In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een verzoekster en ASR Schadeverzekering N.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A. Quispel, heeft ASR aansprakelijk gesteld voor schade die zij heeft geleden na een aanrijding op 4 mei 2013. Na een aantal correspondenties en een mondelinge behandeling op 11 mei 2016, heeft de verzoekster verzocht om een deelgeschilprocedure te starten op basis van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verzoekster vorderde onder andere betaling van buitengerechtelijke kosten en een voorschot op de schadevergoeding.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de zaak zich niet leent voor behandeling als deelgeschil. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de verzochte beslissing niet kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, aangezien de partijen al een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten voor een groot deel van de schade. De kantonrechter heeft de verzoekster erop gewezen dat de procedure niet voldoet aan de vereisten van artikel 1019z Rv, dat bepaalt dat een deelgeschilprocedure alleen kan worden gevoerd als deze bijdraagt aan de oplossing van het geschil.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen en de kosten van de procedure aan de zijde van de verzoekster begroot op nihil, omdat de verzoekster en haar gemachtigde wisten dat de zaak niet geschikt was voor een deelgeschilprocedure. De beslissing is genomen door mr. W.J.J. Wetzels en is openbaar uitgesproken.