Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding (met producties) van 25 september 2012
- de conclusie van antwoord (met productie)
- het vonnis van 26 februari 2014, waarbij een verschijning van partijen is bevolen
- de zittingsagenda van 20 maart 2014
- de door Gallium c.s. toegezonden producties 5 t/m 10
- het proces-verbaal van de op 25 april 2014 gehouden comparitie van partijen
- de akte na comparitie van UAL (met producties)
- het vonnis van deze rechtbank van 8 april 2015, waarbij de incidentele vordering van Gallium c.s. ex artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is afgewezen
- de conclusie van repliek (met producties)
- de conclusie van dupliek (met producties)
- het verkort proces-verbaal van de op 9 februari 2016 gehouden pleidooien en de daarbij overgelegde producties.
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
- dat UAL is tekortgeschoten in haar verplichting om zorg te dragen voor de zeewaardigheid van het schip, inbegrepen de ladingwaardigheid van de ruimen, door de containers niet goed te stuwen;
- dat deze verplichtingen zgn. ‘overriding obligations’ zijn op grond van artikel III Hague-Visby Rules (HVR), zodat UAL zich niet kan beroepen op de brandexceptie van artikel IV(2b) HVR;
- dat de totale schade US$ 732.448,59 bedraagt en één of meerdere eiseressen actief gelegitimeerd is (zijn) om onder de cognossementen een vordering tot vervangende schadevergoeding in te dienen.
- de vorderingsgerechtigdheid van de eiseressen wordt betwist;
- niet de HVR maar de Amerikaanse “Carriage of Goods by Sea Act of 16 April 1936” (hierna: US Cogsa) is op het onderhavige vervoer van toepassing;
- UAL kan zich met recht beroepen op de brandexceptie van artikel 1304(2)(b) van de US Cogsa;
- er is geen causaal verband aangetoond tussen de stuwage van de reefercontainers en het ontstaan van de brand;
- subsidiair: het maximale bedrag waarvoor UAL aansprakelijk kan worden gehouden is US$ 8.000,-.
4.De beoordeling
internationale bevoegdheid en toepasselijk recht
“that the cargo was delivered in good condition to the carrier`s custody, but was discharged in a damaged condition”.
òfdat zij redelijke zorg heeft aangewend om de schade te voorkomen als de zeewaardigheid van artikel 1303 (1) of de behoorlijke en zorgvuldige stuwage etc van artikel 1303 (2) Cogsa 4.2 in twijfel wordt getrokken.
“that the cargo was delivered in good condition to the carrier`s custody, but was discharged in a damaged condition”. Ook over de mate van beschadiging van de containers met voedingswaren is geen discussie nu UAL de hoogte van de door Gallium c.s. gestelde schade niet betwist.
ookaan te tonen dat zij redelijke zorg voor de zeewaardigheid van het schip en voor de lading heeft betracht overeenkomstig artikel 1303 (1) en (2) van de US Cogsa, nu Gallium c.s. in twijfel trekken dat UAL is tekortgeschoten in haar verplichting om zorg te dragen voor de zeewaardigheid van het schip, inbegrepen de ladingwaardigheid van de ruimen, door de containers onzorgvuldig en zelfs onzeewaardig te stuwen.
actual fault or privity of the carrier’ als bedoeld in artikel 1304 (2) US Cogsa (vgl. voor zelfs het Ninth Circuit de uitspraak inzake de
Damodar(903 F.2d 675, 1990 AMC 1544, 9th Cir. 1990). De rechtbank zal bespreken of de door Gallium c.s. gestelde onzeewaardigheid de brand heeft veroorzaakt.
nietis gebleken dat onzeewaardigheid (waaronder begrepen ladingongeschiktheid) de oorzaak is van de brand. In een dergelijk geval vereist de US Cogsa recht niet dat (door de vervoerder) wordt bewezen dat voldoende zorg voor de zeewaardigheid en lading is betracht en komt UAL een beroep toe op de brandexceptie van artikel 1304 (2)(b) US Cogsa.
14.190,00(5,5 punten × tarief € 2.580,00)