heeft gekregen voor het vervoer vanuit Rostock en Westenberg. Dit dient echter niet te worden verstaan als een oneindig voortdurende afspraak, aldus Vabix.
Daarnaast betwist Vabix de hoogte van de vordering bij gebrek aan wetenschap, de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en de verschuldigdheid van (vertragings)rente en buitengerechtelijke kosten. Vabix voert daartoe aan dat deze posten niet zijn onderbouwd en dat zij zich nooit garant heeft gesteld voor (vertragings)rente en buitengerechtelijke kosten.
4.6.
Vast staat dat er aanvankelijk door Vabix bij e-mail van 11 april 2013, 11:36 uur een voorstel is gedaan voor het sluiten van een overeenkomst die kan worden gekwalificeerd als borgtocht. De kwalificatie van het voorstel is tussen partijen niet in geschil. Wel in geschil is de vraag of dit voorstel door [eiser] is aanvaard.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. De aanvaarding moet inhoudelijk met het aanbod overeenstemmen. Of hiervan sprake is, hangt - overeenkomstig artikel 3:33 – 3:35 BW - af van wat partijen hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid.
4.7.
[eiser] stelt het voorstel, al dan niet stilzwijgend, te hebben aanvaard. Uit het kort na het voorstel door [eiser] gestuurde e-mailbericht van 15:15 uur, kan dit niet worden opgemaakt. [eiser] schrijft onder meer ‘
We gaan akkoord met het voorstel dat jullie geen enkele lading verschepen vanuit Antwerpen voordat [eiser] het geld betaald heeft gekregen voor de projecten Rostock/Westerburg.’, maar rept niet over de aanvaarding van de garantstelling.
Deze e-mail duidt op de aanvaarding van een ander voorstel. Zelfs indien er veronderstellenderwijs van uit wordt gegaan dat [eiser] het voorstel wel heeft aanvaard, kan uit het e-mailbericht van [eiser] van 26 april 2013 niet anders worden geconcludeerd dan dat partijen een andersluidende afspraak hebben gemaakt.
Gelet op de mededeling ‘
Nogmaals wil ik bevestigen dat jullie niet verantwoordelijk zijn voor het geld dat wij nog tegoed hebben voor de projecten Rostock/ Westerburg, dit ligt tussen ons en de opdrachtgever.’, behoefde Vabix niet te begrijpen dat [eiser] haar aan de voorgestelde garantstelling van 11 april 2013 hield. Dat - zoals [eiser] stelt – zij met de zinsnede niet beoogde afstand te doen van de garantstelling, doet daar niet aan af. Tot aan het e-mailbericht van 29 mei 2013 wordt er door [eiser] ook niet gesproken over de vermeende garantstelling. Wanneer [eiser] hierover in haar e-mailbericht van 29 mei 2013 begint, wordt dit uitdrukkelijk van de hand gewezen door Vabix. [eiser] reageert hierna niet meer.
De rechtbank concludeert hieruit dat partijen (in ieder geval op 26 april 2013) een andersluidende afspraak hadden gemaakt die er op neer kwam dat [eiser] en Vabix gezamenlijk zouden optrekken en hun activiteiten, zoals het vrijstellen van de lading, zouden opschorten totdat betaling zou zijn verkregen.
4.8.
[eiser] stelt dat Vabix deze afspraak evenmin is nagekomen. [eiser] verwijt Vabix dat zij de lading in Saoudi-Arabië in strijd met de afspraak heeft vrijgesteld voordat [eiser] betaling van haar facturen heeft gekregen voor het door haar uitgevoerde vervoer ten behoeve van [klant Vabix] . Vabix voert daarentegen aan dat zij de lading zo lang als mogelijk heeft vastgehouden en dat nog langer vasthouden niet mogelijk was en aanzienlijke financiële consequenties had gehad wegens oplopende kosten voor ‘demurrage’ (overliggeld).
4.9.
Voor de beantwoording van de vraag of de overeenkomst tussen partijen inhield dat Vabix hoe dan ook geen lading vrij zou stellen vóór er betaling van de facturen van [eiser] had plaatsgevonden, komt het aan op de uitleg van de overeenkomst tussen partijen. Bij die uitleg komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang is tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke (rechts)kennis van zodanige partijen mag worden verwacht. Ook het gedrag van partijen in de uitvoeringsfase kan voor de uitleg van de overeenkomst van groot belang zijn.
4.10.
Vaststaat dat [eiser] en Vabix beide professionele partijen zijn werkzaam in de vervoerssector. Gelet op hun expertise en ervaring moeten [eiser] en Vabix geacht worden bekend te zijn met de handelswijze, regels en de zich in de vervoersbranche voordoende mogelijkheden en onmogelijkheden om betaling voor vervoer af te dwingen. In het bijzonder mag van partijen bekendheid worden verwacht met de gevolgen van het vasthouden c.q. niet vrijstellen van lading en het daardoor ontstaan van kosten voor ‘demurrage’.
Als onweersproken gesteld, staat vast dat Vabix de lading vier maanden heeft vastgehouden. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt dat partijen over en weer hebben gecommuniceerd over het opvoeren van de druk op [klant Vabix] teneinde betaling af te dwingen (zie de e-mail van 29 mei 2013). Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt ook dat Vabix [eiser] steeds op de hoogte heeft gesteld van de stand van zaken en van hetgeen Vabix ging doen. Zo bericht Vabix bij e-mail van 30 juli 2013 onder meer dat de vrachtkosten op 1 of 2 augustus 2013 betaald zouden worden waardoor zij genoodzaakt is de cognossementen af te geven en wijst zij [eiser] er op dat zij ‘nog tijd heeft om actie te ondernemen’ voordat Vabix de lading moet vrijstellen. Ook in eerdere e-mails (zie de e-mail van 3 juli 2013 en 24 juli 2013) heeft Vabix [eiser] ervan op de hoogte gesteld dat zij niet langer in staat is om de belangen van [eiser] te behartigen en dat [eiser] de inning van haar geld zelf ter hand moet gaan nemen.
Uit deze correspondentie blijkt dat Vabix tijdig heeft aangegeven dat aan het vasthouden van de lading een einde zou komen en dat [eiser] zelf passende maatregelen moest nemen. Voor Van de Vlist moest dan ook duidelijk zijn dat het vasthouden van de lading niet tot in de lengte van dagen door kon gaan. Ook zij was, als professionele vervoerder, ervan op de hoogte dat Vabix als zeevervoerder na betaling van de vracht gehouden was om de cognossementen af te geven en om de lading vrij te geven.
Het had dan ook op de weg van [eiser] gelegen om haar vordering op andere wijze veilig te stellen, zoals bijvoorbeeld – zo ook Vabix heeft geopperd – door het tijdig leggen van beslag op de lading of het entameren van een juridische procedure in Saoudi-Arabië. [eiser] heeft dit echter, om haar moverende redenen, niet gedaan.
Een redelijke, op de praktijk afgestemde uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst brengt mee dat Vabix gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden van het geval niet behoefde te verwachten dat zij zich verbond om zolang [eiser] niet was betaald voor haar diensten, te allen tijde de lading vast te houden en niet uit te leveren, ook indien dit in redelijkheid niet meer van haar kon worden gevergd.
Hieruit volgt dat Vabix niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
4.11.
[eiser] stelt subsidiair dat Vabix onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] doordat Vabix, ondanks het uitblijven van betaling aan [eiser] , tot verscheping en vrijstelling van de lading is overgegaan en zij tot op heden niet heeft zorg gedragen voor betaling van de vordering van [eiser] .
[eiser] heeft geen nadere feiten aan deze vordering uit onrechtmatige daad ten grondslag gelegd.
4.12.
Nu ten aanzien van de overeenkomst tussen partijen is overwogen dat de op Vabix uit hoofde van de overeenkomst rustende verplichting niet zo ver strekte dat zij ook in de specifieke omstandigheden van het geval gehouden was de lading voor [eiser] vast te houden, valt zonder nadere feiten of omstandigheden, die gesteld noch gebleken zijn, niet in te zien dat dit handelen wel als onrechtmatig tegenover [eiser] kan worden beschouwd.
De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
4.13.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, bepaald op € 4.144,- (€ 1.909,- aan griffierecht en op 2,5 punt x tarief IV à € 894,- = € 2.235,- aan salaris voor de advocaat).

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Vabix bepaald op € 1.909,- aan griffierecht en op € 2.235,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis, wat de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.
1182/1573