3.8[verzoekster] berust in de beëindiging van het dienstverband zodat hieraan per
1 februari 2016 een einde is gekomen. Aan de orde is dan of [verzoekster] aanspraak kan maken op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 10 BW, een transitievergoeding ex artikel 7:673 BW en een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW.
Ten aanzien van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging
Deze zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is Zeeman die vergoeding verschuldigd aan [verzoekster] , omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt.
De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
Gelet op artikel 7:672 BW en gegeven het feit dat Zeeman het door [verzoekster] becijferde bedrag niet gemotiveerd heeft betwist, wordt dit bedrag van € 2.592,23 bruto als uitgangspunt genomen en dient Zeeman dit bedrag aan [verzoekster] te betalen.
Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Ten aanzien van de transitievergoeding
Nu een dringende reden voor ontslag ontbreekt en Zeeman geen andere feiten of omstandigheden gesteld die tot het oordeel zouden moeten leiden dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] , is Zeeman aan [verzoekster] de transitievergoeding verschuldigd (artikel 7:673, lid 1 onder a 1 juncto 7:673, lid 7, aanhef en onder c.)
Zeeman heeft de door [verzoekster] gemaakte berekening niet weersproken zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan. Zeeman zal daarom worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 1.944,00 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Ten aanzien van de billijke vergoeding
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op de wetsgeschiedenis is in het kader van artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist, maar is in een geval als bedoeld in dat artikel reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid, als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 heeft opgezegd (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer (zie: Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 7, pag. 91). Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. In de billijke vergoeding kan niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat dit al is verdisconteerd in de transitievergoeding.
De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Er kan wel rekening worden gehouden met de financiële situatie van de werkgever. Daarnaast kan een aanspraak op ten onrechte niet genoten loon worden verdisconteerd in de billijke vergoeding (zie: Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 7, pag. 55 en Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 92).
De kantonrechter zal de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 10.000,00 bruto. Daarbij neemt zij in aanmerking dat Zeeman verwijtbaar heeft gehandeld door zonder een gedegen onderzoek te snel te kiezen voor een ontslag op staande voet. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na de datum van betekening van deze beschikking.