Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 22 maart 2012 met producties 1 en 2;
- het herstelexploot van 24 augustus 2012;
- het verstekvonnis van 6 februari 2013;
- de verzetdagvaarding (aan te merken als conclusie van antwoord) van 24 juni 2015 met producties 1 tot en met 7;
- het tussenvonnis in verzet van 19 augustus 2015;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 december 2015, waaruit blijkt dat [eiseres] noch haar advocaat ter comparitie zijn verschenen.
2.De feiten
- € 8.000,00 op de bankrekening van [gedaagde] ;
- € 30.000,00 op de bankrekening van [persoon 1] ;
- € 4.000,00 op de bankrekening van [gedaagde] ;
- € 10.000,00 op bankrekening van [gedaagde] .
3.Het geschil
26 maart 2007 zonder toestemming van [eiseres] diverse overboekingen heeft verricht vanaf de bankrekening van [eiseres] naar haar eigen bankrekening, de bankrekening van haar zus M.G.S. [gedaagde] en naar de bankrekening van haar ex-partner [persoon 1] . Hiermee heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] . Voorts stelt [eiseres] dat sprake is van onverschuldigde betaling.
4.De beoordeling
Beoordeeld moet worden of de verjaring van de vordering van [eiseres] tijdig is gestuit.
artikel 46 Rv aldaar te geschieden. Een exploot dat ten onrechte openbaar is betekend, wordt met nietigheid bedreigd. Nietigverklaring vindt op grond van artikel 66 Rv slechts plaats voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot bestemd is door het gebrek onredelijk is benadeeld.
€ 1.158,00(2 punten x tarief III € 579,00)