ECLI:NL:RBROT:2016:4286

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
C/10/16/206 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Geurts – de Veld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van faillissementsverklaring en beoordeling van betalingsverplichtingen van de schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2016 uitspraak gedaan in een verzet tegen een faillissementsverklaring. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.V. den Engelsman, verzocht om vernietiging van het vonnis van 12 april 2016, waarbij hij in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant, ondanks eerdere schulden, zijn betalingsverplichtingen aan de ING-bank en SNS-bank nakomt. De curator meldde dat de debetstand bij ING-bank inmiddels was ingelopen en dat er geen achterstand in de hypothecaire schuld was. De rechtbank oordeelde dat de opposant rechtsgeldig was opgeroepen voor de zitting van 12 april 2016, en dat zijn verweer op dit punt faalde. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een toestand waarin de opposant had opgehouden te betalen, en vernietigde het eerdere vonnis. De kosten van de procedure werden ten laste van de opposant gebracht.

De rechtbank heeft de vordering van de geopposeerde, die de faillietverklaring had aangevraagd, niet betwist gezien en heeft de steunvordering van de gemeente Rotterdam buiten beschouwing gelaten wegens onvoldoende onderbouwing. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de opposant niet failliet is verklaard en dat de curator een vergoeding voor zijn werkzaamheden ontvangt, die eveneens ten laste van de opposant komt. De uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van de betalingscapaciteit van de schuldenaar en de vereisten voor een faillissementsverklaring.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
Insolventienummer [nummer]
VONNIS op het verzoekschrift van:
[naam],
wonende te [adres 1],
[woonplaats],
voorheen handelend onder de naam:
[handelsnaam], gevestigd te [adres 2], [vestigingsplaats],
advocaat mr. M.P.V. den Engelsman
opposant,
strekkende tot vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 12 april 2016, waarbij opposant op verzoek van
ESSENT ENERGIE VERKOOP NEDERLAND B.V., hierna: geopposeerde, in staat van faillissement is verklaard.

1.De procedure

Het verzoekschrift is ter terechtzitting behandeld waarbij zijn verschenen en gehoord:
  • Mr. M.P.V. den Engelsman, advocaat opposant;
  • Mw. Mr. J.M.A. Zandvoort, namens mw. Mr. M.M.H. de Ruijter –van den Brand, advocaat geopposeerde;
  • Mr. O.E. de Witt Wijnen, curator.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De curator heeft op 21 april 2016 verslag uitgebracht en daarin vermeld dat twee crediteuren zich bij hem hebben gemeld; ING-bank, ter zake van een debetstand, en SNS-bank. ING-bank heeft de curator schriftelijk bevestigd dat de debetstand inmiddels is ingelopen. Daarnaast is de curator gebleken van een hypothecaire schuld van opposant aan ING-bank. De curator is niet bekend met de heden ter zitting aangevoerde steunvordering van de gemeente Rotterdam.
Mr. Den Engelsman heeft aangevoerd dat wellicht sprake is geweest van pluraliteit van schuldeisers maar dat daar nu geen sprake meer van is omdat de vordering van ING-bank ter zake van de debetstand is voldaan en dat voor het voldoen van de vordering van SNS-bank, alsmede de faillissementskosten, door opposant een bedrag van € 4.000,00 op de derdengeldrekening van zijn kantoor is gestort. Verder heeft mr. Den Engelsman aangevoerd dat opposant niet voor de zitting van 12 april 2016 is opgeroepen en niet vooraf van die zitting op de hoogte was. De ter zitting aangevoerde steunvordering van de gemeente Rotterdam wordt betwist.
Mw. mr. Zandvoort heeft gesteld dat voor de behandeling van dit verzet de status van opposant op 12 april 2016 van belang is. Op 12 april 2016 had opposant meerdere schuldeisers zodat het faillissement terecht is uitgesproken. Opposant handelt onrechtmatig door de vordering van geopposeerde niet te voldoen. Verder is namens geopposeerde ter zitting mondeling het bestaan van een andere steunvordering gesteld, te weten een vordering van de gemeente Rotterdam ter zake van gemeentelijke belastingen van € 676,67 welke in november 2016 opeisbaar zal worden.
De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat het faillissement voor vernietiging in aanmerking komt.

3.De beoordeling

Bij vonnis van 12 april 2016 is opposant in staat van faillissement verklaard.
Het verzet tegen voornoemd vonnis is tijdig ingesteld. Opposant is ontvankelijk in zijn verzoek.
Ten aanzien van de stelling van opposant dat hij niet voor de zitting van 12 april 2016 is opgeroepen en niet van die zitting af wist, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het griffiedossier is gebleken dat opposant door de griffier van deze rechtbank zowel bij aangetekende als gewone brief van 1 februari 2016 is opgeroepen voor de zitting van 1 maart 2016. Verder is gebleken dat opposant genoemde aangetekende brief niet heeft opgehaald op de afhaallocatie. De behandeling van het verzoek is op 1 maart 2016 aangehouden tot de zitting van 12 april 2016 waartoe opposant bij deurwaardersexploot van 5 april 2016 is opgeroepen. Hieruit volgt dat opposant tijdig en rechtsgeldig voor de zitting van 12 april 2016 is opgeroepen zodat zijn verweer op dit punt faalt.
De vordering van geopposeerde is niet door opposant betwist zodat van het bestaan van die vordering kan worden uitgegaan. Verder is onweersproken gesteld dat de vordering van ING-bank, voor wat betreft de debetstand, is voldaan. De steunvordering van de gemeente Rotterdam ter zake van gemeentelijke belastingen, die door geopposeerde ter zitting mondeling naar voren is gebracht, is onvoldoende door geopposeerde onderbouwd, gelet op de betwisting door opposant. Deze vordering zal bij de verdere beoordeling dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
Resteren twee vorderingen, zoals die de curator thans zijn gebleken: de vordering van SNS-bank, waarvoor (alsmede voor de faillissementskosten) een voorziening is getroffen in die zin dat deze direct na vernietiging van het faillissement zal worden voldaan, en een hypotheekschuld van opposant aan ING. Deze laatste schuld is door opposant niet bestreden.
Uit het vorenstaande volgt op zichzelf dat is voldaan aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers. Ten aanzien van de vordering van SNS-bank, alsmede de faillissementskosten, is de rechtbank echter voldoende gebleken dat deze door opposant kunnen en zullen worden voldaan. Van de hypothecaire schuld is onbetwist gesteld dat geen achterstand in de betaling bestaat. De rechtbank is aldus van oordeel dat het er thans voor moet worden gehouden dat oppossant, behalve de schuld aan geopposeerde, aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat sprake is van een situatie waarbij opposant is komen te verkeren in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen.
Nu gebleken is dat opposant rechtsgeldig is opgeroepen voor de zitting van 12 april 2016, dienen de gevolgen van zijn niet-verschijnen ter zitting van 12 april 2016 voor zijn rekening te komen en dienen de kosten van deze procedure ten laste van opposant te komen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- vernietigt het vonnis van deze rechtbank van 12 april 2016, waarbij opposant in staat van faillissement is verklaard;
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring;
- stelt het salaris van de curator vast op € 2.373,07 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van opposant;
- stelt de verschotten vast op € 94,92 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van opposant.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Geurts – de Veld, rechter, en in aanwezigheid van E.J. van Gruijthuijsen, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2016. [1]