Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1]
[gedaagde 2],
1.Het verloop van de procedure
- het inleidend exploot van dagvaarding van 17 november 2015 met producties;
- het schriftelijk antwoord;
- het tussenvonnis van 14 december 2015 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de door Havensteder ten behoeve van de comparitie ingestuurde stukken;
- het proces-verbaal van de op 22 april 2016 gehouden comparitie van partijen, met daaraan gehecht diverse uitspraken van de kantonrechter en de Huurcommissie die zien op dit geschil;
- de akte na comparitie van Havensteder;
- de schriftelijke reactie van de huurders.
2.De vaststaande feiten
3.De stellingen van partijen
4.De beoordeling van het geschil
uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel(onderstreping door kantonrechter). Het gaat er aldus om dat de Huurcommissie zich moet uitspreken over de redelijkheid van het voorstel tot het verlagen van de huurprijs. De Huurcommissie spreekt zich, gelet op de tekst van de wet, niet uit over de vraag of de in het voorstel genoemde huurprijs juist is. Het oordeel van de Huurcommissie strekt zich dus niet uit over de vraag of de huurprijs, waarvan verlaging wordt gevraagd, juist is. Dit betekent dat de beslissing van de huurcommissie onder IV punt 2 in de uitspraak van 3 april 2014, niet bindend is wanneer komt vast te staan dat deze huurprijs op onjuiste wijze in deze uitspraak terecht is gekomen.
5.De beslissing
donderdag 4 augustus 2016 om 15.30 uurvoor het nemen van een akte als bedoeld in rechtsoverweging 4.8. aan de zijde van Havensteder;