Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2016 in de zaak tussen
[eiseres] , te Alblasserdam, eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Bij besluit van 3 maart 2015 heeft verweerder na één jaar arbeidsongeschiktheid de ZW-uitkering van werknemer voortgezet. Een bezwaar hiertegen van eiseres is bij besluit van 21 april 2015 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eerste ziektedag op basis waarvan de uitkering wordt verstrekt 23 december 2013 is gelegen voor het tijdstip waarop werknemer in dienst kwam bij eiseres.
Het gegeven dat een werknemer al een ZW-uitkering ontving bij aanvang van een nieuw dienstverband houdt volgens verweerder niet in dat er geen tweede of derde ZW-uitkering kan worden toegekend. Per arbeidsverhouding moet worden beoordeeld of er sprake is van verzekeringsplicht. Of er sprake is van verzekeringsplicht wordt beoordeeld op basis van alle feiten en omstandigheden van de arbeidsovereenkomst. Verweerder is van mening dat door de fase 1/2-uitzendovereenkomst met eiseres er voor werknemer een nieuwe verzekering is ontstaan, waaruit zelfstandig rechten zijn ontstaan.
Nu werknemer de werkzaamheden bij eiseres van 4 (lees 5) augustus 2015 tot en met 15 november 2014 heeft verricht, ruim drie maanden, en eiseres niet te kennen heeft gegeven dat sprake is geweest van minder of onvoldoende functioneren kan volgens verweerder niet gesproken worden van een mislukte werkhervatting.
Gelet hierop handhaaft eiseres het standpunt dat er wel sprake van een mislukte werkhervatting.
Verweerder heeft zelf geen onderzoek gedaan naar het al dan niet geschikt zijn van werknemer voor het werk van pijpfitter zoals dat is verricht bij eiseres. Verweerder is er op basis van de verklaringen van werknemer vanuit gegaan dat het werk bij eiseres door andere werkomstandigheden ander werk was dan het “eigen” werk bij [werkgever 1] . Werknemer werkte in een loods, en niet meer op locatie, hoefde geen tilwerk te verrichten en van overwerk, in ieder geval in het begin, was geen sprake.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aangetoond dat deze meest kenmerkende functiebelasting in het werk bij eiseres niet aan de orde was.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 14 januari 2015, ook uitgebracht ten behoeve van de eerstejaars-ziektebeoordeling, mede op basis van informatie uit 2013 van een behandelend chirurg (: diagnose CMC1 artrose rechts ) en eigen onderzoek in januari 2015 geobjectiveerde beperkingen vastgesteld aan de rechterduim, knijpen en hanteren van zwaar gereedschap. Gezien het handbelastend werk van werknemer en de geobjectiveerde afwijkingen is hij niet geschikt voor het werk, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De door eiseres ingeschakelde medisch adviseur [H] heeft in zijn rapport van 10 september 2015 vermeld dat werknemer in ieder geval vanaf januari 2012 bekend is met slijtage van de rechterduim. Vanaf 12 november 2012 werd werknemer arbeidsongeschikt beschouwd. Ondanks dat hij niet hersteld is verklaard voor het werk als pijpfitter is hij in maart 2013 weer gaan werken als pijpfitter en is vervolgens op 23 december 2013 weer uitgevallen. Daarna is hij, aldus de medische adviseur, met ingang van 4 augustus 2014 gaan werken in een lichtere, aangepaste functie van pijpfitter. Helaas bleek dat werk ook te zwaar. Betrokkene heeft klachten van slijtage. Deze klachten worden in het algemeen in de loop der jaren slechter en niet beter.
Het bestreden besluit is dan ook niet deugdelijk gemotiveerd en aldus genomen in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien nu het een beslissing op het bezwaar van werknemer tegen een schorsing van zijn uitkering betreft. Wel zal zij verweerder, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder b. onder b, een termijn stellen voor het nemen van een nieuw besluit, met inachtneming van deze uitspraak, op het bezwaar van werknemer en zo nodig een nieuwe besluit te nemen ten aanzien van de uitkering van werknemer.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 331,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.483,65, te betalen aan eiseres.