2.7.Bij het e-mailbericht van 20 mei 2016 van NVWA, dat strekt tot het niet geven van toestemming tot een verdergaande houdbaarheidsverlenging, is overwogen dat uit de gegevens een erg grote spreiding in groeipotentie in één batch blijkt, dat deze constatering over grote spreiding in groeipotentie eerder is gemaakt, dat er kennelijk onvoldoende verbetering van procesbeheersing is terwijl die essentieel is voor de voedselveiligheid van alle gerookte zalmproducten en dat van verzoekster geen motivatie is ontvangen waarin wordt ingegaan op de overwegingen om de vorige challengetesten af te breken, welke challengetest voorwaarde was voor de vorige instemming.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder de bevoegdheidsgrondslag van het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 54, tweede lid, onderdeel b (lees: onderdelen b en c), van (EG) nr. 882/2004 gelezen in samenhang met artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, onder 3° (lees: onder 2° en 3°), van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Gelet hierop is verweerder het bevoegde bestuursorgaan. Het bestreden besluit is ook namens verweerder genomen door NVWA. Omdat het e-mailbericht van NVWA van 23 februari 2016 voorziet in een verlenging van de houdbaarheidstermijn waaronder de visserijproducten van verzoekster in Nederland in de handel mogen worden gebracht, maar die termijn nog steeds beperkingen tot het in en buiten Nederland in de handel kunnen brengen van visserijproducten oplevert, is dit bericht aan te merken als een besluit tot wijziging van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter zal dit e-mailbericht toerekenen aan verweerder, zodat dit e-mailbericht kwalificeert als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb waartegen het bezwaar en het verzoek tevens zijn gericht, omdat verzoekster daar een belang bij heeft nu het bericht niet voorziet in de toestemming tot het in de handel brengen van de visserijproducten onder de iets langere houdbaarheidstermijn van 19 dagen (dan wel – met het oog op export – 21 dagen, zoals ter zitting is aangevoerd), die verzoekster heeft verzocht. Omdat het verzoek om verlenging van die termijn is afgewezen met het e-mailbericht van 20 mei 2016 zal de voorzieningenrechter ook dit bericht toerekenen aan verweerder als zijnde een weigering om de voornoemde beperking op te heffen. Overeenkomstig artikel 6:19 van de Awb zal de voorzieningenrechter ook die beslissing in haar beoordeling betrekken.
4. De voorzieningenrechter ziet voldoende aanleiding om van spoedeisendheid uit te gaan, reeds omdat ter zitting onweersproken door verzoekster is gesteld dat het slechts toestaan van kortere houdbaarheidstermijnen dan 19 dagen met zich brengt dat zij haar producten niet meer kan exporteren, terwijl zij voor het grootste deel van haar inkomsten en – daardoor – voor haar voortbestaan afhankelijk is van export.
5. Verzoekster betoogt dat niet is gebleken dat haar HACCP-plan niet voldoet. Volgens verzoekster stelt verweerder met het bestreden besluit hogere eisen stelt dan het Interpretatiedocument voorschrijft, waardoor een aantal challengetesten van verzoekster ten onrechte bij de audits door NVWA terzijde zijn gesteld. Volgens verzoekster is het niet aan NVWA om te bepalen wat de receptuur dient te zijn van het product, maar is dat een keuze voor verzoekster, waarbij geldt dat verzoekster dan bijpassende challengetesten dient te verrichten. Verzoekster stelt dat de laatste challengetesten laten zien dat in het meest negatieve scenario (grote spreiding, hoge Aw en pH waarden en laag zoutgehalte) de kans dat na 19 dagen een overschrijding van het criterium van 100 kve/g niet aannemelijk is. De grote variatie in uitkomsten van de challengetesten duiden volgens verzoekster niet op onvoldoende procesbeheersing, maar op natuurlijke verschillen van het product. Verzoekster heeft verder aangevoerd dat de houdbaarheidstermijn van vijf dagen arbitrair is. De termijn van vijf dagen is namelijk een hulpmiddel voor het indelen van bepaalde levensmiddelen in de levensmiddelencategorieën 1.2 en 1.3 in Bijlage I bij Verordening (EG) 2073/2005. Volgens verzoekster is het niet zinvol om testen te doen op producten die bewaard worden op een temperatuur van 12 ºC, omdat algemeen bekend is dat in Europa inmiddels koelproducten worden bewaard op aanzienlijke lagere temperaturen, ook door consumenten. Als bewijs daarvan is een challengetest uit het Verenigd Koninkrijk overgelegd ter zake van gerookte zalm voor de Italiaanse markt. Bovendien wordt op de verpakking van de producten van verzoekster een maximale bewaartemperatuur van 7 ºC voorgeschreven, waaraan ook consumenten zich dienen te houden. Daarom dient de langere houdbaarheidstermijn ook voor de exportproducten van verzoekster te gelden. Verzoekster heeft voorts gesteld dat wanneer de challengetesten niet voldoen dat dan teruggevallen moet worden op de controle af fabriek, waarbij een bemonsteringschema geldt van 5 deelmonsters, met een grenswaarde van afwezigheid van Listeria monocytogenes in 25 g. Ten onrechte stelt NVWA dan toch weer de eis dat verzoekster tot tevredenheid van NVWA kan aantonen dat het in de handel gebrachte product gedurende de hele houdbaarheidstermijn aan de grenswaarde van 100 kve/g zal voldoen. Volgens verzoekster geldt deze controle af fabriek-norm eerst als niet is voldaan aan de norm van 100 kve/g gedurende de hele houdbaarheidstermijn en kan in dat geval niet meer worden teruggegrepen op de norm van 100 kve/g gedurende de hele houdbaarheidstermijn. Verzoekster stelt voorts dat zij ten onrechte niet eerst is gewaarschuwd. En ten slotte heeft zij ter zitting aangevoerd dat een minder vergaande maatregel voldoende effectief kan zijn met het oog op de volksgezondheid, namelijk door een langere houdbaarheidstermijn te vergunnen en de producten te controleren bij “af fabriek” aan de hand van een zogenoemde “positive release”, daarbij doelend op de bemonstering aan de hand van het criterium van 5 deelmonsters, met een grenswaarde van afwezigheid van Listeria monocytogenes in 25 g.
6. De voorzieningenrechter zal zich eerst buigen over de vraag of NVWA tot het oordeel heeft kunnen komen dat verzoekster niet voldeed aan artikel 5, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 852/2004 en artikel 3 van Verordening (EG) 2073/2005 en de bijlagen bij laatstgenoemde verordening.
7. Niet in geschil is dat verzoekster met betrekking tot door haar geproduceerde visserijproducten te exporteren geen challengetesten heeft verricht waarin een bewaartemperatuur van 12 ºC is aangehouden. NVWA heeft ter zitting aangegeven dat zij bij de beoordeling van de challengetesten het Technical guidance document tot uitgangspunt neemt dat voor de Nederlandse markt afdoende is aangetoond dat de bewaartemperatuur lager ligt, maar dat dit niet geldt voor andere landen binnen de Europese Unie (EU) en dat verzoekster daarom bij haar challengetesten uit zal moeten gaan van een door consumenten in het buitenland te hanteren bewaartemperatuur van 12 ºC. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft NVWA zich zonder enige rechtsregel te schenden kunnen baseren op het Technical guidance document dat in juni 2014 door het
EU Referentielaboratorium (EU RL) voor Listeria monocytogenes in samenwerking met Nationale Referentie Laboratoria is opgesteld. Hetgeen verzoekster op haar verpakking over de bewaartemperatuur heeft vermeld kan hier niet aan afdoen. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat het op de weg van verzoekster ligt aan de hand van verifieerbare data aan te tonen dat voor andere landen ook geldt dat consumenten feitelijk hun producten bewaren op een lagere bewaartemperatuur van 7 of 8 ºC. Het overleggen van een challengetest uit het Verenigd Koninkrijk waarin is uitgegaan van een bewaartemperatuur van 8 ºC ter zake van gerookte zalm voor de Italiaanse markt is gelet op meergenoemde leidraad onvoldoende om af te kunnen wijken van een bewaartemperatuur van 12 ºC. Reeds hieruit volgt dat verzoekster voor wat betreft haar exportproducten niet tot tevredenheid van NVWA heeft kunnen aantonen dat het product gedurende de hele houdbaarheidstermijn aan de grenswaarde van 100 kve/g Listeria monocytogenes zal voldoen.
8. Daar komt bij dat NVWA ten aanzien van alle challengetesten het standpunt heeft ingenomen dat de spreiding van Listeria monocytogenes onder batches zodanig groot is dat aannemelijk is dat visserijproducten voor de gehele duur van de houdbaarheid zullen voldoen aan de grenswaarde van 100 kve/g Listeria monocytogenes. Ten aanzien van een aantal challengetesten heeft NVWA voorts bij de audit van 10 februari 2016 vastgesteld dat uit Bijlage V van de desbetreffende studie bleek dat een of meer batches bij aanvang van de test een Aw-waarde hadden die niet aan deze specificatie voldeed, wat deze testen ongeschikt maakt. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verweerder in het kader van deze beoordeling ten nadele van verzoekster is afgeweken van het Interpretatiedocument.
9. Omdat gelet op de stukken – waaronder de schriftelijke waarschuwing van 29 oktober 2015 – en het verhandelde ter zitting volgt dat de gerookte zalm niet dagelijks (elke partij) werd onderzocht (aan de hand van het criterium afwezigheid van Listeria monocytogenes in 25 gram af fabriek volgens het schema n=5 c=0) en bovendien in door NVWA genomen monsters in de fabriek van verzoekster en monsters van producten van verzoekster die in schappen van een supermarkt lagen is vastgesteld dat die Listeria monocytogenes bevatten, staat naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter voorts genoegzaam vast dat verzoekster evenmin heeft voldaan aan de alternatieve eis van een bemonsteringschema van 5 deelmonsters, met een grenswaarde van afwezigheid van Listeria monocytogenes in 25 g, voor producten voordat zij de directe controle van verzoekster, hebben verlaten.
10. Uit het voorgaande volgt dat verzoekster in gebreke was bovengenoemde bepalingen na te leven, zodat verweerder bevoegd was een of meer maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EG) nr. 882/2004. Met betrekking tot de wijze waarop verweerder van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt overweegt de voorzieningenrechter op grond van wat partijen hebben aangevoerd als volgt.
11. De stelling van verzoekster dat verweerder haar eerst een waarschuwing had moeten geven alvorens toepassing te geven aan 54 van Verordening (EG) nr. 882/2004 faalt reeds bij gebrek aan een feitelijke grondslag. Voorafgaand aan het bestreden besluit heeft NVWA immers op 29 oktober 2015 een schriftelijk waarschuwing uitgebracht, terwijl het bestreden besluit is gebaseerd op de resultaten van een inspectiebezoek op 10 februari 2016 na die eerdere waarschuwing. De stelling dat het bestreden besluit, zoals aangepast bij
e-mailbericht van 23 februari 2016 uitgaat van willekeurige houdbaarheidsdata en disproportioneel is volgt de voorzieningenrechter evenmin. De houdbaarheidstermijn van (uiterlijk) vijf dagen waarin het bestreden besluit voorziet – en die gelet op het e-mailbericht van 23 februari 2016 – uitsluitend nog ziet op de exportproducten van verzoekster acht de voorzieningenrechter mede gelet op het Interpretatiedocument niet zodanig willekeurig dat verweerder niet zou mogen uitgaan van een dergelijke termijn. Omdat niet in geschil is dat de kans op de ontwikkeling van Listeria monocytogenes kleiner is naarmate het product korter wordt bewaard, gaat verweerder er van uit dat kant-en-klare levensmiddelen met een kortere bewaartermijn dan vijf dagen niet als voedingsbodem voor Listeria monocytogenes kunnen dienen. De 17 dagen voor de binnenlandse markt is vervolgens vastgesteld aan de hand van de door verzoekster zelf aangeleverde gegevens. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder ook met e-mailbericht van 20 mei 2016 het verzoek om verlenging tot 19 dagen, wat ter zitting is uitgebreid tot 21 dagen, kunnen afwijzen. Hoewel het in beginsel aan verzoekster is om de visserijproducten te bewerken tot een eindproduct, heeft wel te gelden dat zij tot genoegen van NVWA zal moeten voldoen aan de microbiologische criteria voor levensmiddeleneisen die Verordening (EG) 2073/2005 stelt. Omdat gebleken is dat verzoekster daar herhaaldelijk niet aan voldeed, NVWA verzoekster vervolgens had gesuggereerd over te gaan tot modellering van de studies om de simultane groei van Listeria monocytogenes in gekoelde visserijproducten te voorspellen naar het Deense model, verzoekster dit aanvankelijk heeft opgevolgd en haar daarom bij het in de handel brengen van haar producten voor de Nederlandse markt een langere houdbaarheidstermijn is vergund, onder de voorwaarde dat wel challengetesten zouden worden uitgevoerd, is het eenzijdig afbreken van die testen in verband met een nieuw receptuur een gedraging die voor rekening en risico van verzoekster dient te komen. Daar komt nog bij dat NVWA ook de nieuwste challengetesten vanwege de grote spreiding onvoldoende achtte. Het betoog ter zitting dat het alsnog hanteren van het vereiste van een zogenoemde “positive release” een afdoende waarborg vormt is van de zijde van verweerder ter zitting voldoende weerlegd. De beperkte bemonstering die dan zal plaatshebben op grote partijen visserijproducten “af fabriek” levert gelet op de resultaten van eerdere onderzoeken door NVWA volgens verweerder te grote gevaren op voor de volksgezondheid.
12. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter niet in dat verweerder verzoekster langere houdbaarheidstermijnen dient te vergunnen. Het verzoek om voorlopige voorziening zal dan ook worden afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.