In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2016 uitspraak gedaan in een verzet tegen een faillissementsverklaring. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.V. den Engelsman, verzocht om vernietiging van het vonnis van 12 april 2016, waarbij hij in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant, ondanks eerdere schulden, zijn betalingsverplichtingen aan de ING-bank en SNS-bank nakomt. De curator meldde dat de debetstand bij ING-bank inmiddels was ingelopen en dat er geen achterstand in de hypothecaire schuld was. De rechtbank oordeelde dat de opposant rechtsgeldig was opgeroepen voor de zitting van 12 april 2016, en dat zijn verweer op dit punt faalde. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een toestand waarin de opposant had opgehouden te betalen, en vernietigde het eerdere vonnis. De kosten van de procedure werden ten laste van de opposant gebracht.
De rechtbank heeft de vordering van de geopposeerde, die de faillietverklaring had aangevraagd, niet betwist gezien en heeft de steunvordering van de gemeente Rotterdam buiten beschouwing gelaten wegens onvoldoende onderbouwing. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de opposant niet failliet is verklaard en dat de curator een vergoeding voor zijn werkzaamheden ontvangt, die eveneens ten laste van de opposant komt. De uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van de betalingscapaciteit van de schuldenaar en de vereisten voor een faillissementsverklaring.