2.6.Op 19 augustus 2014 heeft het hof arrest gewezen (hierna: het arrest). Daarbij heeft zij het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, onder meer op basis van de volgende overwegingen:
“6.
(…) Met juistheid stelt KlokOntwikkeling dat zij vrij was om een project om haar moverende redenen af te wijzen. (…)
7. Anders dan KlokOntwikkeling heeft gesteld, is niet in de overeenkomst te lezen dat Vetus pas aan haar verplichting heeft voldaan wanneer een door haar aangeboden compensatieproject met de overeengekomen omvang ook door KlokOntwikkeling zou zijn geaccepteerd. Dit volgt evenmin uit de laatste zin van artikel 26 van de overeenkomst of uit de daarvóór staande bepaling “Afwijzing ontslaat opdrachtgever niet van de aanbiedingsplicht als hierboven omschreven”. Daarmee is immers niets meer of anders gezegd dan dat Vetus gedurende de periode in geding, van 17 december 2007 tot 17 december 2009, gehouden was projecten aan te bieden totdat een project, waarmee KlokOntwikkeling in de positie werd gebracht waarin zij zou hebben verkeerd indien zij haar grondpositie niet zou hebben afgestaan, was geaccepteerd. (…)
8. Op dit punt acht het hof het van belang dat de door KlokOntwikkeling voorgestane uitleg van artikel 26 zou leiden tot het door haar genoemde gevolg, dat een verval van haar mogelijkheid om naleving te vorderen van de geldelijke compensatie van € 300.000,= zich vrijwel nooit zou voordoen. Nu dit er op neer zou komen dat KlokOntwikkeling recht zou hebben op de geldelijke compensatie zelfs indien Vetus binnen de termijn één of meerdere projecten had aangeboden die aan de voorwaarden voldeden, had KlokOntwikkeling, zeker tegen de hiervoor vermelde achtergrond en de economische situatie van 2006, meer feiten en omstandigheden moeten stellen dan zij heeft gedaan om tot de conclusie te kunnen komen dat het KlokOntwikkeling naar de bedoeling van partijen vrij stond te kiezen tussen het accepteren van een compensatieproject of het incasseren van € 300.000,=. Nu KlokOntwikkeling deze feiten en omstandigheden niet heeft gesteld, moet het hof het ervoor houden dat, zoals Vetus heeft aangevoerd, partijen de verplichting tot betaling van voormeld bedrag als een alternatieve verbintenis hebben bedoeld overeen te komen.
9. Het vorenstaande brengt mee dat KlokOntwikkeling niet in de door haar voorgestane uitleg van artikel 26 van de overeenkomst kan worden gevolgd, inhoudende dat Vetus een bedrag van € 300.000,= exclusief BTW verschuldigd zou worden enkel door een niet akkoord gaan met de aanbiedingen van Vetus. Als uitgangspunt heeft derhalve te gelden dat op Vetus primair de verplichting rustte tijdig compensatieprojecten aan te bieden die aan de hiervoor vermelde voorwaarden voldeden, derhalve in beginsel twee jaar na oplevering van het bouwwerk. Deze periode eindigde behoudens verlenging van de termijn, twee jaar na datum waarop de bouwmarkt werd opgeleverd, derhalve op 17 december 2009.
(…)
14. Indien KlokOntwikkeling heeft willen betogen dat zij aan Vetus op 4 maart 2010 op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid geen nadere termijn voor nakoming behoefde te geven, gaat het hof ook daaraan voorbij. De aanvankelijk voor de voldoening bepaalde termijn voor nakoming was immers verlengd en een nieuwe einddatum zou in onderling overleg worden vastgesteld. Het enkele tijdsverloop sinds 17 december 2009 is onvoldoende om tot de conclusie te kunnen komen dat KlokOntwikkeling eenzijdig de datum van 4 maart 2010 als een fatale termijn heeft kunnen bepalen.
15. KlokOntwikkeling is in hoger beroep weliswaar uitgegaan van een op 1 januari 2011 te bepalen eindtermijn, dan wel op 27 augustus 2012 als de door partijen in onderling overleg bepaalde termijn waarbinnen Vetus kon voldoen aan haar aanbiedingsplicht, doch daarbij heeft KlokOntwikkeling haar in eerste aanleg ingenomen standpunt gehandhaafd, inhoudende dat de betalingsverplichting van Vetus op 4 maart 2010 was ontstaan en dat zij Vetus na 4 maart 2010 onverplicht in de gelegenheid heeft gesteld “de kwestie alsnog met behulp van een compensatieproject op te lossen”.
16. Op dit punt overweegt het hof als volgt. Het stond KlokOntwikkeling weliswaar vrij Vetus tot 27 augustus 2012 de gelegenheid te bieden compensatieprojecten aan te bieden, maar daaruit volgt niet dat Vetus verplicht is het bedrag van € 300.000,= exclusief BTW te betalen doordat KlokOntwikkeling ook na 4 maart 2010 geen enkel compensatieproject heeft geaccepteerd. Nu van een voor voldoening bepaalde termijn geen sprake is en evenmin is gebleken dat KlokOntwikkeling aan Vetus een redelijke termijn heeft gegund om alsnog na te komen, is, daar nakoming door Vetus niet blijvend onmogelijk was, aan de vereisten voor het ontstaan van een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding niet voldaan. Het hof komt derhalve niet toe aan de stelling van KlokOntwikkeling dat de rechtbank met toepassing van artikel 6:248 BW een einddatum voor het aanbieden van een compensatieproject had moeten vaststellen en evenmin aan het verzoek aan het hof een dergelijke datum vast te stellen.
17. De grieven in het principale appel 1 tot en met 1 falen. De grief in het incidentele appel slaagt in zoverre dat Vetus in haar standpunt kan worden gevolgd dat KlokOntwikkeling niet heeft kunnen volstaan met het enkel afwijzen van de door Vetus aangeboden projecten. Dit leidt echter niet tot toewijzing van de door Vetus gevorderde verklaring voor recht dat Vetus aan haar verplichtingen uit de reciprociteitsafspraak heeft voldaan. Nu uit het hiervoor overwogene volgt dat voor een vervangende schadevergoeding geen plaats is, heeft Vetus daarbij ook geen rechtens te respecteren belang.”