1.3Uit bovenstaande bevindingen bleek de toezichthouders dat de exploitant niet of onvoldoende had voldaan aan de verplichting tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod in de horeca-inrichting, hetgeen een overtreding is van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Tabakswet. Verweerder heeft op 18 juni 2015 een voornemen kenbaar gemaakt om een boete op te leggen. Eiser heeft per e-mail van 24 juni 2015 een zienswijze ingediend, waarbij hij ook videobeelden heeft overgelegd. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser een bestuurlijke boete opgelegd, rekening houdend met twee eerdere overtredingen binnen drie jaar.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze boete gehandhaafd.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij telefonisch contact heeft opgenomen met verweerder en dat hem toen is medegedeeld dat de inspectie op 17 mei 2015 heeft plaatsgevonden om 1.30 uur. Gelet daarop heeft hij verweerder camerabeelden getoond vanaf het tijdstip 1.30 uur. Nu wordt gesteld dat men omstreeks 1.22 uur binnen zou zijn gekomen. Eiser is van mening dat die paar minuten geen verschil maken als er camerabeelden zijn van beide ruimtes die 20 minuten duurden en waarop is te zien dat niemand rookte. Als de controleur wel mensen heeft zien roken wil eiser daarvan graag bewijs zien. [naam] van de inspectie heeft de beelden gezien en heeft hem medegedeeld dat er beleid is en dat zij op de camerabeelden ook geen rokende personen heeft gezien. Zij verbaast zich dan ook over het besluit van verweerder om een boete op te leggen, aldus eiser. Verder stelt eiser dat zijn onderneming niet goed loopt. Hij heeft liquiditeitsproblemen en kan zijn kortlopende schulden bijna niet meer betalen. Hij heeft verweerder daarom gevraagd de boete in delen te mogen betalen. Verweerder is echter van mening dat hij het totaalbedrag in één keer moet betalen. Voorts is eiser van mening dat de boete ten onrechte niet is gematigd.
4. In artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Tabakswet is bepaald dat in geval van een horeca-inrichting de exploitant van die horeca-inrichting verplicht is tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod.
In artikel 11b, eerste lid, van de Tabakswet is bepaald, voor zover hier bepaald, dat de Minister een bestuurlijke boete kan opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 10.
Op grond van het tweede lid wordt de hoogte van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage.
In artikel 11c, eerste lid, van de Tabakswet is bepaald dat de bijlage bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag bepaalt van de deswege op te leggen bestuurlijke boete.
Op grond van de Bijlage, zoals deze gold ten tijde hier van belang, vallen onder categorie C overtredingen met betrekking tot het treffen van maatregelen die voorkomen dat overlast of hinder wordt ondervonden van het roken door anderen (rookverbod), waaronder artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet. Op grond van deze categorie worden overtredingen bestraft met een bestuurlijke boete van € 600,00. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 1.200,00 indien degene aan wie de overtreding kan worden toegerekend voor een soortgelijke overtreding eerder is beboet en er nog geen twee jaar zijn verlopen sinds die eerdere bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden. Dit bedrag wordt verhoogd tot € 2.400,00, wanneer binnen drie jaar na het onherroepelijk zijn van de bestuurlijke boete op de eerste overtreding dezelfde overtreding voor de derde keer wordt begaan.
5. De rechtbank stelt bij haar beoordeling ambtshalve voorop dat in plaats van artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet tot 1 januari 2015 artikel 11a van de Tabakswet bestond. Artikel 11a van de Tabakswet is per 1 januari 2015 vervallen, en per die datum is in artikel 10 van de Tabakswet een algeheel rookverbod voor werkgevers en exploitanten van horeca-inrichtingen opgenomen. De bijlage bij de Tabakswet was echter ten tijde hier van belang nog niet aangepast. Dit is een klaarblijkelijke omissie van de wetgever. Omdat blijkens die ongewijzigde bijlage zowel de overtredingen van artikel 10 als artikel 11a van de Tabakswet (categorie C-gedragingen) worden bedreigd met een bestuurlijke boete van € 2.400,- bij een derde overtreding binnen drie jaar, is geen sprake van wetgeving die per 1 januari 2015 met betrekking tot de strafwaardigheid of de strafmaat ten gunste van eiser is gewijzigd. Daar komt bij dat met ingang van 1 juli 2015 het wettelijke boetemaximum in artikel 11b van de Tabakswet is verhoogd en met ingang van 20 mei 2016 de bijlage van de Tabakswet is aangepast, welke aanpassing onder meer de hiervoor geconstateerde omissie heeft verholpen. De rechtbank zal daarom uitgaan van de toepasselijkheid van het boetetarief van € 2.400,-.