Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiseres] ,
[eiser],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 4 juni 2015 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief van 8 juli 2015 met producties van de zijde van [eisers] ;
- de akte instellen provisionele vordering van [eisers] ;
- het proces-verbaal van de op 15 juli 2015 door de kantonrechter gehouden comparitie van partijen;
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 31 juli 2015 waarbij de zaak is verwezen naar de sector civielrecht;
- de antwoordakte instellen provisionele vordering van Comfort Investment;
- het vonnis van 21 oktober 2015 in het incident en het tussenvonnis in de hoofzaak, waarbij de provisionele vordering is afgewezen en in de hoofdzaak een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de op 22 januari 2016 gehouden comparitie van partijen;
- de bij gelegenheid van de comparitie van partijen door [eisers] in het geding gebrachte akte wijziging/aanvulling van eis.
2.De feiten
3.De vordering
3.3.1. Gedurende meer dan twintig jaar gebruikt [eisers] , althans haar rechtsvoorganger, de tussen het tuinperceel van [eisers] en de openbare weg gelegen uitrit om het tuinperceel te bereiken. Die uitrit bevindt zich op het perceel dat thans van Comfort Investment is. Het onafgebroken gebruik van de strook grond waarop deze uitrit zich bevindt heeft ertoe geleid dat door bevrijdende verjaring een recht van erfdienstbaarheid ten behoeve van [eisers] en ten laste van Comfort Investment is ontstaan. De ondubbelzinnigheid van de bezitsuitoefening van de erfdienstbaarheid blijkt volgens [eisers] uit de situatie ter plaatse, namelijk dat het tuinperceel slechts via de uitrit te bereiken is vanaf de openbare weg.
3.3.2. Comfort Investment heeft de uitrit in strijd met het recht van erfdienstbaarheid afgesloten door daarop paaltjes te plaatsen.
3.3.3. Aan de vordering tot verklaring voor recht dat de erfgrens samenvalt met de feitelijke grens, te weten de kantband en hekwerken, legt [eisers] ten grondslag dat zich sinds 1975 een heg bevindt op de grond van Comfort Investment, naast het huis van [eisers] , met een kleine doorgang tussen dat huis en de heg. Met die heg is sinds 1975 sprake van ondubbelzinning bezit van de strook grond op het perceel van Comfort Investment, tot aan de kantband. Die strook grond is dan ook door bevrijdende verjaring eigendom geworden van [eisers]
4.De beoordeling
5.De beslissing
1861/2053