ECLI:NL:RBROT:2016:458

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
C/10/480413 / HA ZA 15-756
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet betreffende onrechtmatige daad en onverschuldigde betaling met verjaringseffecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2016 een vonnis in verzet gewezen. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.R. Changoer, had in een eerdere verstekprocedure een vordering ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H. de Bruin, wegens onrechtmatige daad en onverschuldigde betaling. De eiseres stelde dat de gedaagde zonder toestemming van haar diverse overboekingen had verricht vanaf haar bankrekening, wat leidde tot een vordering van € 24.916,64, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank had in het verstekvonnis de vorderingen van de eiseres toegewezen, maar de gedaagde kwam in verzet tegen dit vonnis.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde tijdig en op de juiste wijze verzet had ingesteld. De kern van het geschil was of de vordering van de eiseres was verjaard. De rechtbank stelde vast dat de dagvaarding onterecht openbaar was betekend, omdat de gedaagde een bekende woonplaats had. Hierdoor was de verjaring niet gestuit, en de rechtbank concludeerde dat de vordering van de eiseres op grond van artikel 3:310 lid 1 BW was verjaard. Het verstekvonnis werd vernietigd voor zover het de veroordeling van de gedaagde betrof, en de vorderingen van de eiseres werden afgewezen. De eiseres werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van correcte betekening en de gevolgen van verjaring in civiele procedures. De eiseres werd in de kosten van zowel de verstek- als verzetprocedure verwezen, waarbij de kosten aan de zijde van de gedaagde werden begroot op € 2.129,82.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/480413 / HA ZA 15-756
Vonnis in verzet van 20 januari 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. D.R. Changoer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. P.H. de Bruin.
Partijen zullen hierna ‘ [eiseres] ’ en [gedaagde] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 maart 2012 met producties 1 en 2;
  • het herstelexploot van 24 augustus 2012;
  • het verstekvonnis van 6 februari 2013;
  • de verzetdagvaarding (aan te merken als conclusie van antwoord) van 24 juni 2015 met producties 1 tot en met 7;
  • het tussenvonnis in verzet van 19 augustus 2015;
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 december 2015, waaruit blijkt dat [eiseres] noch haar advocaat ter comparitie zijn verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 22 maart 2007 is een bedrag van € 60.000,00 op de bankrekening van [eiseres] bijgeschreven.
2.2.
Ten gevolge van die bijschrijving konden op 26 maart 2007 de volgende bedragen worden afgeschreven van de bankrekening van [eiseres] :
  • € 8.000,00 op de bankrekening van [gedaagde] ;
  • € 30.000,00 op de bankrekening van [persoon 1] ;
  • € 4.000,00 op de bankrekening van [gedaagde] ;
  • € 10.000,00 op bankrekening van [gedaagde] .
2.3.
De Rabobank heeft een deel van het bedrag van € 60.000,00 gestorneerd. Voor het overige heeft zij een vordering ingesteld jegens [eiseres] . Bij vonnis van 3 december 2008 is [eiseres] (onder meer) veroordeeld om aan de Rabobank een bedrag van € 28.740,99 te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 24.916,64, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 maart 2007 en (hoofdelijke) veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. Zij stelt hiertoe dat [gedaagde] op
26 maart 2007 zonder toestemming van [eiseres] diverse overboekingen heeft verricht vanaf de bankrekening van [eiseres] naar haar eigen bankrekening, de bankrekening van haar zus M.G.S. [gedaagde] en naar de bankrekening van haar ex-partner [persoon 1] . Hiermee heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] . Voorts stelt [eiseres] dat sprake is van onverschuldigde betaling.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [eiseres] toegewezen en is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten (met uitzondering van de kosten van het herstelexploot), aan de zijde van [eiseres] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal (€ 162,35 + € 579,00 + € 73,00 =) € 814,35.
3.3.
[gedaagde] vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [eiseres] alsnog worden afgewezen. Zij betwist dat zij gebruik heeft gemaakt van de bankrekening van [eiseres] of overboekingen heeft verricht vanaf deze bankrekening. Voorts doet [gedaagde] een beroep op verjaring van de vorderingen van [eiseres] . Zij voert aan dat de overboekingen zijn verricht in maart 2007. Pas op 22 maart 2012 heeft [eiseres] een handeling verricht welke de gebeurtenis van 2007 aangaat, namelijk het uitbrengen van de dagvaarding. De dagvaarding kent echter gebreken, zodat de verjaring daarmee niet tijdig is gestuit.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, zodat [gedaagde] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat [eiseres] in de verstekprocedure niet alleen een vordering heeft ingesteld jegens [gedaagde] maar ook jegens [gedaagde] en [persoon 1] . Bij het verstekvonnis zijn de drie gedaagden allen veroordeeld, zij het voor verschillende bedragen en op verschillende grondslagen. Nu alleen [gedaagde] tegen het verstekvonnis in verzet is gekomen, zal de rechtbank hierna alleen de vordering van [eiseres] jegens [gedaagde] behandelen en zal er enkel vonnis worden gewezen tussen [eiseres] en [gedaagde] .
4.3.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] is onder meer in geschil of de vordering van [eiseres] is verjaard.
4.4.
Op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De verjaring van een rechtsvordering wordt, gelet op artikel 3:316 lid 1 BW, gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde, die in de vereiste vorm geschiedt.
Beoordeeld moet worden of de verjaring van de vordering van [eiseres] tijdig is gestuit.
4.5.
[gedaagde] stelt in het kader van haar beroep op verjaring dat de dagvaarding onjuist is betekend, omdat ten onrechte openbaar is betekend terwijl [gedaagde] een bekende woon- of verblijfplaats had. [gedaagde] stelt dat zij sinds februari 2008 woont aan de [adres] te [woonplaats] en sindsdien ook op dat adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Op dit punt overweegt de rechtbank als volgt.
4.6.
Voor openbare betekening zoals geregeld in artikel 54 lid 2 Rv is vereist dat de woonplaats en het werkelijke verblijf van degene voor wie het te betekenen exploot bestemd is, onbekend zijn. Van onbekendheid als bedoeld in artikel 54 lid 2 Rv is sprake indien degene op wiens verzoek een dergelijk exploot wordt gedaan ondanks redelijke onderzoeksinspanningen de woonplaats van de geëxecuteerde niet heeft kunnen achterhalen. Zo nodig zal hij moeten aantonen deze onderzoeksinspanning te hebben verricht. Indien de woon- of verblijfplaats wel bekend is of met redelijke onderzoeksinspanningen, zoals raadpleging van de GBA, kan worden achterhaald, dient betekening op grond van
artikel 46 Rv aldaar te geschieden. Een exploot dat ten onrechte openbaar is betekend, wordt met nietigheid bedreigd. Nietigverklaring vindt op grond van artikel 66 Rv slechts plaats voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot bestemd is door het gebrek onredelijk is benadeeld.
4.7.
[eiseres] is ter gelegenheid van de comparitie niet verschenen en heeft derhalve niet betwist dat [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding een bekende woon- of verblijfplaats had, zodat dit vaststaat. Zowel de dagvaarding als het herstelexploot zijn derhalve ten onrechte openbaar aan [gedaagde] betekend. Gelet op de aard van dit gebrek en de onweersproken stelling van [gedaagde] dat zij pas op 28 mei 2015 (ruim twee jaar na het wijzen van het verstekvonnis) heeft ontdekt dat [eiseres] een vordering jegens haar had ingesteld, is het aannemelijk dat [eiseres] door dit gebrek onredelijk in haar verweer is benadeeld en dienen de dagvaarding en het herstelexploot nietig te worden verklaard. Met het uitbrengen van deze exploten is de verjaring dus niet gestuit.
4.8.
Nu [eiseres] niet is verschenen en dus niet heeft gesteld dat zij stuitingshandelingen heeft verricht, staat daarmee vast dat na bekendwording door [eiseres] met de overboekingen in maart 2007 meer dan vijf jaren zijn verstreken zonder dat de verjaring is gestuit. De vordering van [eiseres] jegens [gedaagde] is derhalve op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaard. Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd voor zover dit de veroordeling van [gedaagde] betreft. De vorderingen van [eiseres] jegens [gedaagde] zullen alsnog worden afgewezen.
4.9.
De overige weren van [gedaagde] behoeven mitsdien geen bespreking meer.
4.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. Nu de dagvaarding van 22 maart 2012 nietig is, komen op grond van artikel 141 Rv ook de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen van [gedaagde] (de kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding) voor rekening van [eiseres] .
In de verstekprocedure worden de door [eiseres] te vergoeden kosten aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil, nu niet gesteld of gebleken is dat zij in die procedure kosten heeft gemaakt. Het verstekvonnis zal worden vernietigd inclusief de daarin opgenomen kostenveroordeling van [gedaagde] , zodat daarmee de grondslag van de nota van € 814,35 die zij heeft ontvangen van het Landelijk Dienstencentrum van de Rechtspraak komt te vervallen.
In de verzetprocedure worden de door [eiseres] te vergoeden kosten aan de zijde van [gedaagde] begroot op:
- verzetdagvaarding € 95,82
- griffierecht € 876,00
- salaris advocaat €
€ 1.158,00(2 punten x tarief III € 579,00)
Totaal € € 2.129,82

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 6 februari 2013 onder zaaknummer / rolnummer C10/480413 / HA ZA 15-756 gewezen verstekvonnis voor zover dit de veroordeling van [gedaagde] betreft, inclusief de kostenveroordeling van [gedaagde] ,
en opnieuw beslissend op de door [eiseres] jegens [gedaagde] ingestelde vorderingen
5.2.
wijst de vorderingen jegens [gedaagde] af,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.129,82,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: 2294/2544